De Gids. Jaargang 104
(1940)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||||
De goudlawine in de Vereenigde StatenOnder den suggestieven titel van ‘Goudlawine’ (Golden Avalanche) hebben de beide hoogleeraren in de economie aan de Princeton Universiteit te Princeton (New Yersey) in de Vereenigde Staten, Frank D. Graham en Charles R. Whittlesey, einde 1939 een sterk de aandacht trekkend boekGa naar voetnoot1) gepubliceerd, waarin zij de moeilijke problemen hebben geschetst, waarvoor de Vereenigde Staten zich thans geplaatst zien door den onafgebroken goudstroom naar dat land in de afgeloopen vijf jaren; het buitengewone belang van dit boek wettigt een uitvoerig resumé. In hun voorwoord brengen de schrijvers in herinnering, dat in 1923 enkele Engelsche economisten - bij de bestudeering van het toen aan de orde zijnde vraagstuk der herstelbetalingen en der daarmede samenhangende onderhandelingen omtrent de regeling van de intergeällieerde schulden - half ernstig, half schertsend het denkbeeld hebben geopperd, Europa al haar goud in mindering van haar schulden naar de Vereenigde Staten te laten zenden, met de bedoeling daarna den gouden standaard voor altijd den rug toe te keeren en Uncle Sam met het goud te laten zitten. Aan dit voorstel is toentertijd geen ernstige aandacht geschonken; uit den hieronder besproken inhoud van het boek van Graham en Whittlesey zal echter blijken, dat het in 1923 geopperde denkbeeld in 1939 onder geheel andere omstandigheden voor een groot deel werkelijkheid is geworden. Einde 1933 bezaten de Vereenigde Staten een goudvoorraad ter waarde van $ 4.036 millioen; een jaar later, op den laatsten December 1934, was dit bedrag meer dan verdubbeld en gestegen tot $ 8.238 millioen. Voor $ 2.806 millioen was deze stijging evenwel het gevolg van de waardevermeerdering van den op 31 | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
Januari 1934 in de Vereenigde Staten aanwezigen goudvoorraad, daar President Roosevelt op dien datum het gewicht van den gouden dollar had gereduceerd van 25 8/10 grains tot 15 5/21 grains goud met een gehalte van 0.900, hetgeen een prijsstijging per troy ounce fijn goud van $ 20.67 tot $ 35. - met zich bracht. Zooals uit onderstaande tabel blijkt, is de goudvoorraad der Vereenigde Staten in het daaropvolgende 5-jarig tijdvak opnieuw verdubbeld, thans echter op basis van een in die periode ongewijzigd gebleven goudprijs. De voor monetaire doeleinden in de Vereenigde Staten beschikbare goudvoorraad bedroeg:
Wanneer men hierbij bedenkt, dat de goudvoorraad van de Vereenigde Staten op het einde van 1918 en 1919 geen grootere waarde had dan onderscheidenlijk $ 2.498 millioen en $ 3.292 millioen, dan springt de enorme toeneming des te scherper in het oog. De schrijvers vestigen voorts de aandacht op het opmerkelijke feit, dat, terwijl de goudvoorraad der Vereenigde Staten in de periode Januari 1934-Juni 1939 met $ 9.435 millioen steeg, die van andere landen in dat 5½-jarig tijdvak slechts met $ 1.926 millioen daalde. Het verschil tusschen deze beide totalen ad $ 7.509 millioen kan voor circa $ 6.334 millioen worden beschouwd als de opbrengst van het in deze periode nieuw geproduceerde goud, terwijl het restant opgepot goud is, dat weer uit zijn bergplaatsen te voorschijn is gekomen. Hoewel verre bij de Vereenigde Staten ten achter blijvende, waren van de andere landen ook in 1939 Engeland en Frankrijk nog verreweg de grootste goudbezitters; de financiering van de oorlogsbestellingen heeft deze goudvoorraden echter aanmerkelijk doen slinken. | |||||||||
2Voor de Vereenigde Staten heeft het goudprobleem twee aspecten, eenerzijds de sinds 1931 overal ter wereld sterk toegenomen goudproductie en daarnaast de gestadig wassende stroom van goud naar de groote Noord-Amerikaansche republiek. | |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
De devaluaties van het pond sterling en van den dollar, respectievelijk in 1931 en 1933, hebben de goudproductie sterk gestimuleerd. Deze devaluaties brachten voor de goudmijnen zeer aanzienlijke stijgingen van den verkoopprijs van hun product, doch beïnvloedden hun productiekosten in veel mindere mate. Bedroeg de wereld-goudproductie in 1931 22.405.000 troy ounces fijn, in 1939 was deze productie toegenomen tot 39.150.000 troy ounces. Vermelding verdient hierbij, dat het Britsche Empire in 1931 hierin participeerde voor 15.563.000 ounces, welk cijfer in 1939 tot 22.370.000 ounces was gestegen. Onder de werking van den gouden standaard, zooals deze vóór 1914 functioneerde, zou een zoodanige situatie niet hebben kunnen ontstaan, omdat het systeem van den toenmaligen gouden standaard zijn automatische correctieven