| |
Taktiek of strategie
Wie aan de vooravond van de vier-mogendheden-conferentie van Parijs iets wil zeggen over de internationale betrekkingen, ziet zich eerst gesteld voor de noodzakelijke beantwoording van de vraag: wat betekent de opheffing van de blokkade van Berlijn? Dit feit immers is het uitgangspunt voor de beraadslagingen tussen de drie Westelijke mogendheden en Sovjet-Rusland, die in Parijs beginnen. Om te beoordelen, of deze even weinig kans van slagen bieden als vroegere pogingen, is het van belang om te weten of de opheffing van de blokkade van Berlijn een zonnetje is, dat zich even tussen de wolken vertoont, of een totale opklaring van de hemel.
Het is haast vanzelfsprekend, dat de hoop op ruimere vredelievende samenwerking tussen de volken, die bij vele mensen bestaat, bij hen spoedig overgaat in overdreven verwachtingen
| |
| |
dienomtrent, zodra een enkele, overigens uiterst belangrijke, steen des aanstoots is weggenomen. Betreurenswaardig is het echter, als vooraanstaande staatslieden zich eveneens gaan overgeven aan de illusie, dat de barometer der internationale betrekkingen ooit constant op ‘mooi weer’ zou kunnen staan; zij behoorden te weten, dat men op dit terrein alleen maar vele nuances tussen ‘bewolkt’ en ‘storm’ kent, doch nooit een onbewolkte hemel. Misschien moeten wij de verklaring van President Truman, dat de Russen met hun aanbod te goeder trouw zijn, beschouwen als de toevallige uitlating van een man, die in zijn positie desgevraagd bezwaarlijk het tegendeel kon zeggen, en de nadruk van de verklaring op rekening van de opmakers van de dagbladen stellen. Maar als Ernest Bevin in Berlijn zegt te hopen op overeenstemming, die een schoon uitzicht opent voor niet minder dan tweehonderd jaar, begrijpt men het sarcasme van de ‘Economist’, die zegt (met een duidelijke toespeling op Neville Chamberlains ‘peace for our time’) altijd wat zuinig te kijken, als Britse ministers van buitenlandse zaken over een toekomende gouden eeuw gaan praten.
De ambtenaren aan de ministeries van buitenlandse zaken in Londen en Washington begrijpen wel, dat Ruslands toeschietelijkheid over Berlijn een taktische zet in het diplomatieke schaakspel is, en dat andere en meerbelovende tekenen van Russische goede wil aanwezig zullen moeten zijn, voor men aan een wijziging in de Russische strategie zelfs maar mag denken. Maar voor mannen als Truman en Bevin is het goed, het voorbeeld van Chamberlain nog even voor ogen te houden. Uit diens levensbeschrijving van de hand van Keith Feiling is gebleken, dat hij zich bij zijn ‘verzoeningspolitiek’ tegenover Hitler door drie overwegingen liet leiden: door de wetenschap, dat de Engelse strijdkrachten volstrekt onvoldoende waren om oorlog te riskeren, door zijn naïef geloof, dat Adolf Hitler toch eigenlijk wel een man was waarmee te praten viel,... en door zijn ijdelheid, die hem er toe bracht zijn parapluie als surrogaat voor de wieken van de vredesengel te willen gebruiken. Het voorbeeld zou een les moeten zijn voor alle verantwoordelijke staatslieden, die geneigd zijn om in een voorbarig optimisme essentiële posities der Westelijke mogendheden prijs te geven.
Welke redenen tot optimisme zijn er eigenlijk in de huidige situatie gelegen? Een jaar geleden waren de Russen begonnen, de Engelsen, Fransen en Amerikanen weg te treiteren uit Berlijn
| |
| |
door hun het verkeer te water, over de weg en per spoor met de stad onmogelijk te maken. Nu de Westelijke mogendheden erin geslaagd zijn, door de lucht ook in de moeilijke wintertijd de verbinding met West-Berlijn te onderhouden, hebben de Russen zich bereid verklaard, die verbindingen weer toe te laten, zonder dat zij nog kikten van de een jaar geleden genoemde ‘technische moeilijkheden’ of overeenstemming over de in Berlijn te gebruiken muntsoort benevens aflasting van de eenheid van West-Duitsland als voorwaarden stelden.
