| |
| |
| |
De vreemdeling
Karina, het kamermeisje had den vreemdeling het eerst gezien. Er was niets bijzonders aan zijn kleren, vertelde zij, maar de manier waarop hij ze droeg, stempelden hem tot een niet te rubriceren type. Hij had zeer dicht opeengeplant, bruin haar, dat gemillimeterd was en aan de slapen met diepe inhammen naar binnen liep. Zijn gezicht had de mongoolse maskervorm, die evenwel de daarbij zo dikwijls voorkomende, wrede mond miste, welke in dit geval zacht en van een week rood was. Men moest naar hem kijken en blijven kijken, vervolgde Karina opgewonden, maar Gregor Kobylkovski zette driftig de stapel borden neer, die hij tegen zijn witte jasje gedrukt had gehouden. Hij sprak steeds met het begin van stotteren, zijn hoofd met een protestbeweging vooruitgestoken in de losse kraag van zijn schillerhemd, die als de fletse verengordel van een vogel om zijn nek lag. Karina keek naar hem, naar zijn rug en zijn blonde haren. Onder die haren was een jongensachtig kuiltje, dat ze graag had willen zoenen, maar van haar zoenen was Gregor niet gediend. Hij nam de grote waterketel om er de samovar in de eetzaal mee te vullen en wierp een venijnige, ongeduldige blik naar Karina's handen, die langzaam, opdat hij het trillen niet zou merken, een half dozijn citroenen in schijfjes sneden. Terwijl hij de gang doorliep, die achter het buffet in de eetzaal uitkwam, volgde zij hem op de voet. Zij had nog veel meer te vertellen, dat hij allemaal reeds wist of weten kon, want de tuinman en de serveersters en de huisknecht spraken er eveneens over. Dat de vreemdeling veel werk maakte van Yvonne, wilde zij nog zeggen, maar zij vreesde dat hij de ketel met kokend, stomend water zou laten vallen en daarom zweeg ze met leedvermaak.
De vreemdeling zat in de hoek, bij het eerste raam links, met een lachende mond en grondeloze ogen te genieten van zijn glaasje wodka, dat in Villa Baron voor elke maaltijd geschonken
| |
| |
werd. Hij stond ingeschreven als een Amerikaan: Mr. Tracy Keane, maar dat kon zijn echte naam niet zijn; ze paste evenmin bij hem als de geruite confectiekleding, die als met losse schilfers zijn lichaam bedekte.
Gregor keek naar hem met verstolen haat, maar dat veranderde niets aan de onbetwistbare soevereiniteit van dezen plotseling opgedoken rivaal.
Verspreid bij de overige tafeltjes zaten een aantalandere Russen van de kolonie, een paar werklui, een soort gids, een gewezen zeeman en een gebaarde priester van de Grieks Katholieke kerk, die aan de andere zijde van de Rue du Plantage, krijtwit en rechthoekig, met kleine kloostervensters, tegen de lage helling lag. Dichter bij hem zat de veelzijdige artieste van de tweede verdieping. Zij had een kamer tegenover die van den vreemdeling en at dikwijls samen met den balletmeester Peter Karlov, maar nu zat zij alleen en zond in het Engels een paar vluchtige, minzame opmerkingen naar den vreemdeling, die in afwachting van het maal, met de linkerarm achteloos over zijn stoelleuning geslagen, naar de galerij van gekleurde foto's keek: de verschillende Czarenfamilies, in chronologische volgorde.
Waarom was hij niet naar een Europees hotel gegaan, dacht Gregor, er waren er genoeg in Cannes. Als hij zich tòch uitgaf voor Amerikaan. Villa Baron was een Russisch hotel en slechts bij uitzondering logeerden er vreemdelingen. Deze vreemdeling was met een auto gekomen, die hij tussen de spireabedden van de verwaarloosde achtertuin had geparkeerd en het was een wagen waarover een rijke amerikaan zich behoorde te schamen. Merk: Ballot, met gele, bladderende carosserie, alsof een motorduivel hem eenmaal aan soep gereden had en weer opgekalefaterd. Gregor had de avond tevoren de wagen heimelijk geinspecteerd en het inwendige met genadeloze minachting bekeken. Het trijp van de kussens was versleten en bevlekt, met bloed leek het wel.
