De Gids. Jaargang 113
(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
E.J. Dijksterhuis
| |
[pagina 91]
| |
en men huivert bij de gedachte, dat men er passages in zou onderstrepen of aantekeningen in de marge zou maken. Voorzover dus de bezitters gewend zijn, nog in het Discours te lezen, zullen ze vermoedelijk ook wel het zesde deel der Oeuvres of de uitvoerig toegelichte editie van Gilson gebruiken, tenzij zij de voorkeur geven aan een handige Hachette-uitgave, die men in den zak kan steken. De de Roos-editie blijft dus wandversiering. Dit wordt zonder enigen spot gezegd. Boeken hebben ongetwijfeld mede de functie, een kamer aan te kleden; in een vertrek zonder boeken kan men middagmalen, ontvangen, slapen en zaken doen, maar men kan er niet in wonen; daarom verlaagt men de ideële waarde van het boek ook niet door ook aan het uiterlijk en de wijze van opstelling en rangschikking de nodige aandacht te besteden. Maar het moet niet daarbij blijven: een boek is voor alles een instrument à lire en wanneer het niet althans van tijd tot tijd tot leven wordt gewekt door er in te lezen, gaat het even onherroepelijk dood als muziek die men niet meer speelt. En als dat verschijnsel algemeen wordt, verliezen auteur en componist het leven na den dood, dat creatieven geesten beschoren is, om slechts een papieren encyclopaedie-bestaan over te houden. Om dat gevaar af te wenden zijn de eeuwherdenkingen van geboorte en dood van grote figuren en van de verschijning van hun belangrijke werken ingesteld, waarbij nog weer eens op hun historische betekenis gewezen en tot hernieuwde lectuur van hun geschriften opgewekt kan worden. Vaak zijn dit niet meer dan plichtplegingen of door tijdschriftredacties dankbaar aanvaarde mogelijkheden tot bladvulling, die slechts een kortstondige onderbreking van een onherroepelijken doodsslaap kunnen bewerken; soms echter - men kan aan de Goethe-herdenking van Augustus 1949 denken - blijken ze verrassende manifestaties van onverzwakt voortbestaan te zijn, als symptoom verheugend, maar als prikkel overbodig. Hoe is dit met Descartes? In 1896 is zijn geboorte herdacht, in 1937 de verschijning van het Discours de la Méthode en op 11 Februari van dit jaar zullen we ons zijn ontijdigen dood in den barren Stockholmsen winter herinneren. Bij hen die ook maar enigszins met de geschiedenis van het denken vertrouwd zijn, waren en zijn dit alles spontane uitingen van het besef van zijn onvergankelijke waarde, maar men zou den kring van hen bij wie dit besef werkelijk leeft, zo graag wijder getrokken willen zien. En daarom is de de Roos-editie van het Discours, hoe mooi ze ook is of liever omdat ze zo mooi is, ons niet genoeg. Wij misgunnen den 175 bezitters waarlijk den hun geschonken lust van oog en hand niet, maar wij zouden deze zinnenstreling van enkelen zo graag aangevuld zien door het geeste- | |
[pagina 92]
| |
lijk genot van velen. Er had daarom in dit jaar een goedkope editie van het werk het licht moeten zien, die het bereikbaar maakte voor iedereen.Ga naar voetnoot1 Geen vertaling, zoals in 1937 verscheen. Dat het Discours vaak moeilijk te lezen is, ligt niet daaraan, dat het in het Frans geschreven is, maar vloeit voort uit de gecompliceerde persoonlijkheid van den auteur, die vooreerst te veel dédain voor het métier de faiseur de livres heeft om iets te schrijven wat ook maar in de verte op een leerboek zou gelijken, die daarom zijn gedachten liefst alleen maar aanduidt en altijd meer verzwijgt dan hij uitdrukt, die verder aan het besef, een nieuwe periode in de geschiedenis van het denken te openen, de bezorgdheid paart, zijn goeden naam bij de machten van het behoud niet te verspelen en die het, ten slotte, den lezer vaak heel moeilijk maakt, de grens tussen zijn ernst en zijn spot scherp te blijven zien. Zulke moeilijkheden worden door een vertaling nooit weggenomen, eerder nog, als onvermijdelijk gevolg van een noodzakelijk onvolmaakte weergave, verergerd; zij eisen voor hun oplossing de aandachtige lectuur van den originelen tekst, ondersteund door een doorlopenden commentaar. Als de Descartes-herdenking van dit jaar werkelijk wil slagen, behoorde zij ons alsnog een goedkope, gecommentarieerde Nederlandse uitgave van den oorspronkelijken tekst te brengen. Het zal wellicht vreemd aandoen, een bespreking van een dure editie voor liefhebbers van vorm te zien omslaan in een aanprijzing van een goedkope uitgave voor belangstellenden in inhoud. Maar de nood des tijds leidt daartoe. Het goedkope boek is hard op weg, een essentiële levensbehoefte te worden. Voor de categorie van hen die door aanleg en opleiding in staat en geroepen zijn, van de resultaten van wijsgerig en wetenschappelijk denken kennis te nemen, worden boeken langzamerhand onbetaalbaar en wanneer er niet ernstig naar gestreefd wordt, hun toch de gelegenheid tot het vormen van een bibliotheek te geven, zal er, wellicht aan de productie, maar zeker aan de consumptie van wetenschappelijke werken onherstelbare schade worden toegebracht. Daartoe zullen wij moeten leren, met minder fraaie uitvoeringen genoegen te nemen; ten slotte praevaleert de inhoud; voor onze verarmde samenleving is de Penguin een passender leidster dan de Roos. Wie dit toegeeft, zal misschien nog niet dadelijk beamen, dat onder dit gesternte nu voor alles het 300 jaar oude Discours herboren had moeten worden. Maar dat kan alleen daaruit voortvloeien, dat hij het niet kent; | |
