| |
| |
| |
Het futurisme als een der oorsprongen van het fascisme
In 1910 publiceerde de Parijse Figaro F.-T. Marinetti's heftig Manifeste du Futurisme, dat een geweldige opschudding veroorzaakte in de Pers en in de kringen van kunstenaars en kunstminnaars. Het manifest riep de opstand uit tegen de cultus van het verleden in het algemeen en tegen de overgeleverde kunstvormen in het bijzonder; het viel de tirannie aan der alleen zaligmakende classiciteit en haar instrumenten, de academies, de musea, de professoren, archaeologen, brocanteurs en antiquaires; dit ‘passéisme’ moest worden vernietigd, daar het de ontwikkeling der kunst en daarmee de vooruitgang der wereld tegenhield.
De Italiaanse dichter Marinetti was een der scheppers, de voornaamste vormgever, een talentvol propagandist en de energieke leider van het futurisme; hij had de zich reeds enkele jaren stuurloos baanbrekende beweging een vaste lijn gegeven. Toen hij zijn aanhang in Italië omvangrijk en sterk genoeg achtte, besloot hij van Parijs uit West-Europa voor zijn denkbeelden wakker te maken. Wat had hij intussen in zijn vaderland bereikt? Een groeiend gevoel onder de jonge kunstenaars en de studenten dat Italië een land zonder heden of toekomst was geworden, zich wegschuilend in de aanbidding van zijn verleden; een stoffige kamer van oudheden voor toeristenhorden; een rommelhoek vol puin en scherven, waarin geleerde doodgravers naar antieke resten zochten. Marinetti wist dat bij de overgrote inerte massa zijner landgenoten met zachtmoedige en elegante overreding niets te bereiken viel; grove woorden, vuistslagen en oorvegen zouden zijn strijdmiddelen moeten zijn. De strijd tegen het verleden begon te Triëst, in het theater Rossetti, waar vierduizend toehoorders op de wreedste en beledigendste waarheden werden onthaald: ‘gij zijt middelmatigen en opportunisten; uw intellect is duister als de aarde vóór de schepping!’; in het theater Lirico te Milaan werden de regering en de monarchie van lafhartig pacifisme beschuldigd, het parterre voor clericale conservatieven, het schellinkje voor vaderlandslozen zonder ideaal gescholden, en reeds was met deze manifestaties het wachtwoord in de futuristische gelederen meer door de politiek dan door de kunst geïnspireerd. Toen te Milaan het publiek der bovenste rangen Marinetti's uitdaging beantwoordde met de kreet: ‘weg met het vaderland!’ verbrak de futuristische leider alle terughoudend- | |
| |
heid en overstemde het tumult met de uitroep: ‘leve de oorlog! weg met Oostenrijk!’ De politie bezette het podium, Marinetti werd gearresteerd terwijl hij
voortging de Drievoudige Alliantie met zijn verachting te striemen, daarbij geestdriftig toegejuicht door een talrijke groep studenten, doch reeds spoedig vrijgelaten, ondanks de heftige weerslag op het gebeurde in de Oostenrijkse en de Duitse Pers. Dit op zichzelf reeds veelzeggend teken werd nog geaccentueerd door het uitblijven, van officiële Italiaanse zijde, van de genoegdoening welke door de Weense dagbladen luide werd geëist.
Marinetti kon zijn kruistocht voortzetten; ondanks hoon en smaad nam het aantal zijner adepten toe. Te Turijn, waar de gelederen der dichters door een aantal talentvolle schilders waren versterkt, werd de voorlezing en de verdediging van het futuristisch manifest met onstuimig gejuich begroet door de leerlingen der Accademia Albertina; ook daar ontstond verzet en ten slotte een gevecht waaraan de politie slechts met moeite een einde kon maken. Verscheidene onstuimige avonden volgden: te Napels, in het theater Mercadante, waar met aardappelen en beurse vruchten werd geworpen en 160 carabinieri buiten staat bleken Marinetti het zwijgen op te leggen, totdat hijzelf dit deed door rustig en keurig de sinaasappel die hem het voorhoofd had geraakt te schillen en op te eten, terwijl zijn tegenstanders het podium bestormden. Tegenstanders die ten slotte, tegenover zulk een onvervaardheid, niet konden nalaten hem te bewonderen, ja hem in de straten van Napels toejuichten. Te Padua, te Ferrara, Palermo, Mantua, Como, Bergamo dezelfde stormachtige tonelen, die te Parma een hoogtepunt bereikten, waar Marinetti en zijn medestanders kwamen protesteren tegen de uitsluiting door het bestuur der Universiteit van vijftig futuristisch gezinde studenten. In de straten verdrongen elkaar duizenden mensen; de massa raakte slaags; politie en karabiniers moesten door infanterie, cavalerie en alpenjagers worden bijgestaan, vóór, na honderden arrestaties, de rust was hersteld.
