De Gids. Jaargang 113
(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 374]
| |
Emmy van Lokhorst
| |
[pagina 375]
| |
De wilde Pegeen ontbrandt in haat, zoals zij eerst van liefde gloeide, en zij werpt de gewaande held de strop om de nek, teneinde hem aan zijn rechters uit te leveren. Hij weet zich te bevrijden, en zijn vader duidelijk te maken, dat voortaan hij, de zoon, de baas zal zijn, want hij is nu man geworden, en het aureool van vrijheidsheld zal hem niet meer verlaten, maar bezongen worden tot in lengte van dagen. Dit nationale blijspel van Ierland heeft de Meester ons voorgezet in de Vlaamse vertaling van Jonckheere, uitgaande van de aanvaardbare overweging, dat deze ruige boerentaal, deze fantasie en ongebreidelde vitaliteit in het Hollands niet zou overtuigen. Toch was ook aan deze oplossing een zeer groot bezwaar verbonden: onze acteurs, met uitzondering van Magda Janssens en Gobau, spreken nu eenmaal geen Vlaams, en al deden zij nog zo hun best, de waarlijk prachtige vertaling van Jonckheere niet te mishandelen, het bleef een raar koeterwalen wat wij hoorden. Daardoor maakte het Breugheliaanse stuk soms een geschminkte indruk en kon de toeschouwer zich niet steeds gewonnen geven aan de kleurige schoonheid van de op vele punten fraaie vertoning. Henk Rigters bezit niet voldoende daemonie, om deze rijkgeschakeerde figuur van de held uit te beelden. Dat de wilde Pegeen bij deze schamele opschepper in laaiende liefde ontbrandt, wil er bij de toeschouwer niet in. Hij was te bleek, te tam tegenover de donkere hartstocht van de fiere herbergiersdochter. Uitstekend was Lucas Wensing als Flaherty, de dronken herbergier, die door het liefdespaar overeind gehesen moet worden, om de vaderlijke zegen te geven. Gobau maakte een indrukwekkende figuur van de gewonde vader, die aan het slot de mislukte held als zijn zoon aanvaardt. Maar de ontdekking van deze voorstelling was voor mij Lous Hensen, de ontembare Pegeen, met haar zwarte gloeiende ogen, haar voortdurenddynamisch leven, in elk gebaar de kracht van de hartstocht suggererend. Dat was spel van kaliber, Synge waardig.
Na de Drie Zusters heeft ons toneel een nieuwe grote emotie beleefd: Arthur Miller's Death of a Salesman. De Wageningse studenten hadden de primeur van dit stuk, dat in April zowel door het Amsterdams Toneelgezelschap als door Comedia in verschillende vertaling werd gebracht.Ga naar voetnoot1 De dood van een handelsreiziger heeft in beide gezelschappen bewezen, een stuk van ongewone diepgang te zijn, dat machtig aangrijpt. Miller | |
[pagina 376]
| |
schreef in 1947 zijn All my sons, dat toen reeds aandacht voor deze Amerikaanse journalist vroeg, maar met Death of a Salesman heeft Miller voorgoed zijn naam gevestigd, als de schrijver van een stuk dat voor onze tijd van intrinsieke betekenis is, terwijl hij tevens met de bouw en de ontwikkeling van het gegeven een vernieuwer van het toneel blijkt te zijn; zowel naar vorm als naar inhoud is deze tragedie vermetel en sterk, onaantastbaar van gecompliceerde eenvoud, met de simpelste middelen de quintessence van onze tijd weerspiegelend. Daar staat het huis van Willy Loman, de handelsreiziger, die een buitenhuis dacht te gaan bezitten. Zoals alles in Amerika is het een huis op afbetaling en 25 jaar zwoegt en slooft hij om het huis zijn eigendom te kunnen gaan noemen. Doodmoe sjokt de 60-jarige afgewerkte handelsreiziger met zijn zware koffers naar huis; hij durft de laatste tijd bijna niet meer in zijn auto de reizen voor de firma te maken, hij kan er zijn gedachten niet bij houden; eens