ben ik ineens op het perron, want ik wil niet hebben, dat Ma meegaat tot aan de coupé. Dan blijf je zoo lang naar mekaar kijken, zonder dat je nog wat zeggen kunt.
Maar ik draai me nog wel even om en zie vaag achter het glas van het wachtkamerraam Ma nog wuiven met een zakdoekje en het lieve bleeke gezicht dat me nog toelacht en mijn zuster wuift ook nog en dan keer ik me om en even later zit ik in een coupé tweede klas en weldra vertrekt de trein.
Ik passeer de Ruijschstraat en zie ons huis nog juist even, maar heel duidelijk, over de bronzen fontein op het pleintje heen, maar er is niemand thuis als de meid en dan begint al heel gauw de stad in blokken uiteen te vallen; telkens fragmenten zou je zeggen en je ziet alles op zoo'n rare haast onherkenbare manier; het Oetgenspad, waar allemaal schooiers wonen en de Grensstraat, waar Annie Verschuil woont, waar ik verliefd op ben geweest, maar ik heb het uitgemaakt of zij eigenlijk, maar anders had ik het toch gedaan; enfin, dat geeft nu niet.
Ineens ben ik de stad kwijt en zie ik de veenderijen en weiden met koeien, de golvende kruinenrijen der iepen langs de wegen, boerenhoeven, een verre molen en rechte blauwe slooten. Dat alles draait als een groot wiel rond me en de slooten zijn als de spaken van dat wiel.
Van Pa heb ik vanmorgen nog f10. - zakgeld gekregen, dat is een heele plok en uitgaven zul je op zoo'n school natuurlijk wel niet hebben; alleen voor wat sigaren en tabak.
Ik bedenk nu, dat het vandaag Maandag is en dat op ‘het hok’ zooals we de school bij Dirksen en de Wilde noemen, nu dadelijk Mr. Swells zal komen binnenstappen met zijn hoogen hoed en zijn bakkebaarden en zijn lorgnet. ‘Good morning boys - Goeden morgen jongens!’ en straks mogen de lui weer mee met den Baas naar het Vondelpark. Hu! Daar ben ik gelukkig af! Ja, vandaag is de school daar weer begonnen, voor de kostschool is het vandaag nog de reisdag voor de jongens.
Hoe zal het daar zijn op kostschool? Nu ja, niemand gaat er voor zijn genoegen naar toe, dat is zeker!
In Utrecht zie ik weer den Dom in de verte; ik heb hem niet meer gezien sedert ik van Zeeland naar Gelderland verhuisde. Hoe lang geleden al!
Toch prettig, dat sporen en ik voel nog heelemaal niet de beklemming van de nadering van het reisdoel.
Ik heb alleen een koffer als bagage en die is ingeschreven als passagiersgoed en als ik in Zeist-Driebergen uit den trein stap, want daar moet ik overstappen in een tram, zie ik hem ineens uitladen.