Wanneer hij den man te woord moest staan of bedienen, voelde hij zich onweerstaanbaar aangetrokken en afgestoten tegelijkertijd. Hij zou zich slaafs hebben willen vernederen, trouw bezweren voor hij wist niet wat, alleen om die granaatappelrode mond vluchtig te zien glimlachen en een handdruk te verdienen van die kleinste en meest volmaakte mannenhand ter wereld. En tegelijk was hij woedend dat hij die magische uitstraling niet kon
| |
| |
weerstaan en zou hij van haat schreeuwend dat matbruine, maskerachtige gezicht met de vuisten hebben willen ranselen, tot de mond een lekkende wonde was geworden en de ogen eindelijk hun diep geheim prijs gaven in menselijke angst. Maar hij deed geen van beide, was slechts een beetje bokkig en schuw en stotterde heviger dan ooit.
Op het allerlaatste ogenblik, wanneer de gasten reeds met de soep begonnen waren, kwamen de balletmeisjes van her en der binnenstuiven, gekleed in korte broekjes en witte tricot shirts. Na de drie-urige morgenoefening hadden ze wat rustige verstrooiing gezocht. Ze groetten allen bij 't binnenkomen met een vluchtig kniebuigen en zochten, deels moe, deels uitgelaten, hun plaatsen bij familieleden voor zover die aanwezig waren en schoven voor de rest bij elkaar.
Yvonne zat samen met twee vriendinnen aan tafel, ze at nooit in de privé-kamer van vorst Nicolai, haar oom, nu directeur van het ‘hotel’ Villa Baron, eens grootmachtig eigenaar van het ‘landgoed’ Villa Baron. Deze tragische ommekeer binnen zo enge begrenzing kon alleen een Russische emigrant waardig, hoe verbitterd desondanks, dragen. Voor het personeel toch bleef hij vorst Nicolai, trouwens ook onder de gasten bevonden zich personen die in het voormalige Czarenrijk adellijke grootgrondbezitters waren geweest en nu de onwaarschijnlijkste baantjes waarnamen. Maar wie van dezen een dochter had, knap en temperamentvol, zag voor haar de poorten geopend van de klassiek Russische balletschool, waaruit op gezette tijden sterren van grote faam opstegen. De besten van de groep werden steeds opgeleid tot solodanseres. Nu was de beroemde impressario Tracy Keane overgekomen om een nieuw talent te ontdekken en van af het eerste uur dat hij de meisjes had gadegeslagen wist men dat zijn oog op Yvonne Nicolai gevallen was en geen wonder! Ze was zestien jaar oud, in Voor-Indië geboren uit een Franse moeder en een Russischen vader en na lange omzwervingen in Cannes terecht gekomen, terwijl onderweg beide ouders gestorven waren. Ze had een zuiver ovaal gezicht, waarin neus, mond en ogen zo volmaakt waren als door de hand van een helleensen beeldhouwer geciseleerd. De ogen waren blauw van kleur en opvallend helder onder het dichte donkerblonde haar. Haar figuur was al even perfect en daarbij had ze een opgewekt humeur
| |
| |
en vriendelijke aard, waarmee ze iedereen voor zich innam, maar de een niet meer dan de ander. En hier begon de vergissing van Gregor Kobylkovski, het manusje van alles in Villa Baron, een goede jongen ongetwijfeld, zelfs niet lelijk, maar zeker geen partij voor Yvonne, ook al was ze dan een tikje vriendelijker jegens hem, vanwege zijn spraakgebrek, waarmee de tuinman hem eens zo jammerlijk had geplaagd, dat Yvonne dezen met haar nagels de wangen had opengekrabd. Toen verbeeldde Gregor zich dat Yvonne verliefd op hem was zoals hij op haar en dan deed het er weinig toe dat hij negen jaar ouder was en van alles was geweest in zijn leven, behalve fortuinlijk. Maar Yvonne was te jong en te ambitieus om zelfs maar te begrijpen wat de vogelachtige bediende met zijn smekende blikken, zijn al te schutterige attenties en spanielachtige naloperij bedoelde. Dat hij haar ranke benen mooi vond, leek haar heel natuurlijk. Iedereen vond ze mooi, zij zelf niet het minst, maar dat hij haar, deze ochtend, gewaarschuwd had, op haar hoede te zijn voor den machtigen impressario, met zijn raadselachtige uitkijk en halfslachtig Oosterse, innemende manieren, was haar onbegrijpelijk voorgekomen. Of hij dan niet wist dat deze Tracy Keane uit het rijke Amerika alle grote sterren engageerde en