De Gids. Jaargang 111
(1948)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||
RuslandGa naar eind1) en het WestenArgwanend bekijkt de Sowjet-Unie het Weten; en niet geheel zonder reden, zoals de geschiedenis geleerd heeft. In een tijdperk van 129 jaar is Rusland maar liefst vijf maal aangevallen door het nimmer tot rust komende Europa: Napoleon in 1812, de Frans-Engelse invasie van 1854 (Krim-oorlog), Duitsland in 1914, de Anglo-Frans-Poolse invasie van 1918-1920 (door ons ‘interventie’ genoemd, indien wij het tenminste al toegeven) en de laatste - tevens meest verschrikkelijke van allemaal - Hitler in 1941. Is het niet begrijpelijk dat de Sowjet-Unie, gezien deze beangstigende lijst, de blik steeds argwanend naar het Westen gericht houdt, teneinde zoveel mogelijk voorbereid te zijn op een eventuele zesde inval? Bovendien, de Westerse wereld ligt den Rus niet. Om de mysteriën in en van de Sowjet-Unie enigermate te doorgronden, moeten wij als uitgangspunt te allen tijde goed vasthouden: Rusland en Europa zijn twee werelden met een volslagen verschillende mentaliteit. De Slavische geest beziet nu eenmaal vele zaken geheel anders dan de Westerse; dit is een niet te veranderen feit, dat wij beter kunnen aanvaarden dan te trachten forceren door bijvoorbeeld den Rus een Westerse democratie op te dringen. De antithese Rusland en het Westen beheerst de wereld momenteel op schier ieder gebied. Het kan daarom nuttig zijn op enkele punten van deze tegenstelling dieper in te gaan, teneinde aldus te bewerken dat men zich er rekenschap van moet geven dat het hier gaat om een langzaam groeiproces van ettelijke eeuwen en niet om een vinding van de huidige machthebbers in het Kremlin.
In de geschiedenis van Rusland zijn vier belangrijke tijdperkenGa naar eind2) te onderkennen:
| |||||||
[pagina 20]
| |||||||
Deze belichting van enkele episoden uit het verleden verklaart veel van de huidige verhouding der Sowjets jegens het Westen. Maar ook begrijpt men er de enorme achterstand door, die Rusland ten opzichte van het Westen had in ontwikkeling, rechtspleging, industrie en techniek; deze is niet het gevolg van mindere begaafdheid of van een strakkere, Aziatische geestesgesteldheid, maar is ontstaan door de noodzaak van een eeuwenlange verdediging tegen diverse aanvallen - hetgeen politieke, volkenkundige en economische uitwerking had - benevens door de moeilijkheden van uitgestrektheid met daaruitvolgende klimaatverschillen en van gemengde bevolking. Na de val van Kiew (1240) werd het Grootvorstendom Moskou het Russische centrum; het lag minder westelijk en had ook veel minder handelsbetrekkingen, die van Kiew uit o.a. door vorstenhuwelijken tot stand waren gekomen. In de tweede helft der vijftiende eeuw wist Grootvorst Iwan III van Moskou nagenoeg alle tot dusver onafhankelijke steden en vorstendommen in Noord-Rusland te onderwerpen; de enige handelsstad van betekenis, waardoor nog contact met het Westen mogelijk was, Nowgorod, werd in 1478 geannexeerd. De Oosterse despotie, mede noodzakelijk om de militair-technische achterstand in te halen, had zich in Rusland gevormd naar Byzantijns voorbeeld: de Turkse bezetting van Konstantinopel (1453) maakte in Moskou de gedachte levend, dat de enige Orthodoxe heerser, de Grootvorst van Moskou, een waardig opvolger | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
van de Byzantijnse Keizer was; zo werd Moskou ‘het derde Rome’, en deze opvolgingsgedachte werd nog versterkt, als het ware zelfs gewettigd, door het huwelijk van de Moskouse Grootvorst Iwan III met een nicht van de laatste Byzantijnse Keizer. De geslotenheid van Rusland voor het Westen verandert met Peter de Grote en deze oriëntatie naar (niet uitsluitend op) het Westen wordt in de 18e eeuw voortgezet: Moskou wordt hoofdstad af ten gunste van Petersburg - ‘het venster op het Westen’, Rusland wordt weer een Oostzeemogendheid, hetgeen de Duitse Orde in de 13e en 14e eeuw en de Zweden en Polen daarna hadden verhinderd; leger, vloot, industrie, bestuur, Hof, adel en zelfs enigszins de cultuur worden geëuropeïseerd. Door Napoleon gedwongen gaat Rusland in de negentiende eeuw de eerste viool mede bespelen in het Europese orkest; voor een ogenblik verbindt deze tiran de twee geographisch, economisch en cultureel meest