in zich droeg. De aanzienlijke goudaanvoeren zouden toen in het goudontvangende land een daarmede correspondeerende uitbreiding van de geldcirculatie hebben veroorzaakt; de vergroote geldcirculatie zou in het goudontvangende land en later ook in de overige landen prijzen en inkomens hebben doen stijgen; de productiekosten der goudmijnen zouden in verband daarmede op den duur dermate toenemen, dat de goudproductie voor de armste ertslagen niet meer loonend zou blijken, hetgeen productie-inkrimping tot gevolg zou hebben. Deze regulateur functioneert echter in de Vereenigde Staten niet meer, omdat in dit land de goudvoorraad den omvang van de geldcirculatie inclusief de bankdeposito's niet meer automatisch bepaalt. De geldcirculatie en de grootte der bankdeposito's zijn daar te lande ondanks den sterk gestegen goudvoorraad, slechts matig toegenomen, terwijl ook de prijzen sinds 1934 maar weinig zijn gestegen. Bovendien heeft President Roosevelt in 1933 bekend gemaakt, dat de Regeering der Vereenigde Staten weliswaar een matige verhooging van de prijzen der landbouwproducten gaarne zoude zien, doch dat zij tevens vast besloten is een algemeene prijsstijging tegen te gaan, omdat zij daarvan inflatorische gevaren ducht. De monetaire autoriteiten hebben dan ook door goudsterilisatie en verhooging der dekkingspercentages tot nu toe met succes algemeene prijsverhoogingen weten te voorkomen. Zoolang deze geldpolitiek door de Vereenigde Staten wordt | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
volgehouden, zal het goud, in verband met den onveranderlijken hoogen koopprijs, welken de Amerikaansche schatkist daarvoor betaalt, naar dit land blijven stroomen, zonder dat er corrigeerende factoren zullen optreden, die dezen goudstroom zouden doen slinken of ophouden. Alleen een uitputting van de goudmijnen zou een vermindering van den goudinvoer kunnen teweeg brengen. Immers, door welke uiteenloopende motieven de monetaire politiek in de overige groote landen ook moge worden bepaald, de in die landen aanwezige goudreserves spelen tegenwoordig daarbij slechts een ondergeschikte rol. Opmerkelijk is het hierbij, dat nog in 1929 vrees voor een goudtekort bestond, in verband waarmede in 1930 door den Volkenbond een commissie in het leven werd geroepen met opdracht een onderzoek in te stellen, of voor de naaste toekomst werkelijk met een goudtekort zou moeten worden gerekend. In den loop der negentiende eeuw was de goudproductie tweemaal sterk toegenomen. In het midden der negentiende eeuw was de stijging het gevolg van de ontdekking der goudvelden in Californië en Australië, terwijl tegen het einde dier eeuw de toeneming werd veroorzaakt door het in exploitatie brengen van de groote goudertslagen in Zuid-Afrika. In die twee gevallen nam de goudproductie dus toe door nieuwe vondsten en verbeterde werkmethoden; de enorme expansie sinds 1931 is echter uitsluitend toe te schrijven aan wetgevende maatregelen, waardoor de goudwaarde der valuta's werd verlaagd en de goudprijs dienovereenkomstig werd verhoogd. | |||||||||
3Een onderzoek naar het antwoord op de vraag, waarom al dat nieuw-geproduceerde goud nu juist naar de Vereenigde Staten is verscheept, leidt de schrijvers tot de conclusie, dat daarvoor verschillende oorzaken zijn aan te wijzen. Als eerste en voornaamste oorzaak noemen zij de onzekerheid en de vrees, waardoor het internationale economische leven en speciaal dat van Europa de laatste jaren worden gekenmerkt. Van 1934 tot September 1939 scheen het uitbreken van een nieuwen grooten oorlog steeds mogelijk en vaak onontkoombaar. Deze vrees zou echter niet de gevolgen hebben gehad, welke | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
zich metterdaad hebben voorgedaan, indien de goudpolitiek der Vereenigde Staten de kapitaalvlucht naar dit land niet buitengewoon had vergemakkelijkt, ja zelfs in de hand had gewerkt. Want als tweede oorzaak wijzen de schrijvers op de zekerheid, waarmede allen, die hun vermogen in dollars wenschten om te zetten, konden rekenen èn op den onveranderlijken en hoogen koopprijs, welken de Amerikaansche schatkist voor al het goud, dat haar werd aangeboden bleef betalen, èn op de waardevastheid der te verkrijgen dollars. Had het buitenland rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat de koopkracht van de voor het goud verkregen dollars zou dalen, doordat de Amerikaansche Regeering een prijsstijging, overeenkomende met de vermeerdering van den goudvoorraad, zou gedoogen, of had men in twijfel verkeerd ten aanzien van een verlaging van den goudprijs in de Vereenigde Staten, dan zou, naar Graham en Whittlesey met stelligheid vermoeden, door deze onzekerheid de