| |
| |
| |
C.D.J. Brandt
Buitenlandse politiek
Tussen vingertoppen en elleboog
Willen de Russen nu eigenlijk een accoord met het Westen of niet? Ziedaar de vraag, die de wereld niet slechts van het ogenblik, dat de kanonnen zwegen, heeft beziggehouden en die daarom alleen al vooraan in de gedachten ligt van ieder, die zich met de gang van zaken in de wereld bezighoudt, maar die ook nog in een acuut stadium is getreden, nu er aanwijzingen te over zijn, dat Moskou met een nieuw vredesoffensief is begonnen. Sinds September laten de Russen het ene proefballonnetje na het andere op. Voor zover ik kan nagaan - want de geheime diplomatie viert weer hoogtij en dus is het voor een gewoon mens niet eenvoudig om de feiten te vinden en in de goede volgorde te schikken - is dit de eerste maal gebeurd in de Veiligheidsraad. Op 13 September spraken de Russen hun veto uit tegen de toelating van Eire, Portugal, Finland, Italië, Oostenrijk, het koninkrijk van de Jordaan (vroeger Transjordanië) en Ceylon tot de Verenigde Naties, maar twee dagen later kwam de Sowjetgedelegeerde zelf met het voorstel aandragen om die zeven toe te laten, mits... tegelijk ook Bulgarije, Roemenië, Albanië, Hongarije en Nepal het lidmaatschap zouden verkrijgen. De betekenis van dit voorstel zat
1e | in het blote feit, dat het gedaan werd, omdat Moskou hiermede te kennen gaf, dat het tot een handeltje bereid was, |
2e | dat als basis voor dit handeltje de gedachte aan een verdeling van Europa in invloedssferen werd aangeduid, |
3e | dat als eerste object voor een praatje over een accoord de Zuidoosthoek van Europa werd aangegeven. |
De meerderheid van de Veiligheidsraad ging hier toen niet op in, maar dat men in Washington de wenk van de Russen wel verstaan had, bleek een paar dagen later in de Assemblée der Verenigde Naties, toen Acheson in zijn rede van 21 September een paar zinnen inlaste, die een beroep bevatten op de Sowjetunie om deel te nemen aan een nieuw overleg over Grie- | |
| |
kenland. Wisjinsky kwam twee dagen later aan het woord in de Assemblée en hoewel zijn rede naar het zo langzamerhand overbekende patroon was opgezet, ontwikkelde hij daarin toch ook een eigen program voor de vrede dat naar de inhoud althans reeds in hoofdzaak overeenkwam met de ontwerp-resolutie, die hij op 14 November in de Assemblée zou indienen. Bevin, die als laatste van de gedelegeerden der Grote Drie het woord nam op 26 September, maakte het zich tot taak zijn Russische collega van repliek te dienen. Ontdaan van alle franje kwam dit antwoord hierop neer, dat Bevin de Russen toevoegde: als jullie inderdaad op een redelijke wijze en met begrip voor andermans standpunt willen praten, dan is Engeland hiertoe bereid.
De volgende veertien dagen waren de ministers der Grote Vier regelmatig met elkaar in rechtstreeks contact. Zij ontmoetten elkaar bij informele besprekingen over het vredesverdrag met Oostenrijk, waarbij zij, na ar toen verluidde, vorderingen maakten en bovendien spraken zij elkaar geregeld in de geheime zittingen van de Commissie voor de Atoomenergie, waar men overigens niet kan zeggen, dat zij opschoten. In hoeverre de heren ook nog tussendoor onder bemiddeling van Trygve Lie contact à deux of à trois met elkaar hebben gemaakt, moet ik hier in het midden laten, omdat mijn aanwijzingen hiervoor niet positief genoeg zijn.
Wat de heren in deze tijd zoal besproken of aangeduid hebben, is voorlopig nog onbekend. Maar van één ding kunnen wij tenminste uit wat er vervolgens gebeurd is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen: daar hebben zij het over gehad. Ik bedoel de Griekse kwestie. Volgens mij heeft Wisjinsky zijn collega's uit het Westen in deze materie concessies toegezegd op voorwaarde, dat zij ervan zouden afzien om de candidatuur van Joegoslavië voor de Veiligheidsraad te steunen. Waaruit ik dit heb geconcludeerd? Ten eerste uit de omstandigheid, dat de zgn. Vrije Griekse radio, dat is de zender van de ‘Griekse Rebellen’, op 16 October bekend maakte, dat de guerrillastrijd in Griekenland ten einde was; het constateren van dit feit door de rebellen zelf moest een zeer bepaalde reden hebben. Vervolgens gaf de Engelse regering, die momenteel van de Grote Drie van het Westen, naar mijn mening, het meest actief is om alle mogelijkheden van een accoord met de Russen te onderzoeken, om niet te zeggen aan te grijpen, bij de stemming voor de openkomende plaatsen in de Veiligheidsraad haar stem niel aan Joegoslavië. En tenslotte maakte de Engelse onderstaatssecretaris van buitenlandse zaken, Mayhew, op 7 November in het Lagerhuis bekend, dat de laatste Engelse troepen, die nog in Griekenland waren, werden teruggetrokken, waarbij hij de zuiver poli- | |
| |
tieke betekenis van deze maatregel nog onderstreepte door in antwoord op een vraag uit het Huis te verklaren, dat hij geen verband hield met bezuiniging op de militaire uitgaven van Engeland.