verspreidde over de oude en de nieuwe wereld, had ze gevraagd. In zijn handen werd de ruwste diamant een geslepen en van honderd facetten voorzien kleinood. Hij liet je hard werken, maar bezorgde je roem en rijkdom. Maar Gregor had witte kaken gekregen van verontwaardiging en demonstreerde zijn van woede trillende handen, terwijl hij haar glas vol thee schonk en vroeg of ze dan niet wòù begrijpen dat deze klatergouden Amerikaan mèèr verlangde. Maar Yvonne wist niet wat hij met ‘meer’ bedoelde, ze was oprecht verbaasd en lachte hem uit met hagelwitte tanden. Bovendien wist ze te vertellen dat zijn moeder een heuse Amerikaanse was van aristocratische
Engelse origine en zijn vader een voorname mandarijn. Daarmee imponeerde ze Gregor niet. Van mandarijnen en van Chinezen in 't algemeen moest hij niets hebben. Hij kende de mentaliteit van het gele ras te goed, meende hij, want niet voor niets was hij bordenwasser geweest in een Chinees logement, ergens in Limehouse in Londen. Tijdens dit gesprek had hij de glimlach van den impressario opgevangen, zodat hij struikelde, toen hij naar het buffet terugliep, terwijl zijn
| |
| |
hoofd berstend rood kleurde. Sarde de man hem of daagde hij hem uit! Hij moest zijn gangen nagaan en den balletmeester overreden hem niet meer toe te laten in de blauwe koepelzaal, waar de meisjes les kregen, hij zou Peter Karlov kunnen omkopen en als die dat niet wilde maar heulde met den vreemdeling, kon hij nog de piano ontstemmen, zodat de halfgare Hongaarse artieste van de tweede verdieping, die ook gedanst had in haar jeugd en de oefeningen begeleidde, er niets meer mee kon worden.
Zie nu, hoe die twee met elkaar flirtten, Yvonne en de vreemdeling. Hij voelde zich machteloos als iemand die bij de kraag uit een open venster gehouden wordt. Iwan, het zoontje van den tuinman zei hem aan, bij vorst Nicolai te komen en hij ging om eerbiedig en stram voor zijn meester te verschijnen en een kort, triest bevel te vernemen uit een mond, die door vernedering en chagrijn tot een nauwelijks te openen, bijna vergroeid litteken versmald scheen. Hij moest die middag de stad in om bestellingen te doen, hij kon dadelijk na het eten gaan. ‘Jawel vadertje’, zei hij en salueerde. Toen hij bij de deur nog eens omkeek, was het grijze hoofd van vorst Nicolai weer overgebogen naar de schrijftafel en zijn zeer slanke hand bewoog snel over het papier.
Na een vluchtig gebruikt maal in de keuken bij Karina, waarbij hij driftig den halfblinden hond met broodkorsten voerde, liep hij de tuin in om zijn zonnehelm te zoeken, die hij altijd overal liet slingeren. De zon was heet en beet vlammend in de witte muren van het hoofdgebouw, de grond was korrelig en droog onder de palmen en het grint van de oprijlaan schitterde als versplinterd glas. Het klokje van de Russische kerk, die als een witpulveren vogelnest tussen het groen van olijven en cypressen aan de helling hing, klepte dun en onaandoenlijk. Gregor sloeg een kruis en keek onderwijl naarstig rond om zijn helm te vinden. Hij had deze morgen den tuinman nog geholpen in de achtertuin, daar zou het ding kunnen zijn. De helm was er niet, maar er was wel iets anders te zien. Gregor riep een dozijn Russische heiligen tot getuige bij zijn vervloeking van den soepelen, roofdierachtigen vreemdeling. Daar liep hij op en neer tussen de spirea- en agavebedden tot aan de schilferende tuinmuur, die met rozen begroeid was en Yvonne ging naast hem. Haar lange naakte benen plantten zich sterk en lenig en tevens licht neer onder de wiegende heupen, terwijl de golven van het dichte haar
| |
| |
glanzende metaalspangen leken in het zonlicht. Hij sprak zacht en beschaafd en zij keek naar hem, gooide soms het hoofd achterover om luid te lachen, waarbij haar armen losse slingerbewegingen maakten. O, alles aan haar was beheerste spanning en elasticiteit. Eenmaal stond ze stil en ving een manshand grote krekel tussen het spichtige gras weg, die ze hem toonde en even later wees ze hem een gele boomrat, tikkend op zijn arm, opdat hij zijn pas zou inhouden en met haar kijken.