tegenstrijdige landen van ons werelddeel. Immers Ruslands overwinning in 1812 doet de Londense harten en klokken vreugdevol slaan, om Engelands Waterloo dreunden de Moskouse kanonnen. Hoewel Rusland zich nu wel met het Westen bemoeit, wenst het in eigen land geen Westerse weetgierigheid: Nicolaas I (1825-1855), de ijzeren tiran, liet destijds al het thans wederom spreek-woordelijke ‘ijzeren gordijn’ neer: onderdrukking, oppermachtige censuur en zeer primitief onderwijs moesten Rusland vrijwaren tegen noodlottige Westerse invloeden. Tot ditzelfde doel zijn de bolsjewieken voor hun politiestaat in de leer geweest bij deze Nicolaas. De negentiende eeuw staat - internationaal bezien - in het teken van het imperialisme; Rusland gaat ook meedoen, niet echter uit industriële motieven, om afzetgebieden te vinden voor de moderne groot-industrie (zoals Engeland en Duitsland). Het Russische imperialisme wordt voornamelijk gestuwd door geestelijke krachten: het Pan-Slavisme predikt dat Rusland de geroepen leider is van alle Slaven, die door godsdienst en beschaving tezamen horen. De Balkan wordt het brandpunt van Europa! De Russische expanie naar Siberië moet daarentegen in eerste aanleg verklaard worden uit demographische gronden: de zeer snel toenemende bevolking in Midden-Rusland had in de eindeloze Aziatische vlakten een onbegrensd ‘settlement’. Het Berlijns congresGa naar eind3) van 1878 maakt dat Rusland zich weer naar het Oosten keert. In het Zuid-Oosten botst het na Turkestan op Engeland met slechts Afghanistan als buffer; toen de Russen Merw bezetten vlak bij de Afghaanse grens, ontstond onder de Britse imperia- | |||||||
[pagina 22]
| |||||||
listen grote ‘mervourness’ (woordspeling op nervousness), doch ernstige afmetingen nam dit conflict niet aan. Wel was dit het geval met de Noord-Oostelijke tegenstander Japan, die sterk in zijn jonge kracht aan alle schone dromen van de onoverwinnelijke Russische kolos een zeer plotseling einde maakte in 1905, hetgeen weer leidde tot terugkeer naar het Westen, zich uitende in de aansluiting bij Frankrijk en Engeland in de Triple Entente (1907). Met Parijs was Petersburg al sinds BismarcksGa naar eind4) val (1890) dikke vrienden, mede met het oog op het Franse kapitaal dat de Russische minister Graaf Witte (1893) hard nodig had voor de financiering van de aanleg van spoorwegen. Thans kwam Rusland midden in de Westerse verhoudingen te staan; en dat is heden ten dage nog het geval, ondanks zekere isolerende tendenties, welke de Sowjet-politiek de laatste decennia af en toe gekenmerkt hebben. Delcassé, de grote Franse bouwer aan de Entente Cordiale van 1904, moet eens gezegd hebben: ‘Er zijn twee vormen van diplomatie in deze wereld, die meetellen, de Britse en de Russische; om de eenvoudige reden, dat zij de enige zijn die in generaties en niet in maanden denken, in eeuwen en niet in jaren’. De methoden van de Russische diplomatie zijn onder de Sowjets nog gelijk aan die der Czaren, wat de verlangens ook mogen zijn. Nog altijd is het hoofdmotief: achterdocht! Een wantrouwen jegens het Westen in het algemeen en jarenlang tegen Engeland in het bijzonder. Want steeds blijven de historische ‘knelpunten’Ga naar eind5) bestaan, waarop de goede verstandhouding van de Sowjet-Unie met de andere ‘Groten’ strandt: Balkan, Dardanellen, Azië en in het algemeen alle internationale afspraken op politieke en economisch gebied, welke de Sowjet-Unie zouden beletten zijn eigen koers te varen. Dit laatste ‘knelpunt’ is na de bolsjewistische revolutie ontstaan: terwijl in 1904 het Czarenrijk nog gebonden was door velerlei overeenkomstenGa naar eind6), heeft het bolsjewistische bewind een fanatieke angst voor internationale bindingen. Deze afkeer wordt gedeeltelijk gevoed door het niet erkennen der Sowjet-Unie te VersaillesGa naar eind7), LocarnoGa naar eind8) en München, hoewel de bekwame Litwinow alle mogelijke moeite deed - en niet zonder succes - politieke betrekkingen aan te knopen. Zo nam de Sowjet-Unie sinds 1927 deel aan de commissie, die onder voorzitterschap stond van onze landgenoot Jhr Dr J. Loudon, ter voorbereiding van een ontwapeningsconferentie; deze commissie, waarin ook de Verenigde Staten van Amerika waren vertegenwoordigd, begon in het voorjaar van 1926 haar werkzaamheden, welke echter door een | |||||||