[pagina 93]
| |
als hij er zich eenmaal toe zet, het aandachtig te lezen, zal hij spoedig bevrijd zijn van den waan, dat dit ook weer van een die vele klassieke geschriften is die wel heel beroemd zijn, maar den hedendaagsen lezer niets meer te zeggen hebben en die men dus rustig ongelezen kan laten. Want van den eersten zin af-die kostelijke opmerking, dat de bon sens het best verdeelde bezit ter wereld blijkt te zijn, omdat men nooit iemand zich hoort beklagen, dat hij er te weinig van heeft - zal hij zich gevangen voelen in de drievoudige bekoring van een geniaal denker, een oorspronkelijke persoonlijkheid en een uitmuntend stylist. Descartes schrijft niet ter wille van den roem - repos d'esprit en loisir zijn hem meer waard; hij zou er voor voelen, de resultaten van zijn denken wel te boek te stellen ter wille van den heilzamen dwang, de gedachten te ordenen en te formuleren, maar het geschrevene dan niet te publiceren en het alleen aan het nageslacht ter bestudering na te laten; echter voelt hij het als een plicht jegens de gemeenschap, zijn vondsten, die van zo ontzaglijk practisch nut zullen kunnen zijn (hier is het ineens of Francis Bacon aan het woord is) bekend te maken; bovendien heeft hij nu eenmaal buiten zijn toedoen een reputatie als denker en dan is het wel de moeite waard, er voor te zorgen, dat die reputatie ook goed is. Er wordt altijd zoveel aandrang op hem uitgeoefend om toch tot publicatie over te gaan! Welnu ziehier dan: een schets van de methode van wetenschappelijk denken ter inleiding van drie Essais, twee van natuurwetenschappelijken en een van wiskundigen aard, die het bewijs zullen kunnen leveren, hoeveel met haar hulp te bereiken is. De titel Discours moet echter wel letterlijk worden opgevat. Niets ligt hem verder dan de methodiek voor het beoefenen van de wetenschap die hij voor eigen gebruik ontwikkeld heeft, systematisch te gaan onderwijzen; hij wil er alleen over causeren. Hij formuleert wel vier regels, waarin zij samengevat heet te zijn, maar hij moet zelf heel goed geweten hebben, dat niemand die hem niet in genialiteit evenaarde, maar dan ook zijn voorlichting niet van node had, door toepassing van die regels ook maar iets zou kunnen bereiken. De grote vooruitgang op het gebied van methode die hij voor wiskunde en natuurwetenschappen tot stand heeft gebrachtde analytische meetkunde en de mathesis universalis, waarvan de eerste de algebra in de meetkunde leert toepassen en de tweede haar dienstbaar maakt aan de physica - wordt in de passages die aan de vier regels voorafgaan en er onmiddelijk op volgen, wel geschetst, maar in zo vage lijnen, dat er eerst voor ons, die van het verdere verloop van de ontwikkeling op de hoogte zijn, een herkenbaar beeld uit oprijst. De methode van den | |
[pagina 94]
| |
systematischen twijfel, die tot het uitgangspunt van de Cartesiaanse metaphysica, het ‘je pense donc je suis’, voert - wordt in het vierde deel wel uitvoeriger behandeld, maar verder blijft het ook in dit deel bij een schets van wat in de Meditationes en de Principia breder zal worden uitgewerkt. Werkelijk volledig en uitvoerig wordt alleen in het vijfde deel de leer van den bloedsomloop uiteengezet. Door dit virtuoos toegepaste stijlprocédé van het glisser reeds geboeid, wordt de aandacht van den lezer door den helderen betoogtrant - een weerspiegeling van het klare en wel onderscheidende kennen, dat het Cartesiaanse kriterium voor waarheid vormt - en door de originele en treffende beeldspraak, waarin Descartes uitmunt, voortdurend gespannen gehouden en bovendien rijkelijk beloond door de visie op de persoonlijkheid van den auteur, die de lectuur onophoudelijk verschaft. Meer dan de methode, die het belooft, leert het Discours ons den mens Descartes kennen, die, met of zonder hulp van zijn methode, uit kracht van oorspronkelijkheid, in de eerste helft van de zeventiende eeuw het menselijk denken in nieuwe banen leidde en diesindsdien door niemand die de ontwikkeling van dat denken begrijpen wil, buiten beschouwing kan worden gelaten. Dit meer is echter niet in den zin van volledig te verstaan. De man die van zichzelf het larvatus prodeo (ik treed gemaskerd op) getuigde en dien men later zelfs geheel als philosophe au masque heeft trachten te begrijpen, behoudt bij al zijn persoonlijke ontboezemingen al de raadselachtige afgronden, die zijn hautaine glimlach verbergt. De grote vragen naar de grenzen, die zich bij Descartes altijd weer voordoen, de grens tussen wetenschap en geloof, die tussen aprioristische deductie en ervaringskennis, tussen zelfbewustheid en zelfoverschatting, tussen eerzucht en kendrang, tussen ernst en spot, blijven in den grond van de zaak onbeantwoord. Deze sphinx geeft zijn geheim niet prijs; maar juist daardoor zal hij steeds blijven boeien, onverschillig of men hem als een der grote lichtbrengers vereert of zijn optreden als een ramp voor de mensheid beschouwt. In het kleine Discours ligt het gehele geheim in nuce besloten; daarom zal het altijd de moeite waard blijven, het te lezen en daarom zou het zo goed zijn geweest, als in dit jaar de gelegenheid om dat te doen, verruimd was. |
|