Dat Mayhew zijn mededeling deed op de dag van de herdenking van de Octoberrevolutie was misschien toeval, maar gaf desalniettemin een extra kruiderij aan de vredesspijs, die terzelfdertijd ook door Malenkof, secretaris-generaal van de communistische partij, nummer twee van het Politburo en gezien zijn leeftijd (hij is, meen ik, 47 jaar) misschien de meest aangewezen opvolger van Stalin, in Moskou werd opgediend. Zijn officiële feestrede ter gelegenheid van de Octoberrevolutie was nl. opgebouwd rondom het woord: vrede. En wat misschien nog belangrijker is, heel en passant vlocht hij een uitspraak in van deze aard: eens zullen de Sowjetunie en de Verenigde Staten elkaar vinden en als dat gebeurt, wee dan de reactionnaire machten in Europa. Men behoeft niet over een bepaald fijn politiek gehoor te beschikken om te verstaan, dat dit heel anders klinkt dan wat men tot nu toe gewend was te horen: Amerika, het kapitalistisch opperhoofd der reactie! Is het wonder, dat de wereld de oren spitste, dat zij nu onmiddellijk extra-waarde hechtte aan het onderhoud, dat Wisjinsky met Acheson ging hebben. In welke richting de vermoedens gingen, hoe hoog de verwachtingen zelfs al gespannen waren, bleek, toen het Franse blad ‘Aurore’ onmiddellijk, nadat het onderhoud in kwestie had plaats gehad, wist te vertellen, waarover het gelopen had.
‘Dat gaat naar Berlijn toe,
Zoete lieve Grote Vier!’
jubelde het, een uitnodiging vanWisjinsky voor een ontmoeting van Stalin met Truman en Attlee-Bevin en Bidault-Schuman in de voormalige Duitse hoofdstad veronderstellende. ‘Geen woord van waar,’ zei Acheson, toen hij kort hierna uit het vliegtuig stapte, dat hem naar Parijs had gebracht voor zijn conferentie met Schuman en Bevin. Een afdoend lijkend démenti uit deze mond, die achter op deze categorische ontkenning geen opheldering over wat Wisjinsky nu wel kwam doen heeft laten volgen. Hierover tasten wij dus nog steeds in het duister. Is het al te boud, wanneer ik het vermoeden uitspreek, dat de Russische minister zijn Amerikaanse collega bij deze gelegenheid heeft ingelicht over de inhoud van de vredesresolutie, die hij op 14 November bij de Assemblée ging indienen en dat hij zijn speciale aandacht heeft gevraagd voor het Russische voorstel voor een Conferentie der Grote Vijf?
En nog altijd bleef de Russische olijftak voor de ogen van het Westen zwaaien. Tsjoekof, de Russische bevelhebber in de zgn. Oostduitse staat
| |
| |
putte zich uit in beleefdheden voor Acheson, toen deze McCloy in Berlijn opzocht. De Sowjetvertegenwoordiger in Belgrado, die zich tot dusver zo volledig, als alleen een Rus kan, afzijdig had gehouden van zijn collega's, is uit zijn ‘splendid isolation’ getreden en is in het bijzonder werk gaan maken van de Engelse Ambassade. En Wisjinsky gaf op 16 November aan zijn rede in de Assemblée het volgende haast pathetisch aandoend sloteffect: ‘Mijne Heren, wij vertegenwoordigen twee verschillende werelden: U bent kapitalisten, wij zijn socialisten (lees: communisten). Ieder heeft zijn eigen voorstellingen van de wereld. Maar als wij geen gemeenschappelijke bodem voor een wederzijds begrip vinden, zal sa menwerking tussen ons onmogelijk zijn. Kan zo'n gemeenschappelijke bodem gevonden worden? Ik geloof, dat het mogelijk is.’ Also sprach Wisjinsky.
Tot dusver zijn de positieve reacties van het Westen op al deze toegestoken handen, of beter gezegd op deze tastend uitgestoken vingers van de Russen nog niet groot geweest; de Russische vredesresolutie b.v. heeft in de Assemblée buiten het Sowjetblok niet het minste effect gesorteerd. Het is niet zo'n groot wonder, dat men in het State Department in Washington eerst eens wil zien, wat Stalin eigenlijk ‘up his sleeve’ of zoals wij iets onvriendelijker zeggen ‘achter zijn elleboog’ heeft. Is het een afleidingsmanoeuvre dit hele vredesoffensief, is het tijdpassering van de wintermaanden, een slaapliedje voor het Westen, een poging om de zwakke plekken in het front van het Westen te vinden, is het nog zovele andere mogelijke dingen meer of... is het werkelijk ernst? En als het ernst is, waar ligt dan de ‘gemeenschappelijke bodem voor een wederzijds begrip?’ ‘Haal op dat IJzeren Gordijn’, hebben Warren Austin en Hector McNeil de Russen toegeroepen, maar zij kunnen kwalijk geloofd hebben, dat hun ‘sesam’ resultaat zou hebben.
