Aanteekeningen en opmerkingen
Het Zuiderzee-Museum
Een Juni-artikel in het Dagblad voor Noord-Holland had tot head-line: ‘Waar komt het Zuiderzee-museum?’ met het strijdbare onderschrift: ‘Enkhuizers pleiten voor hun stad’. De gelukkige gedachte, het beste, wat de Zuiderzee in onze herinnering liet, vorm te geven in een op het water georiënteerd openluchtmuseum, heeft blijkbaar ingang gevonden.
Een ad hoc gevormde commissie uit Enkhuizers stelde een rapport samen, met het doel - naar uit den inhoud blijkt - de argumenten te wegen, welke tégen vestiging van zulk een instelling in deze stad zouden zijn geopperd in een officieel, doch - naar wij meenen - niet gepubliceerd verslag der Rijkscommissie van advies in zake de Musea.
Nimmer was het gemakkelijk zich op de hoogte te stellen omtrent den stand van een vraagstuk, dat zich in departementale bewerking bevindt. Thans lijken door omstandigheden bijna alle wegen versperd, hoezeer zich wellicht voor deze zaak een groot deel van ons volk interesseert, dat bovendien als geheel bij een ruim en van meer kanten bekeken project belang heeft. Dat is heden nu eenmaal niet anders, doch te dankbaarder kunnen wij den Enkhuizers zijn, er op gewezen te hebben, dat er iets gaande is, hetgeen ons gelegenheid biedt er een kleine aanteekening bij te plaatsen.
Het rapport uit de Zuiderzee-stad is boeiend geschreven, kennelijk door den secretaris der commissie, K. Norel, auteur van verscheidene hier gesitueerde romans, met relatie tot water, land en volk. Ook dit verslag geeft Enkhuizen zooals het is, misschien een tikje levendiger dan de indruk, dien de grootstedeling van buiten bij een bezoekje krijgt, wien Eric van der Steen's versregels wellicht voor oogen staan:
... en als het stil wordt nemen allerwegen
de oude dagen weder overhand:
hier hebben schepen uit den Oost gelegen,
het regent en de haven is verzand,...
Doch aan deze ‘Oost’-reminiscentie appelleert de schrijver gaarne, als hij wijst op de unieke kans tevens iets van de Zuiderzee-hegemonie en grootheid der 16de en 17de eeuw te kunnen doen herleven in een omgeving van stad en menschen, die daarvoor oog en gevoel toonen. Een blijk daarvan is wel, dat Peperhuis