dat niet alles slikt en weet de Regering dus een eventuele verwerping handig te exploiteren dan kan zij onder bepaalde omstandigheden haar positie m.i. op deze wijze ook versterken.
Prof. Mr G. van den Bergh heeft in het Vrije Volk een gans ander bezwaar tegen de houding van de Eerste Kamer aangevoerd. Z.i. vormt het uitbrengen van de stem in de Senaat, welks afschaffing hij verdedigt, reeds een staatsrechtelijk vraagstuk op zichzelf. Het moet een element bevatten, dat in de Tweede Kamer ontbreekt.
De democratische senator zal zich volgens Prof. van den Bergh moeten afvragen: ‘waaraan ontleen ik het morele recht mede te werken aan de verwerping van een ontwerp, dat door de volkskamer is aangenomen?’ Zijn er aanwijzingen, dat deze beslissing van de Tweede Kamer niet door de volks wil gedragen wordt? Was bijv. de meerderheid in de Tweede Kamer slechts heel gering? Of - sterkste geval - werd deze meerderheid alleen verkregen door het stellen van de portefeuille- of de kabinetskwestie? Is er door de beslissing in den lande in brede kring, ook onder de partijen der voorstemmers, grote beroering ontstaan? Zijn er misschien andere aanwijzingen, waaruit met enige waarschijnlijkheid kan worden afgeleid, dat de genomen beslissing niet door de meerderheid van het volk wordt gedragen?
Alleen in dat geval, besluit Prof. van den Bergh, behoeft het Eerste Kamerlid door zijn democratisch geweten niet al te zeer te worden gekweld, wanneer hij tegenstemt.
Tegen dit betoog kan allereerst worden aangevoerd, dat er herhaaldelijk in de Eerste Kamer wetsontwerpen in stemming komen, waaromtrent de z.g. volkswil zich geen enkel oordeel gevormd heeft. En verder is m.i. duidelijk, dat de grotere of kleinere meerderheid, waarmede een wetsontwerp in de Tweede Kamer werd aangenomen, omtrent de volkswil nog bitter weinig zegt.
Het parlementaire stelsel staat en valt dan ook met de fictie, dat beide Kamers op grond van het den leden door de kiezers verleende vertrouwen, de volkswil representeren, totdat b.v. na een Kamerontbinding van een afwijkend gevoelen bij het volk blijkt.
Daarom is het ook zeer wel denkbaar, dat de Koningin de Tweede Kamer als direct gekozen deel van de volksvertegenwoordiging zal ontbinden, indien Haar Regering in een conflict met de Eerste Kamer het onderspit heeft gedolven. Verkrijgt bij zodanige Kamerontbinding het zittende Kabinet een meerderheid, dan zal zonder twijfel de Eerste Kamer, bij wederindiening van het omstreden wetsontwerp, zich bij haar beslissing naar de uitspraak van het kiezersvolk richten.