De Gids. Jaargang 113(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] H.J.W.M. Keuls Sonnetten De jonge dag bereidt zich u te ontvangen En tooit zich in de weefsels van het licht, Hij strijkt de nevels uit zijn aangezicht En schijnt te beven van beschroomd verlangen. En gij, voor wie dit alles wordt verricht, Blijft even nog van slaap en droom bevangen, Totdat het licht beroert uw hand en wangen: Dan staat gij snel in blijdschap opgericht. En in gedachte zie ik u reeds schrijden Langs zingend water, heuvels tegemoet; 't Is of de dingen reeds uw komst verbeiden, Of de aarde wacht de streeling van uw voet: Gij schenkt u weg met elken tred voorgoed, Gij neemt slechts wat niet meer van u wil scheiden. Een droom, die in den dag zich heeft verlaat, Aanschouwt u lachend tusschen anemonen; Geen bloem of vlinder kan u meer onttronen, De pure kleuren zoeken uw gelaat. Een droom, die sluim'rend jaren overslaat, Ontwaakt om u zijn schamelheid te toonen En in een uithoek van uw hart te wonen, Verwonderd dat gij hem daar toeven laat. De droomen worden ouder dan de menschen Doch zijn niet meer dan wat gij in hen ziet: Wat ouden weemoed en vergeten wenschen, Spranken van vreugd omsluierd door verdriet, Iets van uw mond en meer nog van uw oogen En, als gij lijdt, een straal van mededoogen. Vorige Volgende