vraag naar dollars en de daaruit voortspruitende goudstroom belangrijk geringer zijn geweest. Als derde, doch naar hun oordeel minst belangrijke factor, wijzen de schrijvers ten slotte op de actieve handelsbalans der Vereenigde Staten. In de jaren 1935 tot en met 1939 hebben de Vereenigde Staten voor $ 2526 millioen meer goederen uitgevoerd dan geïmporteerd; dit uitvoersaldo zal door de koopers uiteindelijk wel voor het grootste gedeelte met goud zijn betaald. Grooten nadruk leggen de auteurs echter op het te loor gaan van het zelfreguleerend karakter, dat vóór 1914 in sterke mate en ook nog gedurende het tijdvak 1925-1931 - zij het in mindere mate - kenmerkend was voor het systeem van den gouden standaard. Een goudbeweging van grooten omvang behoeft niet in strijd te zijn met de traditioneele internationale functioneering van den gouden standaard. Onder de werking van een zelfreguleerenden internationalen gouden standaard behoeven omvangrijke goud-verschepingen als gevolg van bijzondere omstandigheden geenszins uitgesloten te zijn, doch het zou niet denkbaar zijn, dat zij zóó lang zouden voortduren. Bepaalde correctieve aanpassingen, zoowel in de landen welke het goud verloren als die welke het goud ontvingen, zouden een bijzonder grooten goudstroom in één richting automatisch hebben geremd. Het mechanisme van dit zelfreguleerend systeem was betrekkelijk eenvoudig. Zoolang in de landen, die den gouden standaard | |||||||||
[pagina 171]
| |||||||||
bezaten, de grootte van de geldcirculatie - en indirect de omvang der bankdeposito's - door middel van wettelijke of conventioneele reservebepalingen gebaseerd was op de hoeveelheid goud, welke deze landen bezaten, bracht een wijziging in de internationale goud-distributie automatisch daarmede correspondeerende veranderingen in de geldcirculatie der verschillende betrokken landen teweeg. Het gevolg daarvan was prijsstijging in het goudontvangend land en prijsdaling in het goudverliezend land. In het eerstgenoemde land werd daardoor de goedereninvoer gestimuleerd en de goederenexport geremd, terwijl in het goud-verliezend land het omgekeerde het geval was. Aldus kwamen veranderingen in de goederenbeweging tot stand, die verdere goudverschepingen onnoodig maakten. De hoeveelheid goud, welke elk land bezat werd aldus telkens automatisch in overeenstemming gebracht met de handelsbeweging en met de interne geldcirculatie van de onderscheidene landen, die den gouden standaard bezaten. Deze nagenoeg automatische aanpassing maakte het onmogelijk, dat één land een ongemotiveerd gedeelte van den wereldgoudvoorraad zou kunnen blijven bezitten, aangezien de daardoor toenemende omvang van zijn geldcirculatie en de daaruit voortspruitende prijsstijging het goud zouden doen wegvloeien. Nieuwe goud-aanvoeren werden door de betrokken landen verkregen in verhouding tot hun bestaande goudvoorraden. Onder de normale werking van den internationalen gouden standaard zou elke buitengewone voorkeur voor dollars spoedig verminderd zijn, omdat de goudverschepingen naar de Vereenigde Staten in de goud-verliezende landen de prijzen zouden hebben doen dalen, terwijl de prijzen in de Vereenigde Staten gestegen zouden zijn. De koopkracht van den dollar zou daardoor aanmerkelijk verminderd zijn in vergelijking met de koopkracht van de valuta's der landen, welker goudvoorraad gereduceerd was. Als een gevolg daarvan zou de vraag naar dollars, zoowel voor in de Vereenigde Staten te koopen goederen, als voor belegging, speculatie en veiligstelling, spoedig verdwijnen, waarna de goudstroom naar de Vereenigde Staten tot staan zou zijn gekomen. De bovengeschetste fundamenteele grondslagen van het automatisch functioneerend mechanisme van den gouden standaard bestaan niet meer. Alleen in de Vereenigde Staten is de uiterlijke | |||||||||
[pagina 172]
| |||||||||
vorm van den gouden standaard nog blijven bestaan. Overal elders is het goud uitgeschakeld bij de regeling van het prijsmechanisme. Het goud heeft daardoor opgehouden een regulateur van de internationale economische relaties te zijn. Wanneer heden ten dage goudbewegingen plaats vinden, dan laten deze verschepingen de oorzaken daarvan onveranderd bestaan, indien ze deze ten minste niet versterken in plaats van ze te corrigeeren. Deze opmerkingen leiden Graham en Whittlesey tot de belangrijke conclusie, dat, aangezien de goudbewegingen zichzelf onder de tegenwoordige omstandigheden in geen enkel opzicht automatisch meer corrigeeren, goudinvoeren in een land, dat bereid is dit edel metaal in onbeperkte hoeveelheden te koopen, tot in het oneindige kunnen voortduren. Gaan de Vereenigde Staten dan ook niet over tot een andere goudpolitiek, dan