Toen in het najaar van 1911 de futuristen hun balans opmaakten, konden zij tevreden zijn: met 22000 betuigingen van instemming begonnen, hadden zij nu niet slechts de ganse studentenwereld van hun land achter zich staan, maar hadden ook talrijke personen van oudere leeftijd, onder wie befaamde mannen der wetenschap en van het recht, zich voor hun grondstellingen uitgesproken: wilde Italië leven, dan zou het zich moeten vernieuwen; het zou uit eigen kracht groot moeten worden, en niet langer, als een veile vrouw, in traagheid haar schone resten te
| |
| |
koop bieden voor de fooien van een internationaal sight-seeing-publiek. Sight-seeing. Het woord wees naar Engeland. En te Londen, in de Lyceum Club, werd het huichelachtig formalisme der Engelsen aan de kaak gesteld, de weekhartige ideologie van die beklagenswaardige Ruskin belachelijk gemaakt, wiens funeste invloed de snobistisch-sentimentele misses van het door ziekelijk heimwee naar de ruïnes der Oudheid aangegrepen Albion gepaaid had met een volkomen averechtse voorstelling van het hedendaagse Italië. ‘Zij mogen dan, bij maneschijn, wenen van vertedering als zij de trieste overblijfselen van Florence, Rome en Venetië bewonderen, wij futuristen, beschouwen deze drie steden, welke zij door het voldoen hunner hoge hotelrekeningen in stand trachten te houden, als de etterende wonden van ons schiereiland. Onze arme hoofdstad, wegkwijnend door de melaatsheid harer bouwvallen, vertoont nog slechts een schijn van leven door het goud dat een vernederende vreemdelingenindustrie in haar aderen pompt; onze luie hoofdstad, die haar winkels sluit wanneer de vreemdelingen vertrokken zijn, is nog slechts een rioolrat, terende op het afval der reizigers; een kerkhof voor de weduwnaars van het verleden. Venetië, gij zijt de trouwe slaaf van het verleden, de verachtelijke bewaker van het grootste bordeel der Historie, de ziekenverpleger in het treurigste hospitaal der wereld; uw gondeliers zijn de doodgravers van een overstroomd en stinkend lijkenveld. Gij riekt naar latrines; gij hebt uw bedden verhuurd aan alle karavanen van imbeciele minnaars en kusgrage courtisanes ter wereld. Florentijnen, gij zijt nog slechts hotelbedienden, buigende cicerones, betaalde koppelaars, frauduleuze antiquaires, fabrikanten van oude meesterwerken, plagiaat plegende copiïsten... Wij, futuristen, zullen dansen en juichen wanneer deze etterende wonden van Italië's schone lichaam worden gebrand! Italië zal herleven wanneer het
bevrijd wordt van de druk van een verleden waarmee wij niets meer gemeen hebben!’
In 1912 was het futurisme in Italië een macht geworden. Het begreep de waarde van een rusteloze propaganda en overstroomde de wereld gedurende vele jaren met luidruchtige manifesten. De literatuur, met haar belachelijke, verouderde, van Homerus geërfde syntaxis, kreeg te horen dat zij zich had overleefd. Wat had zij nog met psychologie, ja wat had zij nog met de verhoudingen tussen mensen te maken? De mens had nog slechts relaties met de beheerser van het wereldleven: de motor. Wilde de literator nog beelden gebruiken, dan bood deze hem daarvoor
| |
| |
de gelijkenissen: snelheid, warmte, glans, blankheid, zingend en ruisend geluid, opwinding, drift, dronkenschap, toorn, razernij, - het vond alles zijn maatstaf in de motor en behoorde die niet langer te zoeken in zulke dwaze en fossiele, wekelijke en afgezaagde vergelijkingsobjecten als de duif, de zon, het weer, de lelie, de bruisende bergstroom, de rollende donder... Heb een afschrik, literator, van al wat oud en bekend is; schrijf uit uw intuïtie en niet uit uw intelligentie; stort u in de dronkenschap van het lyrisme; geef de woorden hun vrijheid terug en plaats ze, zonder leestekens, snel naast elkaar, al naar de analogie het u ingeeft, zonder verbuigingen, vervoegingen, lidwoorden, voegwoorden, analyses, explicaties, omwegen of terughoudingen; snelheid, resumé, afkorting, synthese zijn de eis van deze tijd; ruk de pedante, als een lichtekooi opgetooide stijl van deze dagen evenzeer uit elkaar als de dwaze, starre bladspiegels die pruikerige boekkunstenaars ons opdringen; strooi vetten en cursieven en witten en tempo-aanduidingen over uw bladzijden; zie, ik schrijf u deze brief uit de Bulgaarse loopgraven bij Adrianopel (1913): ‘En contrebas esclaffements de marécages rires buffles chariots aiguillons piaffe de chevaux caissons flic flac zang zang chaaak chaaak cabrements pirouettes patatraak éclaboussements crinières, hennissements iiiiiii tohu-bohu tintements 3 bataillons bulgares en marche croook craaak Choumi Maritza o Karvavena cris d'officiers s'entrechoquant plats de cuivre pam ici pac là-bas boum-pam-pam-pam-pam ici là là plus loin tout autour, très haut attention nom-de-dieu sur la tête chaaak épatant! flammes flammes flammes flammes...’ Zó zult gij schrijven, de rozengeur-enmaneschijnstijl verscheurende die uw voorgangers kwijlden!
