De Gids. Jaargang 111
(1948)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
TitoDe vier letters TITO boven dit opstel geven duidelijk aan waarover het gaat: de ‘afval’ van maarschalk Tito, en, naar we mogen aannemen, het grootste deel van de Joegoslavische communisten uit het door het Kremlin beheerste communistische eenheidsfront in Oost-Europa. ‘Tito... en verder’ zou de titel eigenlijk beter kunnen luiden, want de zuivering van de Poolse vice-premier Gomulka heeft laten zien, dat de gebeurtenissen in Joego-Slavië ook elders achter het IJzeren Gordijn optreden, zij het voorlopig in minder hevige vorm. Men weet, dat ook Tsjecho-Slowakije zich nog niet ten volle heeft neergelegd bij de gebeurtenissen van dit voorjaar, die het met ijzeren hand in het communistische eenheidsfront trachtten te dringen. De demonstratie van de Sokols in Praag voor de onafhankelijkheid van hun land en de huldebetuigingen aan de Verenigde Staten in Pilsen, dat in 1945 door de Amerikanen werd bevrijd, zijn symptomen van een rebelse geest, die ook daar nog niet is uitgeblust. Schijnbaar gaat het hier om een strijd tussen de Joegoslavische communistische partij en de in September 1947 opgerichte Kominform, de organisatie van een aantal Oosteuropese en twee Westeuropese communistische partijen, de Franse en de Italiaanse, die naar het destijds heette voornamelijk voorlichtingsdoeleinden zou nastreven. De gebeurtenissen rond Tito hebben twee illusies uiteengescheurd. Het voorwendsel, als zou het bij de Kominform uitsluitend gaan om voorlichtingsdoeleinden, is vervallen, nu duidelijk gebleken is, dat het hier een voortzetting betreft van de formeel in 1943 opgeheven Komintern, de Communistische Internationale, die zich de taktische en strategische bundeling van de krachten van het wereld-communisme ten doel stelde. De tweede illusie is verscheurd door het Joegoslavische partijblad ‘Borba’ zelf, dat uitdrukkelijk te kennen gaf, dat in het Titoincident formeel wel niet meer lag dan een conflict tussen de Zuidslavische communistische partij en de Kominform, maar dat hier in feite een conflict lag tussen de staat Joego-Slavië en de heersers in het Kremlin, die nu eenmaal niet alleen leiders zijn van de Kominform-politiek, maar in de eerste plaats aan het hoofd staan van ‘het éne socialistische vaderland,’ Sovjet-Rusland. De betekenis van de afval van Tito is juist, dat in Oost-Europa naast de ideologische en sociale motieven van het communisme het nationalisme een belangrijke invloed verkrijgt. Wij hoeven ons niet voor te stellen, dat Joego-Slavië nu plotseling een demo- | |
[pagina 50]
| |
cratie in Westerse zin is geworden, of dat op enigszins korte termijn zal worden. Maar het land heeft zich losgemaakt uit de vastgesloten cirkel der Russische satelliet-staten, voornamelijk op grond van het feit, dat het een zekere zelfstandigheid van beleid meent te moeten en te kunnen handhaven. Merkwaardig is ook, dat deze ontwikkeling het door de Russen gebezigde bindmiddel van het Panslavisme onwerkzaam maakt. Het is immers de gevestigde Sovjet-politiek om bepaalde bindmiddelen, als bij voorbeeld de samenhang tussen de aanhangers der Orthodoxe Kerken, die tussen de Mohammedanen en die tussen alle Slavische nationaliteiten, te laten voortbestaan en in te schakelen in de Russische propaganda-actie. Met het Panslavisme werd dit onder andere geprobeerd in een grootscheepse actie, die merkwaardig genoeg haar centrum in Belgrado vond en daar anderhalf jaar geleden het aanzijn gaf aan een groot Panslavisch congres. Door de stap van Tito en de zijnen is de suggestie, dat alle Slavische volken als het ware per definitie tevens behoren tot de rij van Russische satelliet-staten te enen male verbroken. Men kan zich nog afvragen, of inderdaad Joego-Slavië als geheel zich hiermede buiten de rij van die satelliet-staten heeft geplaatst. Het is zeker zo, dat ook in Joego-Slavië nog belangrijke oppositie-elementen tegen Tito aanwezig zijn. Men noemt als zodanig een aantal oudere leden van de communistische partij, voor wie de uit en in Moskou ontvangen doctrinaire scholing van vroegere jaren zwaarder weegt dan het voornamelijk in de oorlog gewonnen prestige van Maarschalk