zullen de goudinvoeren in dat land aanhouden tot de goudvoorraden van nagenoeg alle andere landen daarheen zijn overgebracht, terwijl de Vereenigde Staten daarna nolens volens jaarlijks de geheele wereld-goudproductie zouden moeten koopen. Zooals reeds opgemerkt, heeft het internationale vluchtkapitaal, het z.g. hot money, - het kapitaal dat onafgebroken van het eene land naar het andere vlucht, al naar gelang politieke of monetaire omstandigheden het wenschelijk doen schijnen - een belangrijke rol gespeeld bij den goudstroom naar de Vereenigde Staten. Terecht wijzen de schrijvers er op, dat, indien de Vereenigde Staten niet een onbeperkte markt voor goud tegen een vasten prijs in dollars zouden zijn geweest, de vlucht van hot money naar dit land niet zoo'n enormen omvang had kunnen verkrijgen. Zouden de Vereenigde Staten hebben geweigerd al het aangeboden goud te koopen, dan zou het buitenland in veel mindere mate dollars hebben kunnen koopen en dan zou iedere vlucht in den dollar de dollar-noteering, uitgedrukt in andere valuta's, zoodanig hebben doen stijgen, dat de omzetting van ponden, francs, guldens, enz. in dollars dermate kostbaar zou zijn geworden, dat deze omzetting in vele gevallen achterwege zou zijn gebleven. Indien de andere landen niet in staat waren geweest hun goud ongehinderd ten verkoop naar de Vereenigde Staten te zenden, dan zouden degenen, die - door vrees gedreven - dollars wilden koopen, de waarde van hun eigen valuta's zoodanig omlaag hebben gedreven, dat hun exportgoederen met verliesgevende prijzen verkocht | |||||||||
[pagina 173]
| |||||||||
zouden zijn geworden. De vlucht van hot money van het eene land naar het andere zou dan een aanzienlijk nadeel hebben opgeleverd voor de landen en de particulieren, die kapitaal naar het buitenland overbrachten en een voordeel voor het land waarheen het gezonden werd. De hieruit voortspruitende ontwrichting van den internationalen handel is in de Vereenigde Staten door de voorstanders van de tegenwoordige goudpolitiek dikwijls als een argument aangevoerd voor de handhaving van de tegenwoordige goudpolitiek. | |||||||||
4Na in het tot nu toe behandelde gedeelte van hun boek zoo objectief mogelijk de oorzaken te hebben nagespeurd van de goudlawine, waar de Vereenigde Staten onder bedolven zijn, trachten Graham en Whittlesey vervolgens de vraag te beantwoorden, op welke landen de verantwoordelijkheid rust voor den tegenwoordigen stand van zaken. De schrijvers wijzen er daarbij op, dat de goudverschepingen gedurende de laatste jaren niet meer, zooals vroeger, plaats vonden op initiatief van de internationale arbitrage, welke profiteerde van kleine afwijkingen tusschen de verschillende wisselkoersen en deze tijdelijke afwijkingen door de goudverschepingen deed verdwijnen. Integendeel, de beslissing of er al dan niet goud zou worden uitgevoerd of geïmporteerd, werd buiten de Vereenigde Staten door de verschillende monetaire autoriteiten steeds van geval tot geval genomen; deze konden telkens naar verkiezing besluiten, dat goud uit hun landen mocht worden uitgevoerd, dat de goudvoorraad intact zoublijven of dat goudinvoer zou worden toegestaan. Zoolang deze landen nog een behoorlijken goudvoorraad bezaten en zij bereid waren dezen voorraad te reduceeren of te vergrooten, konden zij de buitenlandsche wisselkoersen practisch naar hun inzicht vaststellen. Bovendien blijkt uit het feit, dat de landen en de particulieren buiten de Vereenigde Staten in zoo'n grooten omvang goud naar de Vereenigde Staten zonden en daar in dollars omzetten, een voorkeur voor dollars boven goud. De Vereenigde Staten staan hiertegenover vrijwel machteloos, aangezien zij zich bereid hebben verklaard en, zooals verderop zal worden toegelicht, waarschijnlijk genoodzaakt zullen blijven, al | |||||||||
[pagina 174]
| |||||||||
het aangevoerde goud te koopen, terwijl geen enkel ander land ter wereld wettelijk verplicht is goud van de Vereenigde Staten te koopen; doen de andere landen dit toch, dan geschiedt zulks onverplicht en na ampele afweging van alle voor- en nadeelen. De groote veranderingen, welke zich sinds 1931, toen Engeland den gouden standaard losliet, op monetair gebied hebben voltrokken, kunnen zonder overdrijving een monetaire revolutie worden genoemd. De populaire en officieele waardeering van het goud is weliswaar nog niet volkomen verdwenen, maar de tijd verzwakt den greep van het goud toch meer en meer. De traditioneele gevoelens ten opzichte van het goud worden steeds minder absoluut en in vele kleinere landen zijn de circulatiebanken er langzamerhand toe over gegaan, telkens wanneer de wenschelijkheid zich daartoe deed gevoelen, gedeelten van hun