Ook de schilders werden te wapen geroepen: een mitrailleur of het sluitstuk van een 7.5 centimeterkanon is een beter onderwerp voor uw kunst dan vier appels op een schuine tafel of een landschap bij St-Cloud; de futuristische schilders begrijpen de leugenachtigheid der wetten van het perspectief en der kleurenharmonie; zij hebben genoeg van Leonardo's academische starheid en Watteau's zoetsappige, bleekblauwe, tedergroene, ziekrose gratie; de schilderkunst zij dynamisch. De rust bestaat niet; daarom kunt gij geen portret schilderen zonder de waarheid te verwringen; wanneer iemand voor u poseert en gij kijkt naar hem, is hij in u en zijt gij in hem. De vrouw die voor een winkeluitstalling staat heeft haar ogen in de etalage liggen en de klederen die zij bekijkt beelden zich af op haar wangen en haar voorhoofd; de omnibus waarmee gij door een straat rijdt neemt die straat in zich op, weerspiegelt ze en wordt er één mee; uw gezicht heeft
| |
| |
geen vleeskleur, daar alle u omringende tinten, lichten en schaduwen er op samenvloeien. Gij, futuristische kunstenaars, moet beweging, reuk, geraas schilderen, en gij zult bemerken dat gij niets in effen vlakken kunt schilderen, daar er concave en driehoekige kleuren zowel als conische, convexe geluiden en spiraalvormige ellipsoïde geuren zijn, die alle hun eigen kleur hebben, rood, violet, indigo, groen of bruin. Het leven is een maalstroom, een wervelwind van kleuren, geluiden en geuren, en aldus moet gij het schilderen.
Het antieke leven kende de stilte. De machine bracht het geraas. Dit overstemt de pastorale geluiden waarnaar Beethoven luisterde. Daarom kunnen wij, futuristen, geen aandacht meer hebben voor Beethoven. De futuristische musicus begrijpt dat hij de schrille kreten der mechanische zagen moet orchestreren, het hijgen der zuigers, het gieren der trams aan de straathoeken, het getier van schreeuwende menigten, het kloppen van snelvuurwapenen, het gillen van sirenen. Het moderne orkest kan zich niet meer op de sinds lang gepensionneerde nachtegaal inspireren; wij horen elke dag tienduizend geluiden die wij zelf en vrijwillig hebben geschapen en die nauw met ons leven verbonden zijn, - wat is daarom redelijker dan dat wij de muziek van deze dagen uit die geluiden doen voortkomen?
