De Gids. Jaargang 109(1946)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Zuivering Ook bij de dieren wilde men gaan zuivren. Was daar geen reden toe? Hoe menig beest Was bij een gildelid niet kind aan huis geweest? Was dat niet iets om van te huivren? Een hond had bij zoo een het erf bewaakt, Om roof en inbraak te verhindren, En deel genomen aan de spelen van de kindren. Men riep hem voor. Hij is gestaakt. Mijnheer Kanarie had uit volle borst Onder datzelfde dak zijn lied gezongen, Daar in het allerminst niet toe gedwongen. Hij is verhoord. Hij is geschorst. Voldoende fierheid had een paard ontbroken. Instede, dat het onder was gedoken, Had het een fouten inboedel verhuisd. Die houding achtte men niet juist. Voor zeven maanden is het recht Te hinniken dat paard ontzegd. Een zeehond-kunstenaar wilde men straffen, Omdat hij voortging, in de maat te blaffen, Nadat voor het gedierte in water, woud en veld Reeds een dressuurkamer was ingesteld, Terwijl de snoek, de schelvisch enzoovoort Hadden gezwegen, zoo 't behoort. De zeehond sprak: ‘Maar die hielden hun monden, Omdat ze, al ging 't om goud, niet anders konden. Ten onrechte acht ik mij dan ook gestraft, Zoolang niet snoek of schelvisch blaft.’ Jan Prins Vorige Volgende