‘Wij wachten op Uw daden,’ zo was de reactie van McNeil op de mooie slotwoorden van Wisjinsky. Daarvoor had hij alle reden. Want wie alleen op de daden van de Russische politiek zou afgaan, wie de benoeming van maarschalk Rokossofsky tot virtueel heerser van Polen registreert, wie de aan de gang zijnde of aangekondigde zuiveringsacties in de satellietstaten op hun ware bedoelingen taxeert, en vooral: wie constateert, hoe de isoleringstendens in heel de Russische invloedssfeer hand over hand toeneemt, hoe zelfs de schamele rest van een normaal diplomatiek verkeer met de satellietstaten van Europa en Oost-Azië door ‘verdwijningen’, arrestaties, uitwijzingen met bijbehorende represailles tot een farce dreigt te worden, kan hij nog wel anders doen dan zijn ogen van die vriendelijk vooruitge- | |
| |
stoken vingers laten dwalen naar achter die elleboog of dan wantrouwig speuren of het wel de vingers van beide handen zijn, die hij ziet?
Ik zou zeggen: al die twijfel, al dit wantrouwen zijn gerechtvaardigd... tot een zekere grens. Want dat het Stalin (ook weer tot een zekere hoogte!) ernst is met zijn vredesoffensief, dat hij niet ongenegen is om tot een accoord te komen met het Westen, daarvan ben ik overtuigd. Dat hij dit accoord zoekt te verwezenlijken op een basis, die hem zint en gelegen komt, mag men hem zomin kwalijk nemen als men het Westen overdreven scepsis ten aanzien van de gemeenschappelijkheid van die basis in de schoenen mag schuiven.
Wat wil Stalin dan? Ik weet niet, of men daar in Washington, Londen en Parijs achter meent te zijn; ik geneer mij niet te moeten bekennen, dat ik het niet weet. Wel is mij bekend, dat er de meest verschillende suggesties worden gedaan over Stalins bedoelingen en dat de meeste daarvan hun oorsprong vinden ‘ergens achter het IJzeren Gordijn’. Laat ik u één van deze suggesties, die ter mijner kennis is gekomen en die, als ik het goed zie, tenminste recht heeft om au sérieux te worden genomen, in punten voorleggen:
1. | Eenheid van Duitsland; Vredesverdrag, waarbij Duitsland neutraal wordt verklaard tussen Oost en West. |
2. | Neutralisering van Scandinavië; erkenning, dat Finland in de Russische invloedssfeer ligt. |
3. | Vredesverdrag met Oostenrijk na definitieve regeling van de kwestie der Duitse eigendommen. Oostenrijk ontwapend en neutraal. |
4. | Bewapening van Tsjechoslowakije en Hongarije te beperken door een accoord Oost-West. Neutralisering van deze landen. |
5. | Roemenië en Bulgarije binnen de Russische invloedssfeer, maar handelsconcessies daarvoor aan het Westen. |
6. | Internationalisatie van de Donau en openstelling daarvan voor de handel van alle naties, mits... ook de Dardanellen geïnternationaliseerd worden. |
7. | Verdeling van Joegoslavië. Servië, Macedonië en Albanië mogen zich met het Westen associëren; Kroatië, Slovenië en Triëst worden verenigd tot een federatie, die geneutraliseerd wordt. |
Ik geef u dit program in handen voor wat het waard is: een werkhypothese, niet meer, maar ook niet minder. Ik voeg er aan toe, dat het mij in de omstandigheden van het ogenblik hoogst onwaarschijnlijk voorkomt, dat dit program van Stalin (volgens mijn bron is het van Molotof) als geheel kans op verwerkelijking zou hebben... maar het kan een maximum- | |
| |
program zijn. Interessant is in ieder geval de hoofdtendens ervan: een accoord over Europa (Stalin wenst zijn handen vrij voor Azië!) door het scheppen van een Niemandsland tussen Oost en West.
En niet minder belangrijk vind ik, dat Bevin en het Foreign Office van de tegenovergestelde kant op een plan broeden, dat in wezen hetzelfde beoogt, dat uitgaat van het beroemde accoord Churchill-Stalin over Zuid-Oost-Europa anno 1944, dat neerkwam op een verdeling in invloedssferen. In welke richting de Britse minister denkt, daarvan heeft hij in zijn jongste rede in het Lagerhuis reeds iets laten merken door de wijze, waarop hij sprekend over de Slavische volkeren van Oost-Europa als geheel, de indruk wekte, dat er geen reden was om zich druk te maken over deze lieden, aangezien zij hun tegenwoordige toestand zelf gewild hebben. Zouden de heren in Moskou deze passage niet uitgelegd hebben (zoals zij, daar ben ik van overtuigd, bedoeld is) als een prijsgeven in beginsel van Oost-Europa aan de Sowjetunie? En van deze principiële bereidheid tot de hand en de elleboog van Stalin is niet zo'n wijde greep.
|
|