Marinetti was, kortom, van oordeel dat ons gehele schoonheidsbegrip was verouderd en voor het moderne leven onbruikbaar geworden. Herinnering, heimwee, schemering, eeuwigheid, eruditie, doodsverlangen, legende, bouwvallen der oudheid, patina der kathedralen, melancholie, hartsverlangen, de verre geliefde, - die gehele lijst van verschaalde woorden zonder tastbare zin, waarop te voren onze gevoelens voor de schoonheid waren afgestemd, moest geschrapt en vernieuwd worden. Er is een ‘splendeur géométrique et mécanique,’ zo ervoer Marinetti toen hij op de brug van een dreadnought kwam te staan, - een nieuwe schoonheid, waarbij de oude als een stilstaande, stinkende vijver wordt die miasmen uitademt; zie de vlam, hoor het schot, merk de automatische terugloop op van het kanon, gevoel de dreuning, ruik de gassen: hier speelt zich een drama af waarbij de Griekse tragedies kinderstameling gelijken. Een renwagen is schoner dan de zegegodin van Samothrake; de schoonheid van een vrouw valt in het niet bij die van de bellenbaan ener torpedo. De vrouw... Ook haar wees Marinetti de juiste plaats in het komende wereldbestel aan: zij moet ophouden met zich te laten vereren en aanbidden; de romantiek der zogenaamde liefde verzwakt en vernedert de mannen en belemmert hun krachtsont- | |
| |
plooiing; de zogenaamde liefde zelf is een uitvinding van de dichters, die voortaan de vliegtuigen, in vlammen gehuld van de hemel stortend, zullen bezingen en de vrouw aan haar eigenlijke taak laten: de instandhouding der soort. Laten wij haar liever opvoeden tot medewerksters der mannen dan haar in hun intellectuele en erotische slavernij als in een harem te doen wegkwijnen. Een Franse vrouw, Valentine de Saint-Point, stemde met een stormachtig manifest hiermee in: Manifeste futuriste de la Luxure heette het en zij gaf er haar adres nauwkeurig bij. Er is geen liefde; er zijn alleen de wellust en de vruchtbaarheid. Deze laatste is een eis, zo dringend,
dat het normaal moet worden genoemd wanneer de mannen, door de oorlog, die enige wereldhygiëne, geselecteerd, in veroverd gebied ter wille van de herschepping des levens de verkrachting niet schuwen. Alleen uit lafheid heeft men de wellust met de sluiers der sentimentaliteit bedekt; de wellust is een kracht, die de zwakken doodt en de sterken opzweept, aldus het ras veredelend. En de kinderen, zo voegde Marinetti, haar gedachtengang voortzettende, hier aan toe, moeten worden losgerukt uit een verouderd stelsel van opvoeding en onderwijs, dat hen alles leert behalve de dapperheid en de doodsverachting; zij zullen een stelselmatige cursus van lichamelijke gevaren moeten volgen; zij zullen moeten worden onderworpen aan een reeks van steeds toenemende verschrikkingen, zorgvuldig voorbereid en onverwacht losbrekende; brand, overstroming, instortende plafonds en andere onheilen moeten hen tot mensen maken die begrijpen dat de daad, al zou zij een vuistslag, een salto mortale, een oorveeg zijn, het leven zelf is; dat zij een afschuw moeten hebben van een vredig bestaan en in het algemeen van al wat oud en bekend is; dat zij naar het nieuwe moeten haken en het onverwachte begeren; dat zij niet aan gisteren maar aan morgen moeten denken; dat zij de rust niet mogen liefhebben maar het gevaar moeten zoeken en er in geloven.
En hier gluurt Mussolini om de hoek; anders gezegd: hier blijkt de futurist Marinetti een vóórafschaduwing te zijn van de fascist Mussolini, die ‘het gevaarlijke leven’ predikte. Het is trouwens onmiskenbaar dat Marinetti reeds vroeg op de doelen aanstuurde die de Duce zich veel later stelde, aanvankelijk door het Verleden in de ban te doen, al spoedig door een nauwkeurig omschreven Toekomst aan te wijzen. Reeds hierom verdient de leider der thans vergeten futuristen de aandacht die hem, als wegbereider van het fascisme, tot nog toe onthouden werd. Reeds kort na zijn eerste optreden, misschien zelf verrast door de snelle en grote toeneming van zijn aanhangers,
| |
| |
liet hij het thema der noodzakelijke revolutie in de Italiaanse levenshouding op de achtergrond en stemde hij zijn publieke uitingen op de politiek: ‘de Italiaanse monarchie moet vóór alles de nationale trots consolideren door de oorlog voor te bereiden; zij moet de Triple Alliantie verbreken, die beschamende lijn waaraan, tegen onze wil, onze enige vijand ons doet lopen: Oostenrijk.’ Niet voor de eerste maal in de geschiedenis had een schrijver de omwenteling voorbereid, ditmaal met de - ongestrafte - waarschuwing er bij: ‘wij verwachten de republiek, niet als een ideaal en definitief doel, maar als een overgangsvorm die noodwendig op de monarchie zal volgen en ons veroorloven verder te gaan.’
Mussolini ging verder, na de republiek te hebben gesticht waarin hij de monarch als ornament behield. Marinetti kon over hem tevreden zijn, en evenzo de Duce over zijn voorloper: het waren de aanhangers van Marinetti, die in de eerste wereldoorlog in de voorste gelederen streden; het waren vooral de studenten die onder Mussolini's balcon ook in de tweede wereldoorlog de idealen van hun meester niet verloochenden en ‘Savoye, Nizza, Tunis, Djiboeti!’ jubelden.
Misschien is Clio aan Marinetti's preludium voorbijgegaan omdat zij het tot de ‘petite histoire’ rekende; men zou eerbiedig willen opmerken dat Mussolini's snelle opmars naar Rome er nader door wordt verklaard, en dat deze stellig tot de ‘grande histoire’ behoort.
J. Tersteeg
|
|