De arme Gregor stond tegen de muur gedrukt en de zon glinsterde en priemde als met zilveren naalden op het vettig groene stekelblad van een nabije struik. Toen greep hij met beide handen naar zijn hoofd en wiegde het, teruglopend, in smartelijke verwarring. Iwan had hem lopen zoeken, reikte hem de helm en vroeg wat hem scheelde; daardoor beheerste hij zich en zei dat hij alleen maar hoofdpijn had. Nu zou hij gauw de stad ingaan, maar eerst zocht hij nog zijn kamertje op en ledigde een blikken doosje, waarin hij zijn spaargeld verborg. Wat hij daar precies mee doen wilde, was hem nog niet recht duidelijk: er zou vanzelf wel een idee in hem opkomen als hij op weg was. Nu leefde nog op het netvlies van zijn oog het beeld van Yvonne en den vreemdeling, wiens naam hij niet wilde noemen, omdat deze daardoor abstracter bleef, de hoofden naar elkaar toegebogen over een grote krekel. Zo dicht waren hun hoofden bij elkaar, dat de een de ander kon zien in een paar lachende ogen. Dan vreesde Gregor dat hun monden zich zouden spitsen naar een zoen en om dat beeld te verdrijven liep hij een paar passen in sukkeldraf. Voor het verkeer had hij geen oog, ook voor de vele buitenlanders niet die zo verschillend gekleed gingen. Toen hij de terrasvormige straat afdaalde, die naar de boulevard leidde, bleef hij niet, als op andere dagen, een ogenblik staan kijken naar het smalle strand met de mierendrukke, kleurige badgasten en de blauwe, schitterende zee met de haven vol kostbare zeil- en motorjachten. Hij vergiste zich voortdurend in de winkels waar hij bestellingen moest doen voor vorst Nicolai en liep soms twee keer een bewuste straat voorbij. Toen hij tenslotte meende alle zaken afgedaan te hebben, zocht hij een kleine, antieke winkel op in de hoofdstraat. Voor de étalages met gouden, zilveren en gekleurde gipsen devotie-artikelen bleef hij nerveus-dralend staan, terwijl hij het onhandelbare, losse geld in een kleverige hand in zijn broekzak
| |
| |
knelde. Hij zou maar eerst naar binnen gaan en den bediende vragen hem te helpen bij het zoeken naar een cadeau voor de naamdag van zijn fiancee. Er was een vrouwelijke bediende, die hem al aanstonds begreep en welwillend, glimlachend vroeg hoeveel hij kon besteden. Hij stamelde zenuwachtig, met wippende adamsappel en zijn nekharen druipend van zweet, dat dat er niet op aankwam, het cadeau moest kostbaar en mooi zijn. De juffrouw legde een met fluweel beklede doos voor hem open, waarin kunstig bewerkte gouden kruisbeeldjes lagen, gemonteerd aan broze kettinkjes. Gregor bedacht hoe heerlijk zo'n zacht flonkerend, heilig sieraad op Yvonne's mooie huid zou uitkomen en vroeg angstig naar de prijs. Die was te hoog, hij kon nauwelijks tot de helft komen, maar dat was niet erg, de juffrouw had dezelfde colliers in doublee, het effect was nagenoeg eender. Uit het tweede étui koos Gregor het duurste crucifix en betaalde met onhandige haast, koper, zilver en papiergeld uit zijn natte rode hand. Hij stak het sieraad bij zich en verliet de winkel. Buiten kwam hij iets tot zichzelf. Hij zuchtte opgelucht en toch moe en beschaamd. Had hij zich niet voorgenomen om een revolver of een mes te kopen, waarmee hij den vreemdeling kon doden? Waarom had hij het dan niet gedaan? Hij keek gejaagd om zich heen, zijn eigen gedachten gonsden zo luid in zijn hoofd, dat ze hem verstaanbaar leken voor voorbijgangers, maar niemand lette op hem. De middag was bijna verstreken toen hij terugkwam in Villa Baron. In de eetzaal klonk het gekletter van messen en lepels op borden en een der serveersters liep van het hoofdgebouw naar de keuken met een schaal opengesneden ananassen. Ze knikte hem lachend toe, maar hij reageerde er nauwelijks op. Toen hij even later bij het buffet in de eetzaal kwam, zag hij den vreemdeling, Yvonne, Peter Karlov en de Hongaarse artieste bij elkaar aan een tafel zitten en een levendig gesprek in 't Frans voeren. Geen van hen merkte hem op toen hij langs
hen liep. Het lopen kostte hem moeite, alsof bij elke stap een vuist zijn enkel omklemde.