goudvoorraad in dollars of ponden om te zetten. Deze gedragslijn behoeft ook geen verwondering te baren, want sinds het goud niet meer als geld in omloop is, kunnen de bezitters van dit edel metaal, zoowel de circulatiebanken en regeeringen als de particuliere eigenaren, het buiten de Vereenigde Staten feitelijk nergens anders voor gebruiken dan voor verkoop tegen dollars. Immers, de tegenwoordige waarde van het goud is willekeurig en kunstmatig te noemen, omdat zij uitsluitend gebaseerd is op de huidige goudpolitiek der Vereenigde Staten; doch juist het willekeurige en kunstmatige karakter der goudsituatie is oorzaak, dat de andere landen zich haasten zooveel en zoo spoedig mogelijk hun goud bij de Amerikaansche schatkist ten verkoop aan te bieden, voordat er in de Vereenigde Staten wellicht een wijziging in de monetaire politiek gebracht wordt. | |||||||||
5Wat den tegenwoordigen toestand voor de Vereenigde Staten zoo moeilijk maakt is de omstandigheid, dat elke beslissing op goudgebied, ook die tot handhaving van de thans gevolgde politiek, de zekerheid van geweldige verliezen met zich brengt. Blijft de huidige politiek bestendigd, dan ontvangen de Vereenigde Staten nog veel meer goud, hetwelk zij absoluut niet kunnen gebruiken, | |||||||||
[pagina 175]
| |||||||||
terwijl een groot gedeelte der opbrengst voor aankoop van uit te voeren goederen zal worden gebruikt. Wordt daarentegen - om de goudproductie tegen te gaan - de goudprijs in de Vereenigde Staten verlaagd, bijvoorbeeld van $ 35. - tot $ 30. - per troy ounce fijn, dan beteekent dit op basis van den goudvoorraad per einde 1939 ad $ 17.644 millioen een verlies voor de Vereenigde Staten van meer dan $ 2.500 millioen. Zouden de Vereenigde Staten hun goudaankoopen geheel stopzetten, dan is het vrijwel zeker, dat de wereldprijs van dit edel metaal aanmerkelijk beneden $ 30. - per ounce zou dalen, in welk geval het verlies voor de Amerikaansche schatkist nog grooter zou zijn. Bovendien bergt de groote goudvoorraad voor de Vereenigde Staten latente inflationistische gevaren in zich. De traditioneele functies van het goud in het monetaire mechanisme waren tweevoudig: in de eerste plaats was het een saldovereffenende post op de internationale betalingsbalans tusschen twee landen en in de tweede plaats fungeerde het als een regulalateur voor de grootte van de bankbiljetten-circulatie in de landen, welke deel uitmaakten van het systeem van den internationalen gouden standaard. De doelmatigheid van het goud om te fungeeren als sluitpost op de betalingsbalans sproot voort uit de gemakkelijke transporteerbaarheid van en de constante vraag naar goud. De goudbeweging tusschen de verschillende landen diende om de saldi der betalingsbalansen te egaliseeren en door haar invloed op de interne monetaire situatie in de landen, welke goud verzonden en ontvingen, droegen de goudverschepingen er toe bij, de internationale prijsniveaux zoodanig met elkaar in evenwicht te brengen, dat ook de betalingsbalansen der betrokken landen opnieuw in evenwicht kwamen. Goudverschepingen plachten gering in omvang te zijn en geen eenzijdig karakter te hebben. De goudbewegingen van de laatste jaren hebben evenwel elke gelijkenis met dit traditioneele schema verloren en daaruit moet dan ook de conclusie worden getrokken, dat het goud de eerstgenoemde traditioneele functie van actieven sluitpost op de betalingsbalans heeft ingeboet. Als regulateur van de geldcirculatie en richtsnoer voor de mone- | |||||||||
[pagina 176]
| |||||||||
taire politiek - de tweede traditioneele functie van het goud - speelt dit edel metaal in de Vereenigde Staten, waar het grootste gedeelte geconcentreerd is, evenmin een rol van beteekenis meer. Immers, de monetaire autoriteiten der Vereenigde Staten trachten juist met alle hun ten dienste staande middelen tegen te gaan, dat het in dat land aanwezige goud zijn wettelijk omschreven invloed op het economische leven zal doen gevoelen. De acht Federal Reserve Banks, welke tezamen in de Vereenigde Staten de functie vervullen, die in de andere landen aan één circulatiebank is opgedragen, moeten er voor zorg dragen dat 40% van hun uitstaande bankbiljetten en van hun deposito's gedekt zijn door goud-certificaten, welke de Amerikaansche schatkist uitgeeft voor het aan haar verkochte goud. Deze acht Federal Reserve Banks bezaten einde 1939 ruim $ 15.000 millioen goud-certificaten; hiertegenover mogen zij derhalve op grond van de desbetreffende wettelijke bepalingen 100/40 × $ 15.000 millioen = $ 37.500 millioen bankbiljetten (Reserve-notes) in omloop brengen. Deze reservenotes kunnen de Federal Reserve Banks echter ook grootendeels in portefeuille houden en