Tito. Zoals men weet, hebben ook enkele hoge officieren getracht naar het buitenland te vluchten. Jowanowitsch, de vroegere chef van de staf, is aan de grens doodgeschoten en heeft dus Roemenië niet kunnen bereiken. Enkele anderen echter vermeien zich thans in Hongarije en in Moskou in het voeren van een actie, waarvan het ernaar uitziet, dat zij, als zij maar eenmaal sterk genoeg zal zijn, zal neerkomen op het vormen van een ‘vrije Joegoslavische regering’, ongeveer op dezelfde wijze als in 1944-'45 de communistische Polen in Lublin een Poolse regering onder Sovjet-gezag trachtten te vormen. Over het geheel echter schijnt Tito de zaak vrij behoorlijk in handen te hebben. De moed tot zijn stap ontleende hij uiteraard in de eerste plaats aan de ligging van zijn land, dat, gelegen aan de westelijke grens van het zogenaamde Molotov-gebied, zonder rechtstreekse grens met de Sovjet-Unie en in het bereik van de Geallieerde vliegtuigen, een gunstiger springplank biedt voor dergelijke rebelse stoutigheden dan landen als Polen of Bulgarije. | |
[pagina 51]
| |
Ook Tito's greep in het binnenland schijnt echter behoorlijk gewaarborgd te zijn, in het bijzonder door de macht, welke de geheime politie van de vice-premier Rankowitsch, de OZNA, in het land uitoefent. De ironie der historie wil, dat de Joegoslavische communisten het organiseren van een geheime staatspolitie blijkbaar zo goed van hun Russische leermeesters hebben afgekeken, dat de vroegere Joegoslavische filiaal-zaak een zelfstandige firma met behoorlijk concurrentievermogen is geworden. Dat is één van de punten, waarover de ruzie aankwam. Inmiddels is gebleken, dat tussen 20 MaartGa naar voetnoot1) en 28 Juni, toen het vonnis van de Kominform over Tito werd gepubliceerd, een uitgebreide briefwisseling tussen de meesters in het Kremlin en de Joegoslaven is gevoerd. Eén van de eerste bezwaren, die daarbij door de Russen tegen Tito werden aangevoerd, was dat Joego-Slavië aan de eigen Russische agenten (de briefwisseling spreekt van ‘adviseurs en instructeurs’) moeilijkheden in de weg legde. De antwoordbrief van de Joegoslaven van 13 April klaagt een beetje pathetisch, dat deze heren bij voorbeeld driemaal zo hoog betaald worden als Joegoslavische ministers! In de tweede plaats werd aan de Joegoslaven verweten, dat zij niet energiek genoeg zouden optreden tegen de zelfstandige boeren, de zogenaamde kulaks, en niet voldoende zouden opschieten met de collectivisatie van de grond. Ook in Polen werden later soortgelijke klachten vernomen. Het is duidelijk, dat de uiteindelijke politiek van de mannen in het Kremlin inderdaad gericht is op een collectivisatie van de grond in geheel Oost-Europa. Het is ook duidelijk, dat verscheidene satelliet-staten er weinig voor voelen, daarbij een te snel tempo te volgen, omdat dit dreigt grote delen van de in overwegende mate agrarische bevolking te vervreemden van het regime. Het valt overigens nog te betwijfelen, of deze aanklacht tegen Joego-Slavië in het bijzonder als eerste oorzaak van het conflict moet worden beschouwd, daar de collectivisatie in verscheidene andere satelliet-staten zeker niet verder is gevorderd. De derde en vierde klacht uit de akte van beschuldiging zijn dingen, die op ons Westerse lezers misschien een geringe indruk maken, maar in de oren van wetsgetrouwe Stalinisten aan de banvloek gelijk staan. Het betreft hier de verwijten, dat de Joegoslavische leiders het Leninisme niet goed zouden interpreteren en, o schrik, zelfs mensjewiek zouden zijn, zoals het Kremlin het op 27 Maart formuleerde, en dat zij te vriendelijk zouden zijn ge- | |
[pagina 52]
| |
