Aantekeningen en opmerkingen
Een braakliggend arbeidsveld?
Onder redactie van Dr K.F. Proost en Prof. Dr Jan Romein verscheen een verzamelwerk Geestelijk Nederland 1920-1940, waarin een groep van een twintigtal deskundigen een overzicht geeft van wat in die beide decennia ten onzent op verschillende cultuurgebieden tot stand is gebracht. Men zal elders in dit nummer een algemeen gehouden aankondiging van deze belangwekkende publicatie aantreffen; hier willen we echter een opmerking maken over een speciaal punt in het artikel Geschiedenis van de hand van den tweeden redacteur.
Op pag. 32 van Deel II doet Prof. Romein de volgende uitspraak:
De geschiedenis der wetenschappen ten onzent is nog een braakliggend arbeidsveld, op welks ontginning niettemin elke ernstige poging tot een Nederlandse beschavingsgeschiedenis moet afstuiten (de schrijver bedoelt natuurlijk, dat die poging op het ontbreken van de ontginning afstuit).
Getuigen deze woorden enerzijds van een juist inzicht in de onmisbaarheid van de beoefening der wetenschapsgeschiedenis voor het verkrijgen van een juist cultuurhistorisch beeld (een inzicht, dat onder beroepshistorici nog betrekkelijk weinig voorkomt), zo geven ze anderzijds blijk, dat de schrijver òf onbekend is met het werk, dat gedurende de door hem behandelde periode in ons land op het bedoelde terrein verricht is òf de wetenschappelijke waarde daarvan te gering acht om het te vermelden. In beide gevallen is een uiting van bevreemding op haar plaats.
Wij zullen deze bevreemding niet motiveren door een volledige opsomming te geven van wat in het door Prof. Romein samengestelde overzicht onder het hoofd Wetenschapsgeschiedenis zou hebben behoren te staan. We volstaan met op vier voorbeelden te wijzen:
1. In het Genootschap voor Geschiedenis der Geneeskunde, Wiskunde en Natuurwetenschappen is geregeld historisch werk verricht, dat er niet minder waarde om heeft, dat de resultaten slechts binnen kleinen kring aandacht trekken en waardering genieten. Zonder aan de verdiensten van anderen te kort te doen mogen hier de namen M.A. van Andel, J.G. de Lint, H.J. Lulofs en D. Schoute genoemd worden.
2. Het Leidse Historisch Natuurwetenschappelijk Museum (thans Rijksmuseum voor de Geschiedenis der Natuurweten-