De Gids. Jaargang 105(1941)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Gedichten Al gaat Uw wijsheid ook langs andre wegen, Gij laat ons met ons klein verstand begaan. Wat is U aan een leus of aan een lied gelegen, Wat vraagt Ge naar de verve van een vaan. Gij drijft ons langs Uw vastgestelde baan, Wat menschen wrochten, houdt Uw loop niet tegen. Vol aandacht zijt Ge tot Uw werk genegen, Ons schamel bouwen ziet Ge nog niet staan. Soms meent de dwaze in zijn ijdlen waan De eeuwge hiëroglyphen uit te vegen Waarmee Uw plannen diep gebeiteld staan. En daagt U uit: (wat kan zijn hoon U wegen!) ‘Daar is geen God!’ (Ge hebt zeer diep gezwegen En ziet verstrooid zijn blinden hoogmoed aan). [pagina 7] [p. 7] Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde Zal eens ontbloeien in onstofflijk licht, Waarin de mensch, de duisternisbezwaarde, Uit pijn en nood zal worden opgericht. Dit is de ondertoon, de zin van elk gedicht, 't Ongrijpbare, slechts met het hart geweten. Het eeuwige verlangen, dat zich richt Naar wetten met geen maat van aard' of stof te meten. Soms in een droom, of als een dichter dicht, Breekt door het zwart van 't eeuwig onverklaarde Een matte vonk van Gods onsterflijk licht. En dichtend meent hij 't groot Geheim te weten, Doch het ontwaken dekt zijn droomen dicht.... Maar 't Lied in hem blijft zingen, onvergeten. Freek van Leeuwen Vorige Volgende