[pagina 23]
| |||||||
onoplosbare tegenstelling tussen Frankrijk, Duitsland en de Angelsaksischelandengeen resultaten hadden. Het was ook Litwinow, die krachtige steun gaf aan het Kellogg-pact van 1928Ga naar eind9), genoemd naar de Amerikaanse staatssecretaris voor buitenlandse zaken. De Sowjet-Unie werd al in 1924 erkend door Groot-Brittannië (MacDonald), evenals door Frankrijk, Italië, Noorwegen, Griekenland en Oostenrijk; in 1925 door Japan, in 1933 volgde de U.S.A. en als laatste in 1941 - na de Duitse overval op Rusland... Nederland! De Sowjet-Unie bevond zich in de jaren '30 in het stadium van opbouw en was zelf niet agressief, doch wel beangst voor een aanval. Vandaar koortsachtige opbouw van industrie en leger, 20 jaar geleden en ook nu weer. Getrouw aan het beginsel: de aanval is de beste verdediging, treedt Moskou thans wèl agressief op, er daarbij voor zorgend dat een oorlog vermeden wordt tot het de U.S.S.R. schikt.
Nu wij de geschiedenis van Rusland uit in zijn verhouding tot het Westen zeer summier zijn nagegaan, is het gewenst de tegenspeler nader te beschouwen: wat verstaan we hier onder het Westen, en wat rekent Rusland tot zijn (cultuur) gebied? Het gaat ons dan bij het eerste om de oostelijke begrenzing van dit bekende, in het spraakgebruik dikwijls voorkomende begrip. Moet de scheidingslijn lopen langs het huidige ‘ijzeren gordijn’, bij de grenzen van de U.S.S.R. of zelfs nog meer oostelijk, nl. achter de Baltische Staten, Wit-Rusland en de Oekraïne? Waar wij ons in dit artikel enigermate cultuurhistorisch hebben ingesteld, denken we ons de grens door het z.g. ‘Slavische blok’ heen zonder nadere aanduiding. Deze is immers nauwelijks te geven. HuizingaGa naar eind10) verstaat onder de term ‘het Westen’ de Latijnse Christenheid, zoals die zich in de loop der Middeleeuwen had afgezonderd van de landen, die het fundament van hun kerk niet in Rome vonden. Het is de eenheid van kerk, van geestelijk hoofd (de Paus), van kerktaal, welke alle landen van Zweden tot Spanje en van Polen tot Ierland verbond. Men kan daarom moeilijk Polen, dat het meest naar het Oosten ligt en momenteel met zijn voor 9/10 Rooms-Katholieke bevolking een lastige satelliet voor Moskou is, van de Westerse beschaving uitsluiten; zij hebben zich trouwens de beschermers der Latijnse beschaving tegen het Oosten getoond en met de Hongaren het langst Latijn als levende taal gebruiktGa naar eind11). Een Slavische eenheid is dan ook een hersenschim; de poging van de Tsjechische historicus Jaroslaw Bidlo deze eenheid te be- | |||||||
[pagina 24]
| |||||||
wijzen moest wel mislukken. Slechts de Balkanslaven (met uitzondering van de Noordelijke bewoners van Zuidslavië) - onderling verbonden door een eeuwenlange Turkse knechting en daardoor staatkundig, economisch en cultureel achterlijk - kan men tot de Russische beschavingssfeer rekenen, mede door de geloofsgemeenschap. Daarom sloeg DanilewskyGa naar eind12) ook de plank mis, toen hij over een Slavische cultuur sprak. Deze belangrijke Russische cultuurphilosoof en panslavist werd geleid door een fel anti-Europa-complex, dat in de Krimoorlog ontstaan was. Hij zag na de bevrijding der Zuid- en West-Slaven van de Turkse en Oostenrijkse hegemonie een Slavische federatie ontstaan, met Rusland verenigd; hij voorspelde dus cultureel wat wij in 1948 politiek mogelijk zullen beleven! Europa was in zijn oog stervende, de Slavische cultuur in het begin van haar bloei, en hij vergeleek dit proces met de grote Volksverhuizing: de ondergang van de Romeinse beschaving, de geboorte der Romaans-Germaanse. De voorspelling van Danilewsky is niet bewaarheid; niet tegen West-Europa, doch tegen de Midden-Europese grensgebieden vocht Rusland zijn grote strijd. De ondergang van de Midden-Europese cultuur en de - gedeeltelijke - overwinning van de Slavische kwam met de staatkundige ineenstorting van Centraal-Europa in de eerste wereldoorlog. ‘De grote ineenstorting lag niet “in de schaduwen van morgen”, doch veeleer in de schaduwen van de vier eeuwen West- en Midden-Europese cultuur sedert de opkomst der Renaissance. De wereldoorlog was cultuurhistorisch beschouwd de zondvloed, misschien zelfs slechts de eerste vloedgolf daarvan’.Ga naar eind13) Een eigen cultuurgebied zal