‘Heilige Maagd’, prevelde hij voortdurend alsof dat hem verlichting kon geven. Toen riep Karina hem. Hij moest helpen afdrogen, de borden van de eerste gang keerden in de keuken terug. Hij trapte naar den halfblinden bedelenden hond, zodat die met een jankende grauw langs de muur naar buiten vluchtte.
| |
| |
Karina probeerde hem af te leiden, ze was een klein beweeglijk meisje, afkomstig uit de Krim en geheel gewend aan het Rivièraklimaat, ze wist wat hem bezighield en daarom praatte ze maar, alle onzin die ze bedenken kon, tot ze verschrikt zweeg, omdat hij een bord in stukken smeet en haar aankeek met dezelfde blik als waarmee hij zoeven den hond verjaagd had.
In de vooravond bedacht hij een uitvlucht tegenover den stuurman, met wien hij dikwijls een glas wijn of absinth ging drinken in een café op de hoek van de Rue du Plantage. Hij zocht Yvonne in de tuin bij de overige jongelui, maar daar was ze niet. Omzichtig betrad hij de glazen portiek van het hoofdgebouw, met een hol gevoel in zijn maag door de grinnikende gezichten achter zijn rug. Hij beklom met bonzend hart maar duizelige vastberadenheid de brede houten trappen naar de tweede verdieping en halverwege, op de overloop, kwam Yvonne hem tegemoet, ze had nog blote benen, maar over haar shirt droeg ze een gekleurde jumper met lange mouwen. Ze wilde hem lief groetend voorbijgaan, maar hij strekte een hand naar haar uit, daarbij leek het of hij zich zelf zag staan in een filmopname, zozeer was hij zich het dramatische gewicht van dit ogenblik bewust. De beide ramen van het trappenhuis waren dof zeegroen van de avondlucht er achter en de geveerde kroon van een palm lag er als uit zwart papier geknipt tegenaan.
Yvonne verwonderde zich wel wat al te opvallend en onnozel, maar ze durfde hem daar toch niet zo laten staan met die hongerende blik in zijn ogen en zijn hulpeloos gestrekte hand, die hem innerlijk toch kriebelig maakte.
‘Yvonne, ik heb je gezocht, ik wil graag een eindje met je wandelen, naar de Droge Put, als je 't goed vindt.’
Het meisje keek, met het hoofd iets schuin, naar boven en speelde met de gesp van haar rode centuur. Waar dacht ze aan, Heilige Katharina, waar dacht ze aan, toen ze daar zo ijzig in beraad stond, terwijl hem het hart zo hevig bonsde, dat hij er bijna onpasselijk van werd en zich slechts beheersen kon door de koude ijzeren trapleuning vast te grijpen.
