Bibliographie
Jonkvr. Dr. H.C. de Jonge, Een eeuw Nederlandsche Mode. - Amsterdam, N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij.
Zijn wij reeds ver genoeg van de negentiende eeuw verwijderd, om er de noodige belangstelling voor te hebben en vooral, om er objectief over te kunnen oordeelen? De uitgeversfirma Querido heeft zich deze vraag voorgelegd, haar bevestigend beantwoord en een aantal schrijvers gevonden, bereid om den tijd van ± 1800 tot ± 1900 onder de loupe te nemen en er, op verschillende gebieden, het een en ander over mede te deelen. Dat is de opzet van de ‘Nederlandsche Eeuw-Reeks’, die ons belooft allereerst: de Mode, de Schilderkunst, de Woning en de Letterkunde en later nog de Bouwkunst, de Scheepvaart, de Muziek, enz. enz.
Het eerste deel ligt nu voor ons: Een eeuw Nederlandsche mode van Jonkvr. Dr. H.C. de Jonge. Wij mogen wel direct dit zeggen: wanneer alle deelen zóó goed verzorgd zullen zijn en zóó goed geschreven, dan zal men de Eeuw-Reeks een aanwinst van beteekenis kunnen noemen.
Dat de belangstelling voor het verleden ook de laatst afgeloopen eeuw omvatte bleek in vorige jaren reeds door de interesse die men had voor ‘Het costuum onzer Voorouders’, ‘Het tijdperk van de Camera Obscura’ en ‘In Holland staat een huis’.
Freule de Jonge heeft in haar boek veel uit de eerste twee exposities kunnen benutten; zij - de bij uitstek deskundige - die zelf zoo'n enorm aandeel had aan ‘Het costuum onzer Voorouders’, was zeker de aangewezen persoon, voor zoover het kennis betrof, om het boek over de Mode te schrijven. Doch niet alleen de kennis bezit zij, doch tevens de gave, haar weten in een zeer aangenamen vorm te gieten. Het gevaar van het te eenvormige relaas wist zij te vermijden, doordat haar eruditie haar in staat stelde ook de gebieden van litteratuur en schilderkunst te bestrijken, terwijl haar speurzin haar bovendien menig oud modejournaal deed vinden, dat aan den tekst kostelijke citaten leverde. Naast die beschrijvingen en principieele uiteenzettingen uit ‘Pénelopé of maandwerk aan het vrouwelijk geslacht toegewijd’ (1821), ‘Proteus’ (1832) ‘Toilet’ (1850) ‘Réforme’ (1903) e.a. vinden wij aanhalingen uit de ‘Camera Obscura’ uit ‘Studententypen’ van Klikspaan en uit ‘Trouringh’ van De Veer, maar ook uit ‘Eline Vere’, ‘Intra Nos’ van Corn. Noordwal en van Eckeren's ‘Annie Hada’ enz. enz.
Aan schilders, die ons de mode doen zien in den loop der eeuw, vinden wij J.A. Kruseman, N. Pieneman, David Bles, Josef en Isaäc Israëls, Th. Schwartze, Toorop, Breitner, Jan Sluyters, enz.