niemand de Russen willen onthouden; de in de 20er jaren onzer eeuw opkomende EuraziërsGa naar eind14) erkennen evenmin als Danilewsky de Europese cultuur als de enig-zalig makende en dat niet-Europese volken slechts door deze over te nemen de hoogste beschavingtrap bereiken. Deze Euraziërs, een groep van Russische emigranten, zien de Europese cultuur slechts beperkt tot de Romaans-Germaanse volken; Rusland - met zijn Aziatische bezittingen een eigen vasteland - heeft een eigen Euraziatische cultuur, welke duidelijk verschilt zowel van de Europese als van die van Japan, China, Indië, Perzië en het Nabije Oosten; en dat verschil berust niet op ethnische, doch op aardrijkskundige grondslag.
Het komt ons voor dat de aanvaarding door het Kremlin van het Euraziatische begrip de achtergrond vormt van de stugge politiek van de Sowjet-Unie. Want wat is de reden van Ruslands | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
terughoudendheid ten opzichte van internationale afspraken? Waarom aanvaardde het b.v. de ‘neutrale’ monetaire overeenkomst van Bretton Woods niet en liet het alleen Tsjechoslowakije meedoen aan de voorbereidende besprekingen voor een Handvest ener Internationale Handelsorganisatie? Die redenen zijn van tweeërlei aard: de geringe verwachtingen, welke de Sowjet-Unie ervan koestert, en de vrees dat zij zichzelf door internationale bindingen zal belemmeren in haar nationale, staatkundige en economische plannen (aparte beginselen van grondwettelijke vrijheden, planeconomie, staatshandelsmonopolie, geïsoleerd geldwezen). De Sowjet-Unie vreest dit vooral op economisch terrein: de Russische staatshuishouding zou dan blootgesteld worden aan alle gevaren van de haars inziens onvermijdelijke ‘crisis van het kapitalisme’, waartegen de Sowjet-Unie zich door haar gesloten plansysteem heeft gevrijwaard. Rusland heeft de onafwendbaarheid van de tweede wereldoorlog eerder ingezien dan Engeland en Frankrijk. Het was daartoe in 1937 overgegaan tot een diep-ingrijpende politieke zuivering, waarbij 54 hoge partijfunctionarissen werden doodgeschoten en bijna 2 van de 3½ millioen leden uit de partij gezet, verbannen of terechtgesteldGa naar eind15). Verder had Stalin in de ‘democratische’ Grondwet van 1936 het Russische volk een nieuwe basis gegeven en hadden de vijfjarenplannen industriële wonderen verricht (Amerika-plannenGa naar eind16)). Het buitenlands beleid bleef vervuld van wantrouwen jegens het Westen, vooral na de ingrijpende en centrale overeenkomst van München. Dat de Sowjet-Unie daarbij niet aanwezig was, betekende de genadeslag voor de vasthoudende, op het Westen gerichte politiek van de bekwame 62-jarige Litwinow; deze kreeg dan ook na de overval op Tsjechoslowakije van Maart 1939 zijn ontslag als volkscommissaris voor buitenlandse zakenGa naar eind17) en werd vervangen door Molotow, die al van voor de eerste wereldoorlog één van Stalin's naaste medewerkers is. Toen kwam op 22 Juni 1941 ook voor de Sowjet-Unie de oorlog, waarin ondanks het Russisch-Engelse verdrag van 26 Mei 1942 en het Russisch-Franse van 10 December 1944Ga naar eind18), en ondanks de omvangrijke Westerse credietenGa naar eind19) en goederenschenkingen, de verstandhouding met het Westen, waar thans de Verenigde Staten zeer duidelijk de eerste viool spelen, niet verbeterde. Integendeel, thans zijn ook de Angelsaksische mogendheden wantrouwend geworden, en wel voornamelijk wegens Ruslands vooruitgeschoven positie ten aanzien van het Westen en wegens zijn geringe bereidheid tot internationale samenwerking. Vanzelf komt dan weer de angstpsychose van Engeland en Frank- | |||||||
[pagina 26]
| |||||||
rijk naar voren: een samengaan van Duitsland met de Sowjet-Unie, een vrees, welke in 1922 te Rapallo werkelijkheid werd (echter zonder resultaat), voor de tweede maal in Augustus 1939. De Sowjet-Unie weet dat de U.S.A. thans haar grootste, ja feitelijk enige tegenspeler is. Frankrijk is binnenslands weer ten prooi gevallen aan de verdeeldheid der politieke groeperingen, Engeland heeft in deze oorlog meer gebloed (letterlijk en figuurlijk) dan het zichzelf en anderen wil bekennen; het heeft een belangrijk stuk wereldprestige verloren (India, Palestina, Egypte, de invloed in de Middellandse Zee-landen) en vecht nu voor zijn Europese gezag.