daartegenover - op basis van het eveneens wettelijk vastgesteld dekkingspercentage van 35% - deposito's aanvaarden. Aannemende, dat van de te creëeren $ 37.500 millioen Reserve-notes $ 35.000 millioen Reserve notes bij de Federal Reserve Banks in kas zouden blijven, becijferen de schrijvers, dat de Federal Reserve Banks dan circa 100/35 × $ 35.000 millioen = $ 100.000 millioen deposito's zouden kunnen aannemen. De gewone banken - de member-banks - moeten tegenover hun eigen deposito's een reserve van gemiddeld circa 17% bij de Federal Reserve Banks onderhouden, in den vorm van bij deze acht banken geplaatste deposito's. Indien op basis van deze wettelijke bepalingen alle mogelijkheden tot vergrooting der bankdeposito's - in den vorm van een omgekeerde pyramide, waarvan het grondvlak door den goudvoorraad zou worden gevormd - werkelijkheid zouden worden, zou men tot astronomische getallen komen (100/40 × 100/35 × 100/17 × $ 15.000 millioen = $ 630.000 millioen). Daar per einde December 1939 de deposito's van alle Amerikaansche Banken tezamen nog niet één tiende gedeelte van laatstgenoemd bedrag beliepen, behoeft het geen nader betoog, dat de | |||||||||
[pagina 177]
| |||||||||
monetaire autoriteiten in de Vereenigde Staten zelfs een gedeeltelijke verwerkelijking van deze potentieele mogelijkheid tot uitbreiding der bankdeposito's met schrik onder de oogen zien, omdat zij terecht bevreesd zijn voor de daaruit voortspruitende inflationistische gevolgen in de gedaante van een excessieve, alles ontwrichtende prijsstijging. Toch zou een zoodanige gang van zaken niet anders zijn dan een consequentie van het feit, dat de goudprijs in de Vereenigde Staten thans buitengewoon hoog is, dat de goudproductie zoo groot is als nooit te voren en dat het in alle eeuwen geproduceerde goud nu grootendeels in één land is opgehoopt. | |||||||||
6Na aldus de mogelijke gevolgen van de goudlawine naar de Vereenigde Staten te hebben geschetst, onderzoeken de schrijvers in een volgend hoofdstuk, door welke maatregelen dit land de dreigende gevaren zou kunnen afwenden en op welke wijze een vergrooting daarvan bij verderen aangroei van den goudvoorraad zou kunnen worden voorkomen. Eerst schenken zij aandacht aan de vraag, hoe - met handhaving van den tegenwoordigen goudprijs - de last, welken de Vereenigde Staten thans torsen, kan worden verlicht en hoe het risico van een inflationistische prijsstijging geëlimineerd of althans verkleind kan worden. Daarna onderzoeken zij of het, bij verlaging van den aankoopprijs voor goud, mogelijk zou zijn het daardoor geschokte monetaire evenwicht te herstellen. Bij handhaving van den tegenwoordigen goudprijs is - wil de gouden standaard opnieuw in de geheele wereld kunnen functioneeren - in de eerste plaats een herdistributie van het thans in de Vereenigde Staten opgehoopte goud noodzakelijk. Op twee manieren zal deze onvermijdelijke herdistributie tot stand kunnen komen. De Vereenigde Staten moeten, òf toestaan, dat de internationale prijsverhoudingen zich zoodanig wijzigen, dat er - in tegenstelling tot hetgeen nu het geval is - veel meer goederen in de Vereenigde Staten worden ingevoerd dan uitgevoerd, òf zij moeten aan de andere, thans geen of weinig goud bezittende landen, op groote schaal leeningen verstrekken. Geen van beide | |||||||||
[pagina 178]
| |||||||||
oplossingen zal echter door de Amerikaansche kiezers worden aanvaard; de sterke protectionistische tendenzen en de slechte ervaring met de leeningen uit het tijdvak 1914-1918 zullen het wel onmogelijk maken, dat zoodanige plannen van de Regeering der Vereenigde Staten verwezenlijkt zouden kunnen worden. Bovendien is het uiterst twijfelachtig, of de landen, welke van de Vereenigde Staten zouden wenschen te leenen, er prijs op zullen stellen goud te ontvangen; uiteraard zullen zij aan goederen de voorkeur geven. Ook is het denkbeeld geopperd, het goud opnieuw in den vorm van gouden munten in omloop te brengen; dit denkbeeld kan echter alleen tot uitvoering worden gebracht, nádat de gouden standaard opnieuw internationaal is ingevoerd, want anders zouden de gouden munten buiten de Vereenigde Staten geen wettelijk vastgestelde waarde kunnen bezitten, doch tot fluctueerende prijzen verhandeld worden. Van de tegenovergestelde zijde wordt het probleem aangevat door degenen, die op vermindering van de goudproductie willen aansturen, door ook voor de goudmijnen een restrictieplan in te voeren, zooals reeds voor rubber, tin en suiker tot stand zijn gekomen. De goudproducenten zullen zich echter uiteraard met hand en tand tegen zoo'n beperking verzetten. Bovendien zou het economische leven van Zuid-Afrika door een productie-restrictie