weest jegens de machten van de Westelijke democratie; dit werd op 4 Mei aan de Joegoslaven voor de voeten geworpen en vormde ook een onderdeel van de beschuldiging, waarmee de Poolse communistische partij op 6 September Gomulka terzijde stelde. Deze laatste akte van beschuldiging bevatte weinig nieuwe punten. Interessant was echter, dat de actie blijkbaar niet alleen Gomulka en zijn twee collega's betrof, maar een algemene zuivering van de Poolse communistische partij aankondigde. Het is een bekend feit, dat verscheidene van de Oosteuropese communistische partijen door een te groot toevloed van leden minder zuiver in de leer zijn geworden; het is ook bekend, dat bij voorbeeld de SED in de Oostelijke zone van Duitsland door infiltratie van andere elementen een onbetrouwbaar en zelfs een onbruikbaar instrument in de handen van de Russen dreigt te worden. Wij hebben zoëven de vraag al aangeroerd, in hoeverre het gezag van Tito in Joego-Slavië omstreden is. Ook al maakt men een uitzondering voor bepaaldelijk aanwezige oppositie-elementen, dan nog moet worden toegegeven, dat leger en jeugd in overwegende mate op zijn hand zijn en dat de ijzeren hand van de OZNA alle pogingen tot contra-actie tot onvruchtbaarheid doemt. zolang zij niet van het buitenland uit worden geholpen. Een dergelijke hulp is op zichzelf natuurlijk niet ondenkbaar, maar belooft voor de Sovjet-Unie weinig, zolang zij niet bereid is met een dergelijke actie ook een wereldconflict te riskeren. De ervaring met Markos in Noord-Griekenland wijst voorlopig in een andere richting. Een zwakke postiie van de Russen is nog hun volslagen gebrek aan populariteit in vrijwel alle satelliet-staten. Ten aanzien van Joego-Slavië hoeft men slechts te denken aan de goed betaalde, maar scherp in de gaten gehouden Russische ‘adviseurs en instructeurs,’ waarvan Belgrado steeds op vermindering van de getalsterkte aandrong. Ook bij de discussies over het conflict in en om Berlijn vergeet men wel eens dat, hoe sterk de Russische positie der plaatse strategisch ook moge zijn, de Russen hun populariteit bij de Duitse bevolking juist in dit conflict op beslissende wijze aan het verliezen zijn. Hoe het conflict om Berlijn op korte termijn ook moge aflopen, op lange termijn hebben de heren van het Kremlin één van de grote doeleinden van hun politiek daarmee verspeeld. Een volgende vraag, die wij ons bij het Tito-incident toch even moeten stellen, is die naar de echtheid ervan. Zodra men van een dergelijke gebeurtenis op het eerste gezicht kennis neemt, is men geneigd een ogenblik aan doorgestoken kaart te denken. | |
[pagina 53]
| |
Nu het conflict zich alweer enige maanden heeft geconsolideerd en Joego-Slavië zelfs voorzichtig contact met het Westen opneemt, zijn er minder redenen om aan een grootscheeps communistisch bedrog te denken. Er is echter nog een andere factor, die in dezen meespreekt. Het is een niet onbekend feit, dat de internationale actie van het communisme in vele landen ter wereld niet in het bijzonder over de Sovjet-ambassade werd geleid, maar over de Joegoslavische ambassade of legatie. Dit wetende, moet men zich dus de vraag stellen: hoe reageren deze buitenlandse missies, die formeel vertegenwoordigingen van Joego-Slavië zijn en daaronder voorposten van het Kremlin? Opmerkelijk is nu, dat de Joegoslavische ambassadeur in Teheran met zijn ganse staf zich aan de Russische zijde heeft geschaard, vol luide protesten tegen de ‘dictatuur van Tito.’ Zonder te spreken van een volledig bewijs, dat de afval van Tito echt is, ligt er toch een belangrijke aanwijzing in, als deze mensen verklaren: ‘Door het wilde terreurregime, dat in Joego-Slavië heerst, kunnen wij niet naar ons vaderland terugkeren en vragen wij aan de Sovjet-regering om ons te beschermen, wat naar wij hopen zal worden toegestaan.’ Als men tracht de werking van het Tito-incident te bepalen, kan men dat alleen doen in verband met andere gebeurtenissen op de wrijfvlakken tussen de Russen en het Westen. Men kan de huidige conflict-situatie niet alleen zien als een consekwentie van de op 18 Juni begonnen blokkade van Berlijn, daarnaast dient men zeker rekening te houden met het Pact van Brussel van 17 Maart, dat een begin maakte met de integratie van West-Europa en dat, als ik mij niet vergis, in het Kremlin naar verhouding wel eens meer indruk gemaakt zou kunnen hebben dan in het Westen. En bij de beoordeling van de macht van de Sovjet-Unie in deze conflicten-situati mogen wij ook niet vergeten de uitbanning van Tito van 28 Juni, die ongetwijfeld een verzwakking betekent van het Sovjet-front, al zou men er verkeerd aan doen, elke factor, die op een dergelijke verzwakking duidt, tevens als een stabiliserende, naar vrede voerende factor te beschouwen. J. Barents |
|