De Gids. Jaargang 106(1942)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Tweede deel] Gedichten In de trein Gedoken in een hoek, te murw om nog te klagen - in de oude donk're doek van de moeheid gehuld, en niets ter wereld meer dat mij vervult, dan die orgeldeun uit de dagen toen wij elkaar nog zagen. Waar bleef zij? in de stad wou ik het niemand vragen; alsof ik haar vergat sprak ik met wie haar kent; maar in mijn ooren zeurde zonder end die orgeldeun uit de dagen toen wij elkaar nog zagen. Naar mijn oud kustgehucht en het bed waar wij lagen voert mij de trein terug, de verduisterde trein, die dof en uit den treure het refrein dreunt van die deun uit de dagen toen wij elkaar nog zagen. Waarom moest het zoo zijn, en moet ik dit verdragen in de trein, in de trein? Ik vrees, dat zelfs de zee mij niet meer weg zal redden uit het wee van die orgeldeun uit de dagen toen wij elkaar nog zagen. Sociale idealisten [pagina 2] [p. 2] Zij weten vast en zeker hoe alles goed zal gaan. Zij laten bed en beker leeg en vergeten staan. Door droge lippen drukken Zij zich glashelder uit. Hun droom kan niet mislukken: Vooruitgang is hun bruid. Ik zie, waar ze op een rij staan als eieren in hun rek, Verlaine aan hen voorbijgaan, momp'lend, door een poel drek. Verzoening Al houden enklen het u na, dat gij hen verzen afnaamt, weggaande van mij bij bliksemlicht, elks oor doof, blind elks oog, dien onweersdag, en niets mij meer bewoog dan oude koningen om tot zang te maken, helmen en zwaarden, half vergeten zaken, die nog van u leken.... maar kom nu weer buiten, want de wereld leeft weer als weleer - Laat ons al lachende, weenende, in den wilde kronen wegwerpen, helmen, zwaarden, schilden - Maar lief, omklem mij dicht, sinds gij verdween verkilt dor denken mij tot op het been. (Naar W.B. Yeats: Reconciliation) A. Roland Holst Vorige Volgende