ernstig worden getroffen, terwijl ook de welvaart van Australië, Canada en Rusland daardoor zou worden geschaad. Hoogstwaarschijnlijk zullen de Regeeringen van alle deze landen alleen dan bereid zijn tot beperking van de goudproductie hun medewerking te verleenen, indien zij vreezen, dat de Vereenigde Staten anders de goudaankoopen geheel zullen stopzetten. Ter bestrijding van de zoozeer gevreesde inflationistische gevaren, inhaerent aan den grooten goudvoorraad in de Vereenigde Staten, zou men daar te lande de wettelijke dekkingsbepalingen voor bankbiljetten en bankdeposito's kunnen verhoogen. Wil men in dat opzicht echter afdoende maatregelen treffen, dan zou men, behalve een aanzienlijke verhooging van het dekkingspercentage voor de tegenwoordige bankdeposito's - moeten komen tot den eisch van 100% reserve voor alle nieuwe dadelijk opvraagbare bankdeposito's; dit staat echter gelijk met een absolute sterilisatie van het binnenkomende goud. | |||||||||
[pagina 179]
| |||||||||
Ten aanzien van alle maatregelen, welke de schrijvers de revue hebben laten passeeren en die alle de handhaving van den tegenwoordigen goudprijs als uitgangspunt hadden, merken zij op, dat het twijfelachtig is, of deze zullen kunnen worden ingevoerd en, voorts, of zij, na invoering, wel in staat zullen zijn de gevreesde gevaren te keeren. In vervolg hierop behandelen Graham en Whittlesey de vraag, of een verlaging van den Amerikaanschen aankoopprijs voor goud de gewenschte uitkomst zou kunnen brengen. Een belangrijke verlaging van den goudprijs zou een waardedaling van den in de Vereenigde Staten aanwezigen goudvoorraad met zich brengen, welk verlies ten laste van de Amerikaansche schatkist zou komen. Van geen enkele Regeering kan echter worden verwacht, dat zij overgaat tot een impopulairen maatregel, welke een uit belastingen of leeningen te dekken verlies van b.v. $ 2.500 à $ 5.000 millioen tot gevolg heeft. Vast staat ook, dat een afdoende verlaging van den goudprijs op de welvaart van de goudproduceerende landen, speciaal van Zuid-Afrika, een funesten invloed zal hebben, waarvan de gevolgen zich waarschijnlijk - zij het tijdelijk - ook in de Vereenigde Staten zullen doen gevoelen. Rekening moet voorts worden gehouden met een tweetal psychologische reacties, welke zich bij verlaging van den goudprijs hoogstwaarschijnlijk zullen voordoen. Hoewel de verhooging van den goudprijs in 1933 niet de beoogde matige prijsstijging voor agrarische producten heeft teweeggebracht, vreezen de schrijvers, dat een verlaging van den goudprijs onder de labiele economische omstandigheden van onzen tijd een prijsdaling zal veroorzaken met alle schadelijke gevolgen daarvan. Bovendien is het niet uitgesloten, dat men de landen buiten de Vereenigde Staten niet zal kunnen overtuigen, dat het bij één verlaging van den goudprijs zal blijven en dat deze landen - uit vrees voor verdere prijsverminderingen - hun goud zooveel en zoo spoedig mogelijk naar de Vereenigde Staten zullen verschepen, waardoor de moeilijkheden voor Amerika nog vergroot zouden worden. Ter vermijding van de nadeelige gevolgen, welke men terecht of ten onrechte van een verlaging van den goudprijs voor de Vereenigde Staten zelf ducht, zijn er stemmen opgegaan, die er op wijzen, dat het nagestreefde doel - vermindering van den goudaanvoer en van de goudproductie - ook kan worden bereikt door | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
het heffen van een invoerrecht op het in de Vereenigde Staten geïmporteerde goud. De binnenlandsche goudprijs zou dan ongewijzigd kunnen blijven en het op den tegenwoordigen goudvoorraad metterdaad reeds geleden verlies zou niet tot uiting behoeven te komen. Wanneer dit invoerrecht met een matig percentage zou aanvangen en geleidelijk zou worden verhoogd, dan zouden de goudproducenten hun winsten in hetzelfde tempo zien dalen, waardoor de goudproductie gelijkmatig zou kunnen worden verminderd. Om den gouduitvoer uit de Vereenigde Staten te stimuleeren, zouden tegelijkertijd uitvoerpremies in uitzicht moeten worden gesteld voor den her-uitvoer van het nieuw ontvangen goud en eventueel ook voor den overtollig geoordeelden goudvoorraad; zoo'n uitvoerpremie zou het bovendien voor andere landen gemakkelijker maken desgewenscht hun goudreserves te vergrooten. | |||||||||