Het slagen van de zgn. luchtbrug, benevens de aanwezigheid en doorlopende training van een grote Amerikaanse luchtmacht in West-Europa, die daaraan onverbrekelijk verbonden waren, zijn aanleiding geweest om de blokkade van Berlijn op te heffen. Maar waarom moest dat juist nu geschieden? Daarvoor zijn drie redenen aan te voeren.
Nu de zomer nadert, is duidelijk, dat de Westelijke mogendheden de luchtbrug niet alleen een aantal maanden, maar zo nodig onbeperkte tijd in stand kunnen houden. Hun netelige positie in West-Berlijn is daarom niet meer een zo gemakkelijke troef in de handen van de Russen als dat vorige zomer wel leek.
Daarbij komt de vaak onderschatte factor, dat de contrablokkade grote schade heeft toegebracht aan het economisch leven van Oost-Duitsland. Het gehele door de Russen beheerste gebied van Midden- en Oost-Europa heeft ernstige economische lacunes. In feite zijn alleen Rusland zelf en Tsjecho-Slowakije in staat tot de productie van de machinerieën, die voor de herbouw en uitbouw van het ‘Molotov-gebied’ volstrekt noodzakelijk zijn. De gewenste collectivisatie van de landbouw gaat met moeilijkheden en schokken gepaard, die ons uit de recente geschiedenis van de Sovjet-Unie welbekend zijn. De Russen hebben zich genoodzaakt gezien, zowel het productieapparaat als de lopende productie van Oost-Duitsland in overwegende mate voor zich te gebruiken. Het gevolg is, dat de gestelde productiecijfers nergens worden gehaald; dat men in de industrieën met drie ploegen moet werken en de vrouwen op even grote schaal moet te werk stellen als zulks in Rusland het geval is; dat de bevolking ontevreden is over het lage levenspeil, dat vooral bij dat van de westelijke zones ongunstig afsteekt; en dat zelfs het treinverkeer ernstig gaat haperen. Is het wonder als de Russen ertoe overgaan om de blokkade en tegenblokkade nu op te heffen, als het toch een keer moet gebeuren?
| |
| |
Daar komt een andere reden bij, die buiten Berlijn en zelfs buiten Duitsland ligt. De onverzoenlijke houding van Rusland heeft er in 1948 toe geleid, dat de Westelijke Unie tot stand kwam, dat West-Duitsland een eenheid ging worden en dat de Ruhr onder een internationaal gezag van de Westelijke mogendheden werd gesteld. Dit alles terwijl het Marshall-plan een herstel van West-Europa's economie bracht, dat nog bepaalde gebreken vertoont, ernstige zelfs, maar toch twee jaar geleden nog haast ondenkbaar scheen. Nu, in 1949, is het Atlantisch Pact de samenwerking tussen West-Europa en het Westelijk Halfrond uitdrukkelijk komen bevestigen en gaat het erop lijken, dat de Amerikaanse wapenleveranties aan West-Europa, die voor de Sovjet-Unie de vrijwel definitieve afsluiting van verdere agressieve ambities in deze streken zouden betekenen, eveneens door het Congres zullen worden aangenomen. Het is voor ieder, die de dingen even in samenhang beziet, wel duidelijk dat de opheffing van een voor de Russen nutteloze en uiterst hinderlijke blokkade mede gebruikt zou kunnen worden in het zgn. vredesoffensief van Sovjet-zijde, te weten de georganiseerde poging om het verzet tegen verdere machtsuitbreiding van de Sovjet-Unie te verzwakken door in het Westen een vals gevoel van veiligheid te verspreiden.
