Van Vollenhoven
8 Mei 1874-29 April 1933
Wanneer niet een vroege dood een einde aan zijn leven had gemaakt, zoude Vollenhoven op 8 Mei van dit jaar den zeventigjarigen leeftijd bereikt hebben. Het oogenblik schijnt geschikt zich weder eens rekenschap te geven van den zeer buitengewonen aard dezer wetenschappelijke figuur.
Bij de vier groote ontdekkingen in den meest letterlijken zin des woords, die altijd op Vollenhovens naam zullen blijven staan, treft vooreerst, dat hij nooit den vasten bodem van het recht der werkelijkheid, van het positieve recht verlaat. Maar hij is een positivist, die veelal het bestaande recht ziet als geen ander vóór hem gedaan had. Hij ont-dekt het van nevelen, die belet hadden het te zien zooals hij het in ééns doet aanschouwen; of wel hij brengt welgevoegde orde daar waar vóór hem chaotische veelheid van wanorde heerschte.
En deze zuiver wetenschappelijke vernieuwing, zij heeft bij hem voorts dit zeer praktische gevolg, dat zij, vóóruitziend, den weg baant voor de ontwikkeling der dingen.
Reeds aanstonds het proefschrift van 1898. Daarin ziet de 23-jarige het positieve internationale recht niet zooals men het toen placht te zien, nl. als het recht tusschen de staten, maar als het recht der geheele internationale rechtsgemeenschap, die dóór de staten, elk met zijn zuiver nationale recht, boven hen opgebouwd wordt. De wetenschappelijke waarde van dezen nieuwen en volkomen doorwrochten kijk op het positieve recht der internationale rechtsgemeenschap is gelijk aan die van de Groots visie van het recht der groote gemeenschap van de geheele menschheid, der magna humani generis societas.
Het proefschrift verschijnt - en dit verhoogt zijn waardij - een jaar vóór de Eerste Vredesconferentie in het Huis ten Bosch, die met al hare teleurstelling toch een eerste voor een ieder zichtbare mijlpaal zou worden op den weg der internationale organisatie.
De praktische waarde van het geschrift is, dat het doet zien, hoe die zich vormende internationale organisatie met hare regelende, hare besturende, rechtsprekende en politiefuncties, uit het bestaande recht opgroeit, zich kristalliseert, en niet uit de lucht komt vallen.
Als het meest stoute in Vollenhovens ont-dekking van het recht der internationale rechtsgemeenschap wordt gevoeld, dat hij er ook in aanwezig acht den sterken arm, den politiedwang. In