‘'t Is goed,’ zei ze toen ongedacht bereidwillig. ‘Ik wacht bij de hoek op je, aan 't eind van de Rue de la Mer.’ Tegelijk roetste ze weg als een papiersnipper die door de wind gegrepen wordt; hij boog zich over de leuning om aan het gevoel te ont- | |
| |
komen dat hij boven een zwalpende zee stond. Hij greep met beide handen naar zijn hals, daarna daalde hij onvast de trap af, om aan de achterzijde het gebouw te verlaten. Ze had toegestemd, maar er zat iets onheilspellends in de belofte, hij wist dat ze de onuitgesproken, broze band die meer dan een jaar hem aan haar verbonden had, zou verbreken, hij wist alleen niet hoe.
Bij de beek, aan het begin van de lage heuvels wachtte ze op hem. Tussen een dubbele bamboehaag stroomde het beekje en aan de andere zijde van de weg stond de met struiken overgroeide muur van een kostschool. Na een wederzijdse, aarzelende groet, gingen zij op weg en zwegen een tijdlang, er was niet het geringste contact meer tussen hen, ondanks beider goede wil. Gregor greep voortdurend naar zijn keel, alsof hij een te nauwe boord om had en dan wendde Yvonne het gezicht van hem af. Ze kon dat gekweld-zijn niet aanzien, het ergerde en verveelde haar.
De lucht was nog volgezogen met warmte na het dalen der zon en de omtrek was vervuld met het gekwaak van ontelbare kikkers uit verre poelen. Een paar sterren fonkelden zo sterk dat ze uiteen schenen te zullen spatten en er waren gedurig wisselende vlagen van zoete bloemengeur en de zilte reuk der nabije zee. Na een kwartier gelopen te hebben, bereikten ze de Droge Put, die lag aan de rand van een bosje loofbomen; vanaf dit punt konden zij een klein stukje zee zien, zilverig lichtend. Zij gingen zitten op de rand van de put in welks betrekkelijke diepte een stapel oud roest lag. Er trok een zware dauw over het lage, harde gras, dat nat sloeg tegen Yvonne's blote benen.
Gregor schoof dichter naar haar toe; op deze plaats had hij haar enkele malen gezoend, wat door haar half verschrikt, half speels beantwoord was geworden. Maar nu weerde zij hem bij voorbaat af en zei met een tinteling in haar ogen: ‘Ik ga morgenochtend al weg, naar Amerika.’ De hak van haar gevlochten schoentje tikte tegen de stenen ommanteling, het gekwaak van de kikkers klonk nasaal en verweg.
Gregor legde zijn handen tot vuisten gebald op de richel en zei gesmoord: ‘Met hem?’
Ze knikte langzaam, intensief en keek naar het beweeglijk geglinster van het halve ellipsje zee tussen twee heuvelruggen.
| |
| |
‘Dan word ik beroemd, heeft hij gezegd. De kranten zullen over mij schrijven en ik ga na afloop van mijn optreden met galante heren uit, naar bals en soupers.’
Gregor voelde zich vreselijk onbenullig en zweeg jaloers, broedend.
Dan vervolgde ze, hem aankijkend: ‘Zullen we als vrienden scheiden Gregor?’
‘Dat kan ik niet,’ zei hij wanhopig, ‘ik wil.... ik had gehoopt dat je met me zou trouwen.’
Ze barstte in lachen uit, het hoofd achterover, juist als 's middags in de tuin.
‘Ik ben nog veel te jong en bovendien....’
Gregor keek naar haar blanke hals en haalde plotseling het doublee crucifix te voorschijn.
‘Dit krijg je van mij als je blijft,’ zei hij hees, nog aldoor begerig naar haar slanke hals kijkend.
Ze nam het dingetje verrast aan.
‘Dat is mooi,’ zei ze, ‘mag ik het houden?’
Hij knikte, de handen in de broekzakken, de lippen fel opeengeknepen.
‘Ik heb van Tracy Keane een armband gekregen,’ zei ze en stroopte de mouw van haar jumper op. De glans van het crucifix scheen te verdoffen bij de kostbare armband. Ze bleef er een ogenblik bewonderend naar kijken, toen deed ze achteloos het collier om haar hals.