Wat kan er nu op de conferentie in Parijs gebeuren? In de zomer van het vorige jaar stelden de Russen zich ten doel de Westelijke geallieerden te verdrijven uit Berlijn, dat door hun aanwezigheid een uitkijkpost op het Westen bleef en duidelijk prestige-waarde had voor een mogendheid, die er alleen zou heersen; verder wilden zij de Westduitse regering niet laten doorgaan en zo mogelijk het sociaal-economisch herstel van geheel West-Europa tegenhouden.
De Engelsen, Fransen en Amerikanen lijken voorlopig stevig in Berlijn gevestigd, zelfs als de blokkade weer eens mocht worden ingesteld. Aan het economische herstel onder Marshall-auspiciën valt ook weinig meer te tornen; slechts is het mogelijk, dat Oost-Europa tracht, terugkomend op de aanvankelijke weigering om deel te nemen, toch ook een gedeelte van deze hulp te krijgen. Twijfelachtiger echter staat het met het tweede doel, dat de Russen zich het vorig jaar stelden, het tegenhouden van de komende Westduitse regering.
Het is duidelijk, dat de Geallieerden de tegenstribbelende Duitse politci alleen tot het ‘Grundgesetz’ van Bonn hebben
| |
| |
kunnen brengen doordat van Sovjet-zijde zo dreigende àndere geluiden weerklonken. Dr Adenauer, de voorzitter van de parlementaire raad in Bonn, heeft bij de aanneming van het ‘Grundgesetz’ reeds verzekerd, dat de Geallieerden dit voor de besprekingen in Parijs nodig zouden hebben. Wij mogen ook vooral niet vergeten, dat alle betrokken Duitse partijen er voor hebben gezorgd, de Westduitse regeling zó op te stellen, dat zij in theorie voor geheel Duitsland geldt en slechts om redenen van praktische aard voorlopig alleen in het Westen van toepassing is. In de besprekingen van Parijs zit de mogelijkheid van een uitbreiding van de pas geschapen Westduitse democratische staat tot één voor geheel Duitsland, maar daarin steekt naast een voordeel ook een gevaar.
Het voordeel is, dat men bij behendig manoeuvreren de kans zou krijgen om zoals men dat noemt ‘het ijzeren gordijn naar het oosten op te schuiven.’ Daarmede zou een ongedacht gunstige uitbreiding verkregen zijn van de op heden beperkte ruimte in West-Europa, die nog buiten de greep van de Sovjets ligt. Dit zal echter alleen mogelijk zijn, als men niet kritiekloos tracht de voorlopige economische en politieke bouwsels van West-Duitsland en Oost-Duitsland samen te voegen, maar de democratische normen van het Westen ook aan het Oosten oplegt. Geen ‘samenwerking’ tussen de huidige Oostduitse en Westduitse organen, zoals de voorzitter van de zgn. volksraad in Oost-Berlijn, Otto Nuschke, onlangs voorstelde! Dean Acheson heeft gelukkig de kategorische verzekering gegeven, dat de Amerikaanse regering ‘niet zal instemmen met een algemene oplossing voor Duitsland, waarin de fundamentele waarborgen en voordelen van de bestaande regelingen voor West-Duitsland niet zouden zijn opgenomen’. Dat is duidelijk, maar die waarborgen mogen dan ook niet alleen op papier blijven staan, doch de Westelijke mogendheden zullen er zich terdege van hebben te overtuigen, dat de naleving ervan ook in praktijk gewaarborgd is.
Dat brengt haast als vanzelf het volgende punt mede: de noodzaak, om bezettingstroepen in Duitsland achter te laten. Een ‘wederzijds terugtrekken’ zou immers betekenen, dat de Russen achter de Oder-Neisse-linie zaten, wellicht nog met belangrijke hulp van zwaar gewapende Duitse ‘politietroepen’ in hun voorterrein, terwijl de Amerikanen uit West-Europa zouden verdwijnen. Wil men persé aan de Duitsers niet alleen een eigen
| |
| |
centraal gezag geven, maar ook een van bezettingstroepen gezuiverd grondgebied, dan is het misschien denkbaar, deze over en weer naar de havenplaatsen terug te trekken, zoals van Amerikaanse zijde is gesuggereerd. Maar men ziet, dat er aan een dergelijke verschuiving-oostwaarts van het ijzeren gordijn nog kwade kansen te over verbonden zijn.
