De Gids. Jaargang 104
(1940)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Vier sonnettenGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 190]
| |
IIEer God, hij heeft u en uw vrouw geschapen;
Eer land en kerk, hoe men ze ook regeert.
Werk goed; om 't werk. Wie daarvan meer begeert
Zal nauwelijks een nacht meer rustig slapen.
Laat wijzer menschen vechten over wijsheid,
Ga voor de eerzucht steeds een stap op zij,
Heb met uw medemenschen medelij,
Of niet, al naar uw eerlijke gezindheid.
En weet, als u het aardsche brood niet smaakt,
Dat het aan u ligt, aan den bakker niet.
Ziet dat ge weer met hem in 't reede raakt.
Vraag van de sterren niet te veel; heb dorst;
Begeer als mensch de vrede op aarde niet,
Maar zorg dat ge wat goed is niet vermorst.
| |
[pagina 191]
| |
IIIVertrouw, dat het onfeilbaar firmament
Ook u regeert, naar vastgestelde wetten,
Laat u door niemand nieuwer wet voor zetten,
En wacht God af eerst nà uw wereldsch end.
In 't kort: hou van de wereld en de menschen,
En hou uw heimwee naar een beter land,
Zoo sterk als een jong weduwe kan wenschen
Naar haar gestorven vriend zijn ledikant.
God heeft ons laten vallen uit de sterren
En ons getrouwd met deze aardsche pracht,
De hemel van ons bed is hoog en verre,
Soms is de peluw hard, soms is ze zacht,
Maar in wie naast u slaapt heeft God geleid
Liefde en dood, en alle eeuwigheid.
| |
[pagina 192]
| |
AfscheidGoede vriendin, ik moet u afscheid vragen,
Ik heb geen betere dan gij gekend,
Gij hebt mij straf en als een paard gemend,
Geen schoonere mocht ik op mijn lenden dragen.
Maar God vraagt mij een andere rit te wagen,
Langs wegen, steiler, en nog onbekend,
Door duisternis en dwars door 't firmament,
Tot mij de grens des hemels op komt dagen.
Meen niet, ik ben te trotsch voor u. Neen, niet.
Nog omziende geniet ik van uw glans,
Maar nacht met u leert mij van u te gaan.
Want liefde als van ons vraagt hooger lied,
Eèn druppel is het, en mij dorst het thans
Naar meer. Ik weet: gìj kunt dien dorst verstaan.
J.W.F. Werumeus Buning
|