De Gids. Jaargang 105(1941)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] Verzen Incantatio Dansen, ach, wil ik: de meidorens geuren! Lang, reeds te lang in vijfvenstrige zaal Toefde ik waar meubels en stoffen verkleuren: Leen mij nog éénmaal de lichte sandaal! Weet gij den morgen, toen Gij de sandalen Vondt in den nachtdauw op heimlijke wei? Als waarmee Hermes de zielen kwam halen Hadden zij vleugels aan iedere zij! Vraag niet vanwaar. Als het Godlijk gebeuren Ophoudt, verraadt het geen teeken of taal! Leen mij nog éénmaal... de meidorens geuren... Leen mij nog éénmaal de lichte sandaal! [pagina 236] [p. 236] Herfst Hoe kon ik ooit mijn ziel daaraan verzaden: Het geuren van de blaadren: aardgeur stijgt Uit drass'gen bodem op. De heide zwijgt. Geheven takken vragen om genade. Want ben ik zelf met al mijn levensdaden Meer dan natuur waaruit geen vogel stijgt, Mijn leven dat altijd te ontsporen dreigt Meer dan een wolk met bliksemlicht geladen? Ik weet mijn leven met dit landschap één. De wind zet plotsling op: de takken kraken. Nu waait de herfst zijn blaad'ren door mij heen... Soms is het mij of 'k mijn Bestaan - van Steen tot Plant en Dier - nog eenmaal door moet maken Om hier te zijn, met herfstgeur om mij heen! J.J. van Geuns Vorige Volgende