De Sowjet-Unie weet dit alles zeer goed; dat moet scherp naar voren gekomen zijn op een uiterst belangrijke bespreking in het najaar van 1945 tussen de 9 meest vooraanstaande figuren van het ‘Politburo’: Stalin, de inmiddels overleden president Kalinin, Molotow, Kroestsjew, Kaganowitsj (deze laatste verving half Maart 1947 de vorige als Oekraïns dictator, doch 24 December j.l. werden de bordjes weer verhangen), Andreyew, Mikoyan (de minister voor buitenlandse handel), Malenkow, en Zjdanow (als secretaris van de partij - de functie, die Stalin bij Lenins dood in 1924 bekleedde - één der invloedrijkste figuren en de meest ernstige candidaat voor Stalin's opvolging). Het onderwerp was de Russische politiek in Europa, speciaal ten opzichte van Engeland. Kalinin en Kaganowitsj waren uitermate bevreesd ook maar iets te ondernemen, dat op een conflict met Groot-Brittannië zou kunnen uitdraaien: wij hebben dringend behoefte aan een tijdperk van vrede en opbouw. Een politiek van aftasten hoever men gaan kan achtten deze Russen momenteel niet verantwoord. Recht hiertegenover stelde Molotow vast, dat Engeland net zo uitgeput was als de Sowjet-Unie en dat het dus thans het ogenblik was ‘met volle kracht vooruit te stomen’. Hij vond bijval in de personen van Zjdanow en Mikoyan. Stalin was weer eens de zwijgende, ondoorgrondelijke sphinx; later liet hij zich echter aldus uit:
| |||||||
[pagina 27]
| |||||||
Dit werd ruim 2 jaren geleden geuit; inderdaad is het in grote trekken zo geschied. De wijze van economische penetratie in Midden- en Zuid-Oost-Europa is ‘het grootste staatsgeheim van Moskou’, aldus den deskundige Rus in de zomer van 1946. ‘Ik kan de verzekering geven dat dit geheim wel haast even zorgvuldig bewaakt wordt als het atoomgeheim en dat het voor de Sowjet-Unie feitelijk ook even belangrijk is’. Hoewel men zich niet te snel moet laten verontrusten, is het toch gewenst de schaarse Russische uitlatingen goed te bestuderen, ook al omdat men de waarde en waarheid ervan als leek moeilijk kan beoordelen. Maar het is mede deze invasie op het Europese vasteland - die zich overigens zeker niet tot het economische beperkt - die Truman aanleiding gaf tot zijn steun aan Griekenland en Turkije, die tevens Albion ten goede kwam. Om de Westerse ongerustheid weg te nemen, verklaarde Stalin op 30 September 1946 dat de Sowjet-Unie geen Duitse steun zocht tegen West-Europa. Zolang echter het Duitse vraagstuk - zoals hier boven aangestipt immers de kern van alle angsten - niet bevredigend is opgelost, zolang de Sowjet-Unie niet getoond heeft te streven naar internationale samenwerking door ‘geven en nemen’, zolang tenslotte Moskou niet bereid is het verdrag met Engeland te verlengen van 20 tot 50 jaar, en een non-agressiepact inzake Duitsland te sluiten met de Verenigde Staten van Amerika, Groot-Brittannië en Frankrijk, zolang wordt de eeuwigdurende en wederkerige achterdocht tussen de Sowjet-Unie en het Westen niet opgeheven. En intussen hunkert de vermoeide wereld naar rust, vooral het afgetobde Europa.
M.C. Tideman |
|