Het gevaar, dat zoëven naast het voordeel werd genoemd, is echter nog iets anders. Het is het nuchtere feit, dat naast de Sovjet-Unie, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten nog een vijfde natie, al is het maar als schim, aan de tafel zal aanzitten, namelijk Duitsland. Het herstellen van een centraal Duits gezag voor geheel Duitsland en het terugtrekken van bezettingstroepen zou namelijk de consequente doortrekking betekenen van de lijn, waarop we ons ook met de inrichting van West-Duitsland reeds bevonden, de lijn naar het herstel van Duitsland op politiek gebied, dat door het economisch herstel en om politieke redenen noodzakelijk is.
De Westduitse politici van verschillende richting - met uitzondering van de socialisten - hebben met iets te gemakkelijke bereidwilligheid deelgenomen aan besprekingen, die tussen Duitsers uit Oost en West onder Russische auspiciën zijn gevoerd. Vroegere diplomaten, politiek ‘neutrale’ (d.w.z. gemakkelijk collaborerende) economen en industriëlen en vroeger invloedrijke nationaal-socialisten, die naar nieuwe machtsposities haken, worden door de Russen gebruikt om ook in West-Duitsland te wijzen op de praktische mogelijkheden van Duitse eenheid - eenheid van 65 millioen Duitsers in plaats van 45 millioen dus. Dat het hart van de Duitse bevolking in haar geheel ook nog onveranderd aan deze eenheid hangt, wordt overtuigend bewezen door het feit, dat geen der politieke partijen het zou wagen, zich op een ander standpunt te stellen.
Het gevaar is dus niet alleen, dat Oost-Duitsland wel eens zo ver in de richting van een Sovjet-staat zou kunnen zijn afgebogen, dat het praktisch zeer bezwaarlijk wordt om het in te lijven in een democratisch Duitsland à la Bonn, maar ook dat de Sovjet-Unie het Duitse eenheidsstreven als een instrument in haar machtspolitiek zou gaan hanteren. Dat is de troef, die de Russen ondanks het mislukken van de blokkade van Berlijn bij de onderhandelingen toch nog in handen hebben.
De sterkte van die troefkaart hangt er uiteraard van af, wat de Russen en de Westelijke mogendheden aan de Duitsers, in het
| |
| |
positieve en in het negatieve, te bieden hebben. Met het laatste, de negatieve factor, wordt bedoeld de psychologische onzekerheid over de toekomst van die strook West-Europa, die nog niet onder Russische heerschappij is gebracht. Franz Borkenau schreef kort geleden een brochure, voor de Duitsers bestemd, onder de veelzeggende titel: ‘Bange machen gilt nicht!’ Hij betoogde daarin, dat de Russen alleen sterk zijn, omdat vele mensen bang zijn voor de gevolgen, als zij zich nu tegen de Sovjets zouden verzetten - en later misschien onder hun gezag zouden komen. Tegen een dergelijke nervositeit bij de Duitsers helpt alleen een vastberaden, duidelijke politiek van de Westelijke mogendheden. Zij is evenzeer nodig voor de andere landen op het vasteland van West-Europa. Wat het positieve betreft staan de Westelijken vrij sterk door hun economische positie; wil men echter niet het gevaar lopen, dat men Duitsland economisch opbouwt (wat voor geheel West-Europa eenvoudig een noodzakelijkheid is) en het tevens in de door de Duitsers zo begeerde chantage-positie tussen Oost en West brengt, dan zal men niet zonder verder toezien dollarkredieten en belangrijke importen in het land kunnen storten, maar die in verstrekkende mate moeten volgen op de wegen, die zij gaan. Het is wenselijk, dat de Westelijke mogendheden aan de Duitsers duidelijk maken, dat zij het herstel van dit land als een gelijkwaardig onderdeel van de Europese samenleving oprecht begeren; het is niet minder gewenst, dat zij er duidelijk bij zeggen, dat zij niet van zins zijn zich door spelletjes te laten vangen. Het beste kunnen zij dat duidelijk maken door hun daden en houding, en dat betekent dus ten tijde van deze conferentie van Parijs: hun daden en houding tegenover de Russen.