Dat was te veel voor Gregor; het leek of hij iets van zich afwierp, hij rilde en in zijn ogen kwam een waanzinnige gloed. Toen sloeg hij wild de armen om haar heen, zijn hete mond zoende haar op de wangen, op het haar, op de hals. Met een kort gilletje duwde ze haar handen tegen zijn borst en trapte met haar voeten, zodat hij haar hijgend, somber losliet. Snikkend viel ze naast de put neer en drukte haar schreiende ogen in de gevouwen handen.
Gregor stond trillend, wijdbeens voor haar, als verzadigd na een lange dorstperiode en zei enige malen achtereen ‘ziezo!’ Hij liet haar begaan toen ze opstond en met ijskoude, natte vingers het collier losmaakte om het in de put te gooien.
Zwijgend liepen ze terug en gingen samen de poort van Villa Baron binnen, waarna ze, nauwelijks groetend, van elkaar scheid- | |
| |
den, zij om naar haar kamer te gaan, hij om vreemd voldaan, maar doodmoe, naar het hoofdgebouw te lopen, de hal te betreden, de trap te bestijgen en stil te blijven staan voor de deur van den vreemdeling. Op de lange gang brandden een paar zwakke ballonlampen en verspreidden een vals regenachtig licht. Hij klopte en opende meteen de deur, hij had geen bepaalde gedachte, voelde alleen een soort verstening in zijn hoofd, die hem in staat zou stellen koelbloedig een moord te begaan. De kamer was leeg. Koffers stonden geopend op de stoelen, lijfgoederen lagen verspreid op het bed. Hij sloot de deur, het goddeloze moment was voorbij, er kwam een aarzeling in zijn houding toen hij weer op de gang stond en luisterde. Achter de deur van de Hongaarse artieste klonk gramofoonmuziek en voetgeschuifel. Met slepende stappen ging hij er heen, klopte een keer zacht, een tweede keer luider en opende, geen antwoord ontvangend, de deur. Hij zag bij het licht van een aantal kaarsen de kleine vrouw met het gepoederde haar een menuet uitvoeren; op een Engelse sofa zaten Peter Karlov en de vreemdeling. De danseres liet zich niet storen, maar de vreemdeling keek hem aan met ogen die glansden als donkerrode wijn. Gregor wenkte hem en hij kwam onmiddellijk, sloot de deur achter zich en keek den jongen een secondelang glimlachend aan.
‘Zoek je mij?’ vroeg hij en toen Gregor die diepe stem hoorde, sloeg hij de ogen neer. Zijn weerstand brak, er bleef geen haat meer in hem en geen jaloezie, alleen een ontstellend diep gevoel van minderwaardigheid. Hij begreep Yvonne's verering en draaide zich langzaam om. Hij liep met grote zwevende passen naar de trap met een gevoel alsof zijn voeten sliepen, een dik vilten, prikkelend gevoel. Al sneller liep hij, rende de trap af, holde door de tuin, naar het huis voor het dienstpersoneel. Ademloos viel hij zijn kamer binnen en wierp zich voorover op zijn bed.
De vreemdeling keek met een raadselachtige glimlach den vluchtenden, zonderlingen bediende na, hij scheen niet verwonderd, maar keerde behoedzaam in de kamer terug, nam weer plaats op de sofa, legde sussend zijn vinger op de lippen, toen Peter Karlov hem met vragend opgetrokken wenkbrauwen aanstaarde en keek opnieuw in verzonken aandacht naar de danseres.
De volgende morgen vertrok Yvonne en het ganse hotel deed haar uitgeleide tot de poort. Het meisje zat bleek en rustig naast
| |
| |
den machtigen impressario in de oude Ballot, waarvan de kap neergelaten was. Men wisselde nog enkele woorden en vorst Nicolai gaf haar voor 't laatst een kus. Ze klemde zich lang aan hem vast, voor ze met een snik weer rechtop ging zitten. Toen boog de auto de Rue du Plantage in.
Gregor zat op dat ogenblik op een driepoot in de keuken, met het hoofd in de handen. Karina stond naast hem, haar hand op zijn ongekamde, verwarde haren. Nu zou ze het kuiltje in zijn nek kunnen zoenen, maar ze liet het na en zweeg, met ingehouden adem. Hij schudde haar troostende hand reeds niet van zich af en uit haar donkere ogen drupten tranen, terwijl ze hoopvol dacht aan later.
Ab Visser
|
|