heeft hij bijna een kind doodgereden. Pensioen heeft hij niet, nooit heeft hij genoeg verdiend, om voor zijn oude dag te zorgen. Hij weet, dat hij voor de ineenstorting staat, want zijn twee zoons werden mislukkelingen. Happy is een vrouwenjager, Biff, zijn oogappel, heeft diefachtige neigingen en van de schitterende toekomst die zijn vader voor hem droomde, toen de jongen een sportheld was, kwam niets terecht. De realiteit van hetgeen zich nu in een tijdsbestek van 24 uur voltrekt doorgronden wij op eigenaardige wijze. De herinneringen van Loman: gelukkige momenten uit het verleden, toen Biff een stralend-belovende jongen was, nog verder weg gelegen beelden van zijn broer Ben, die dood is, maar hem altijd verschijnt als de drager van het ‘geheim’ om in het leven te slagen, wisselen af met scènes uit de werkelijkheid. De moeder vertelt de jongens dat hun vader met zelfmoordplannen rondloopt, zij heeft in de kelder een rubber slang gevonden, die hij op de gasmeter kan aansluiten; de ‘ongelukken’ die hij met de auto heeft gehad, blijken opzettelijk door hem te zijn veroorzaakt, zonder het door hem beoogde resultaat te brengen. De zoons ontwerpen een nieuw plan om geld te verdienen; daartoe zal Biff kapitaal teleen vragen aan een vroegeren chef, die hem zo graag mocht. Dit wordt echter de catastrofe, want, nadat Biff zes uur heeft geantichambreerd blijkt de chef zich hem niet te herinneren en zendt hem na een minuut weg. In de ontreddering steelt Biff op het kantoor de gouden vulpen van de chef en rent er elf verdiepingen mee naar beneden. In het restaurant, waar de zoons een feest-etentje met vader hebben gearrangeerd, om het slagen van het nieuwe plan te vieren, komt de ontnuchtering. | |
[pagina t.o. 376]
| |
Gobau en Ko van Dijk in DE DOOD VAN EEN HANDELSREIZIGER (foto F.L. Lemaire)
| |
[pagina 377]
| |
Biff weigert, zichzelf verder een rad voor de ogen te draaien en schreeuwt het uit, dat hij tussen de spiegels van zijn vaders fantasieën niet verder kan leven. De oude man ziet in zijn herinnering weer een scène uit het verleden. De jongen is gezakt voor zijn eindexamen maar kan nog met een her-examen misschien erdoor gesleept worden. Hij zoekt zijn vader op in een hotel in Boston waar hij hem met een vrouw betrapt. De aangebeden vader valt van zijn voetstuk, de jongen geeft zijn studie er aan en brengt het verder tot niets. De oude Willy beseft onder zijn lege optimisme van handels-reizigers slogans, de onontkoombare schuld van eigen ontoereikendheid. Eén ding blijft, ook in de débacle: de liefde voor Biff. Op de premie van Loman's levensverzekering wordt bij zijn dood 20.000 dollar uitbetaald. Daarmee kan Biff iets beginnen. Dit is het laatste wat hij voor zijn jongen kan doen, want dood is hij meer waard dan levend. Miller heeft met geheel nieuwe middelen dit stuk opgebouwd. De regie, steunt op tal van geniale vondsten. In het vaste beeld van het huis wordt uitsluitend door de belichting telkens een ander decor gesuggereerd. De herinneringsbeelden uit de gelukkige jaren toveren over het gehele huis een netwerk van zonbeschenen bladeren. De schim van Ben verschijnt in een glinsterend schijnsel van diamanten-schittering. De tijd krijgt op deze wijze een eigen functie en geeft een indringend beeld van heel het leven van Loman in zijn alles beheersende liefde voor zijn jongens, zijn grootse dromen en zijn klein-menselijke vermogens. Men heeft in Death of a Salesman, voor Amerika en Engeland een revelatie, en nu voor Holland ook, een sociale tragedie willen zien. In de vertoning van van Dalsum heeft die