| |
| |
| |
Twee balladen
Ballade van de evacuatie
Ik ben benauwd, ja, ik ben doodsbenauwd,
Waar zijt ge toch, van wie ik zooveel houd,
Ik ben alleen, zoo jammerlijk alleen,
Want ik heb u alleen lief, u alleen;
Mij troost de wereld met al wat ze heeft,
Maar wat ze mij van alle vreugde geeft,
Bitterheid is al wat ik mag beleven,
Alleen van u kan God mij vreugde geven;
Als men tezamen is weet men het niet,
God's zweep alleen, en het verdoemd verdriet,
En eenzaamheid, leeren wat liefde is,
En te verbranden van de droefenis:
Prins Jezus, in het leed roep ik u aan,
Ik weet niet eens waar zij is heengegaan;
Verdriet ken ik, het stort als regen neer,
God sta mij bij, dat zij nog wederkeer,
| |
| |
| |
Ballade van Frankrijk
Op de manier van François Villon
Menschen die leeft, en in éen bed moogt slapen,
Die man en vrouw zijt en elkander ziet,
Gedenk de anderen, die hebben 't niet
En vreezen dat: Dood er een weg kwam rapen.
Daarom vraag ik wie dit verdriet niet dragen
- En niet aan kwezelaars en halve vrouwen,
Maar hun die bitter van elkander houwen -
Of zij niet ieder vrouw willen gaan vragen,
Of zij het is, die 'k vrees niet weer te zien,
- Op Franschen grond is zij het laatst gezien. -
Dooden die in het Fransche land ligt slapen,
Die eenzaam zijt, en niets en niemand ziet,
Gedenk toch ons, slapeloos van verdriet,
Smeek mee dat Dood haar nog niet weg kwam rapen.
Gij weet hoe hard eenzaamheid valt te dragen,
Daarom vraag ik ù, die om 't leven rouwen,
Die alles weten van mijn doodsch benauwen:
Wil alle nieuwen onder u toch vragen
Of zij het is die 'k vrees niet weer te zien:
- Op Franschen grond is zij het laatst gezien -
Vogels, die in de Fransche boomen slapen,
En bloemen, waar geen mensch thans meer naar ziet,
Vertel het mij: zij is het toch nog niet,
Die men daar gisteren bij u op kwam rapen?
Vos, die de buit in 't donker hol komt dragen,
Is zij het soms?.. Ik wilde dit benauwen
Voorbij zijn, dat ik wist of ik moet rouwen,
Of wachten, en aan niemand meer hoef vragen;
Zelfs dit is troost, en dan nog bovendien:
- Op Franschen grond is zij het laatst gezien -
| |
| |
Prins Frans Villon, Prins Jean Racine, mijn vrienden,
Prins Pierre Ronsard en Prins André Chénier,
Princesse de Pisan, Princes Louys Labé,
Prins Arragon en du Bellay, mijn vrienden:
Eenzaam ben ik; ik weet haar niet te vinden;
Als mij de tranen druipen langs 't gezicht,
Wilt gij niet smeeken voor Gods aangezicht:
Waar is zijn lief dat hij het meest beminde?
Zeg het hem toch, en zeg hem dan misschien:
- Op Franschen grond is zij het laatst gezien. -
|
|