ook bij de financiering van den woningbouw. Wat er voorts nog aan reserves aanwezig was, is opgeteerd.
Reserveeren voor toekomstige stroppen ligt dan ook volkomen buiten de in regeeringskringen aanwezige gedachtensfeer. De Regeering streeft steeds naar het indienen van een sluitende begrooting voor den gewonen dienst. Daarbij ondervindt zij - vooral in tijden van voorspoed - groote moeite om den aandrang van de Tweede Kamer tot het voteeren van nieuwe of hoogere uitgaven te weerstaan. Van reserves op een begrooting is geen sprake zoodat een batig slot op de rekening van een bepaald dienstjaar het gevolg is van toevallige omstandigheden. En als het tegenloopt, wijst de rekening een tekort aan. Geschiedt dit eenige jaren achtereen, dan hoopen de tekorten zich van jaar tot jaar op. Een deel dier tekorten kan tegen de toevallige overschotten van vorige jaren worden afgeboekt; voor de rest moet op den duur worden geleend. In tijden van buitengewoon abnormale omstandigheden, van crisis-werkloosheid of oorlog zijn er geen reserves en leent de Staat op groote schaal, terwijl de belastingschroef verder wordt aangedraaid.
De fout is dus, dat de Staat om zoo te zeggen van de hand in den tand leeft. Hij weet in normale tijden meestal de middelen wel te vinden om in de loopende uitgaven te voorzien, maar reserves om in de behoeften van zijn eigen dienst in abnormale tijden te voorzien worden niet gevormd.
Men is aan deze onsoliede politiek zóó gewend geraakt, dat men niet meer inziet, dat ondernemingen een dergelijke politiek niet kunnen en mogen volgen, zonder in de grootste misère te geraken. De opeenvolgende regeeringen zien over het hoofd, dat voor ieder continu-bedrijf, dus òòk voor den Staat, reserves noodig zijn om aan abnormale tijden het hoofd te kunnen bieden.
Nu zegt men, dat de Staat reserveert door op zijn staatsschuld af te lossen. Zoolang de Staat meer aflost dan hij er nieuw bij neemt, zit er een kern van waarheid in deze tegenwerping. Maar als een nieuwe calamiteit - gelijk de huidige buitengewone omstandigheden - opdaagt, vóór de schuld uit den tijd van den vorigen oorlog en de daarop gevolgde crisis is afgelost, beteekent dit, dat de aflossingen onvoldoende zijn geweest. En het gevolg is, dat met elke nieuwe calamiteit de staatsschuld met sprongen omhoog gaat, zonder dat in de daarop volgende jaren de laatste