opvatting de doorslag gegeven. Willy Loman is zonder twijfel een prachtige creatie van Saalborn, die hem met groot kunstenaarsschap weergeeft als het afgebeulde slachtoffer van harde Amerikaanse zakelijkheid. Johan de Meester brengt echter het, naar mijn inzicht, kardinale conflict in deze figuur tot leven. Bij Comedia ligt het dramatische in de binding van vader en zoon, en door deze opvatting krijgt het geheel pas zijn ware gestalte. Als handelsreiziger moest Loman leven in succes-termen, in slogans, in illusies en hij kon niet anders dan zijn kinderen ook in die sfeer opvoeden. Zijn jongens waren meer dan andere jongens, zij waren koningen, helden, halfgoden, hun fouten zag hij niet, de hele werkelijkheid zag hij niet. Aan die waan gaat hij te gronde, niet aan sociale misstanden, al spelen die in Amerika een grote rol. Maar ook in ons land, waar de sociale voorzieningen de ruïne van een leven als het zijne onwaarschijnlijk maken, | |
[pagina 378]
| |
blijft het drama van Willy Loman met dezelfde suggestieve kracht voor ons leven, omdat het conflict, zoals Comedia het stelt, de eeuwige strijd is van de onvolkomen mens, die aan eigen dromen zich te pletter loopt. Gobau geeft aan Loman een langzaam stijgende beklemming, die zich tot stikkens toe verdicht en explodeert in de zelfmoord. In beide opvoeringen kan men de figuur van de alleen maar liefhebbende vrouw, van Hetty Beck, zowel als van Magda Janssens bewonderen. Maar hetgeen in de voorstelling van van Dalsum teleurstelde (en waardoor het stuk zijn zwaartepunt miste) was het tegenspel van de zoons. Hoewel Cas Baas als Biff en Robert de Vries als Happy knap spel gaven, konden zij niet de dramatische hoogte bereiken, die de auteur met deze figuren bedoelde. Bij Comedia kwam dit tegenspel als kernpunt tot heftig hartstochtelijk leven, in de eerste plaats door het grandioze spel van Ko van Dijk als Biff. Het gebeurt uiterst zelden, dat wij op ons toneel een rol zien spelen met een zo samengebalde kracht, met zulk een vehementie en meeslepende overtuiging De onweerhoudbare behoefte tot waarheid, het zich ten koste van alles willen losscheuren uit het schijnbestaan, waarin hij door de geliefde vader wordt gedwongen, en waaraan hij tegronde dreigt te gaan, kwam tot uiting in een scène van aangrijpende ontroering, die niemand die het zag, ooit zal vergeten. Het spel van Ko van Dijk gaf het gehele stuk relief en deed de levensware creatie van Gobau tot zijn volle recht komen. Dat naast de grote rol van Biff ook de figuur van Happy boeide, is de verdienste van Fons Rademaker, die met tal van rake trekjes deze oppervlakkige genotzoeker uitbeeldde. Men kan van beide gezelschappen diverse rollen vergelijken en de ene boven de andere stellen, zonder in appreciatie voor het knappe spel, dat zowel het A.T.G. als Comedia te zien gaf te kort te schieten. Het stuk van Miller is een gebeurtenis, waarover de toeschouwer nog lang blijft nadenken. Het geeft de volledigheid van een mensenleven in zijn belangrijkste centra, in een vorm, die diep doordacht en artistiek gebouwd is. Het geeft mogelijkheid tot spel van het hoogste gehalte. Zowel Saalborn als Gobau werden met ovaties door het enthousiaste publiek gehuldigd. Een toneel-gebeurtenis, die in de annalen van beide gezelschappen als een hoogtepunt mag worden aangetekend, maar het onvergetelijke van de opvoering door Comedia is het spel van Ko van Dijk, dat uitsteeg boven alles wat wij op ons toneel in decennia beleefden, bloedwarm, fascinerend, nuchter èn dichterlijk, maar in elke nuance waarachtig en trillend van leven. |
|