es op. Voeg bij deze modale bijwoorden de intonatie, de omschrijvingen: je moet komen, je zult komen enz., dan zijn dat al te zamen middelen om een ‘gebod’ te moduleren en te modifiëren. Er zouden er meer te noemen zijn, maar dit moge voldoende wezen.
Ik beperk mij hier tot toegevoegde pronomina, steunpronomina, die naast het markeren van de verhouding tussen spreker en hoorder ook modulerende functie kunnen hebben. En ook getal-indicatie kunnen geven. Kom jij maar mee en blijf jullie even wachten; daarmee wordt één uit een groep gehaald. Zo is ook: jij daar, let toch op een door de situatie geëiste of gewenste precisering van het gebod, een precisering die niet in de imperatief zelf zijn formele uitdrukking kan vinden. Maar, in dit laatste voorbeeld staat het steunpronomen voorop; ik wil mij bepalen tot onmiddellijk achter de imperatief gevoegde pronomina.
Die kunnen zijn: jij, jullie, u en in literaire taal soms gij; ‘geef gij aan den broeder 't noodige geld’ (Alb. Thijm, Willem van Oranje); in de dialecten waar het oude enkelvoudspronomen nog leeft, ook vormen als doe, dou. Zo zegt een Friese vader tegen zijn zoontje: kom dou mar ris by heit (= vader); en ook kan hij zeggen: kom hy mar ris bij heit, waar hy de waarde heeft van een aanspreekvorm, een tweede-persoons-voornaamwoord. Dit hij wordt in deze functie vooral gebruikt in intieme sfeer, tegen kinderen, het heeft een beschermend-vriendelijk accent.
Deze Friese voorbeelden bewijzen duidelijk dat men bij de hier besproken wendingen niet te denken heeft aan ‘een in oorsprong vragende indicatief’. Immers, die luidt: komstou by heit en komt hy by heit? Wil men een ander bewijzend voorbeeld? De gebiedende wijs van lizze (leggen) is liz; de 2de persoon enkelv. dou leist (jij legt). En naast elkaar staan liz dou dat der mar del (leg jij dat daar maar neer): liz dou, imperatief + toegevoegd pronomen - en leist dou (leistou) dat der del? indicativische 2de persoon enkelv. = leg jij dat daar neer? Ik zet naast deze wending: komm du mal her, waar blijkt dat ook het Duits een duidelijke imperatiefvorm + du heeft en niet de omgekeerde woordorde van du kommst: kommst du (mal her).
Bezien we nu de constructie kom jij maar hier, loop jij maar door enz., dan is hier niet formeel uit te maken, of dit een imperatief of in oorsprong een vragende indicatiefzin is. Immers de imperatief luidt loop, maar ook de omgekeerde (vragende) woordorde heeft loop jij, kom jij enz. Hier kan ons een enkel onregelmatig werkwoord helpen. Naast de imperatiefzin wees jij nu kalm, staat de vraagzin: ben jij nu kalm? wees imperatief, naast