7Bij de behandeling van de onderscheidene hierboven gereleveerde maatregelen, welke met betrekking tot het goud en den prijs daarvan zijn geopperd, zijn Graham en Whittlesey voorloopig van het standpunt uitgegaan, dat het wenschelijk zou zijn het goud bij de monetaire politiek der Vereenigde Staten een voorname rol te blijven doen vervullen. Thans echter overgaande tot een principieele bespreking van het doel en de middelen eener doeltreffende monetaire politiek, geven deze beide Amerikanen evenwel onomwonden als hun meening te kennen, dat de reguleering van de geldhoeveelheid - hetgeen naar hun oordeel het kernpunt eener monetaire politiek behoort te zijn - veel rationeeler zónder dan mét goud kan worden tot stand gebracht. Ter staving van deze meening wijzen de schrijvers er op, dat in de Vereenigde Staten de Federal Reserve Banks - als een consequentie van de thans van kracht zijnde wettelijke bepalingen en als een gevolg van den goudstroom van de laatste jaren - metterdaad de contrôle op de hoeveelheid betaalmiddelen absoluut hebben verloren. Zij kunnen den goudinvoer niet tegengaan en evenmin kunnen zij beletten, dat de gewone banken met de opbrengst van het aangevoerde goud bij de Reserve Banks reserves | |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
opbouwen, welke hen in staat stellen op groote schaal credieten te verleenen en daardoor groote deposito's te creëeren. Trouwens, in het verslag van den Board of Governors of the Federal Reserve System over 1938 wordt de onmacht van de monetaire autoriteiten te dezen aanzien volmondig toegegeven. Niet alleen is het binnengestroomde goud, naar de meening van Graham en Whittlesey, een hinderpaal gebleken voor een efficiënte reguleering van de in het binnenland aanwezige hoeveelheid betaalmiddelen, maar bovendien bezit het goud voor het binnenland in monetair opzicht geen enkele beteekenis meer, omdat de in de Vereenigde Staten in omloop zijnde bankbiljetten niet in goud kunnen worden omgezet; in verband daarmede zou het goud voor het binnenland naar hun oordeel zonder eenig nadeel kunnen worden gemist. Wat voorts de regeling van de buitenlandsche wisselkoersen en de vereffening van eventueele nadeelige saldi der Amerikaansche betalingsbalans betreft, daarvoor wordt het Amerikaansche Egalisatiefonds - dat over $ 2.000 millioen beschikt - door hen meer dan voldoende geacht. De schrijvers komen op grond hiervan tot de conclusie, dat het goud zonder bezwaar zoowel voor het binnenlandsch als voor het buitenlandsch betalingsverkeer kan worden uitgeschakeld. Zou tot het belangrijke experiment van uitschakeling van het goud voor monetaire doeleinden worden besloten, dan zou echter tegelijk het motief voor een wettelijk gefixeerden prijs voor het goud in de Vereenigde Staten komen te vervallen. Het goud zou dan een goed worden met een fluctueerende noteering, zooals alle mogelijke andere goederen, en zooals het goud trouwens in alle landen buiten de Vereenigde Staten reeds is. Voor de mogelijkheid van een doeltreffende monetaire politiek bij fluctueerende goudprijzen wijzen de schrijvers op hetgeen in dat opzicht sinds 1931 door Engeland is gepresteerd. De vraag onder de oogen ziende, of het - bij uitschakeling van het goud in de Vereenigde Staten - mogelijk zal zijn de wisselkoersen op de overige groote landen in vredestijd stabiel te houden, wijzen de auteurs er op, dat de stabiliteit der wisselkoersen bijkans automatisch verzekerd is, indien de prijsniveaux in de verschillende landen min of meer in evenwicht worden gehouden. Voorts leggen zij er den nadruk op, dat juist de enorme goud- | |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
verschepingen ontwrichtend op de verschillende prijsniveaux zouden hebben gewerkt, indien niet de monetaire autoriteiten in alle betrokken landen - de Vereenigde Staten incluis - alles in het werk hadden gesteld om door onderscheidene maatregelen - welke lijnrecht in strijd zijn met het stelsel van den automatischen gouden standaard - deze dreigende ontwrichting zooveel mogelijk te verhinderen. | |||||||||
8In hun slot-hoofdstuk brengen de schrijvers in herinnering, dat de monetaire geschiedenis een duidelijke en ononderbroken ontwikkelingsgang demonstreert van concrete en eenvoudige geldvormen tot vertegenwoordigende, onlichamelijke en abstracte geldvormen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de uitschakeling van het zilver als muntmetaal in vele landen en de overwegende beteekenis, welke bank- en girosaldi voor het betalingsverkeer hebben verkregen. Ook het goud, zoo betoogen zij in aansluiting hieraan, heeft evenals het zilver, zijn domineerende positie op monetair gebied verloren en het is - evenals trouwens het zilver - een storend element voor een rationeele geldverzorging geworden. Definitieve uitschakeling van het goud als doorslaggevenden factor bij de geldvoorziening is naar de overtuiging van Graham en Whittlesey - in weerwil van de ook naar hun oordeel wellicht tijdelijk daaraan verbonden nadeelen - dan ook gebiedend noodzakelijk.
A.C. Verbeek |
|