Wij komen daarmede terug op de aanvang van dit opstel, namelijk op de vraag naar de diepere oorzaken van Ruslands bereidheid tot onderhandelen op dit ogenblik. Vast staat, dat er redenen van Russisch eigenbelang zijn, om de volstrekte afkurking tussen Oost- en West-Europa wat te verzachten; vast staat ook, dat de communisten een ‘vredesoffensief’ voeren, waarin verzoeningsgezinde gebaren, die niets kosten of tòch een keer gemaakt zouden moeten worden, heel aardig passen.
Is het dan niet mogelijk, zal men vragen, dat deze stap van Rusland een strategische terugtocht uit West- en Midden-Europa inhoudt, nu de Sovjets aan het nieuw gewonnen stuk Oost-Azië voorlopig voldoende te ‘organiseren’ hebben? Als het mogelijk
| |
| |
is, is het in ieder geval niet waarschijnlijk. Een sterk gesloten dwangsysteem als het Russische, dat over Oost-Europa heerst, moet zich uitbreiden of althans het gesloten front angstvallig bewaren, wil het geen innerlijke ontbindingsverschijnselen gaan vertonen. Uit de vorige zomer dateert ook de desertie van Tito uit het Kominform-kamp - een bres in het Sovjet-front, die nog niet is gedicht en die gedicht moet worden, willen er niet meerdere zwakke plekken komen.
De opheffing van de blokkade van Berlijn is zonder twijfel een overwinning voor Engeland en Amerika, diplomatiek - nu zij door Rusland erkend is, militair - want men kan een krachtmeting met de wapenen ook winnen zonder dat er geschoten wordt, en psychologisch - door het vergrote vertrouwen in West-Europa. Men doet er echter goed aan, het gebeurde in Berlijn voorlopig te zien als niet meer dan het verlaten van een weg, die niet begaanbaar leek, door de Russen, zonder dat dezen daarmede geacht kunnen worden hun strategische doeleinden (onder andere: de beheersing van Europa) op te geven. Als er meer in mocht zitten, zal dit uit Russische daden moeten blijken.
Niets is, in de psychologisch en politiek labiele toestand van het vasteland van West-Europa, gevaarlijker dan weifelingen en onderlinge onenigheden bij de Westelijke Grote Drie. Daarstraks werd met instemming de ‘Economist’ aangehaald, die koud water goot over Bevins voorbarige illusies over een alomvattende en blijvende oplossing. Maar ook de ‘Economist’ was uiterst aarzelend, op het défaitistische af, in de eerste fase van de strijd om Berlijn! En wij hebben ons als Nederlanders evenmin te laten voorstaan op de overwinning in een strijd, die in de eerste plaats door Generaal Clay's standvastigheid werd gewonnen: onze regering protesteerde, zodra de Geallieerde tegen-blokkade Nederlands handel met Oost-Europa leek te schaden - blijkbaar niet bedenkende, dat de gebruikelijke verdediging van Nederlandse belangen alleen zin heeft, zolang aan ons land door een gezamenlijke politiek van de Westelijke mogendheden het voortbestaan en de vrijheid gewaarborgd blijven.
‘Bange machen gilt nicht.’ Neen, zeker niet. Maar ook aarzelingen en voorbarige concessies zijn de zekerste weg, niet naar vrede, maar naar een derde wereldoorlog.
Amsterdam, 20 Mei 1949.
J. Barents
|
|