De Gids. Jaargang 103
(1939)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
Buitenlandsche kroniekStalin VictorDe eerste zes weken van den oorlog hebben aanzienlijke verrassingen gebracht. Terwijl het op het Westfront bij voorbereidingen, verkenningen, inneming van strategische posities en af en toe eenig uitstrooien van propaganda-litteratuur bleef en terwijl op zee de Britsche vloot door het vergaan van het vliegtuig-moederschip ‘Courageous’ en van het linieschip ‘Royal Oak’ zeer gevoelige verliezen leed, waartegenover echter de vernietiging van een vrij groot aantal Duitsche duikbooten kon worden gesteld, zoodat alles te zamen genomen de Britsche beheersching der zeeën onaangetast is gebleven, hebben wij in Oost-Europa ingrijpende veranderingen beleefd, waaronder de ineenstorting van Polen, hoezeer wellicht het meest ‘opzienbarend’, op den duur waarschijnlijk niet eens van het meeste gewicht zal blijken te zijn. Het uiteindelijk lot van Polen en daarmede de beteekenis, welke de Duitsche militaire overwinning in het Oosten op den duur zal blijken te hebben, hangt grootendeels, zoo niet geheel, van het verdere verloop en vooral van het einde van den oorlog in het Westen af. Het is mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat de ineenstorting van het Poolsche leger voor den verderen gang van zaken van niet geringe militaire beteekenis zal blijken te zijn, doch de historische waarde van militaire successen en nederlagen komt eerst in hunne staatkundige (diplomatieke) eindresultaten tot uitdrukking en deze kunnen vooralsnog zelfs niet bij benadering worden vastgesteld. Toch is er alle aanleiding een voorloopige balans van de laatste zes weken Oost-Europeesche geschiedenis op te maken. Er is n.l. in Oost-Europa aanzienlijk méér gebeurd, dan het enkele ineenstorten van een weerbaar gewaand leger en de bezetting van het Poolsche territoir: het ‘neutrale’ Rusland heeft op geheel | |
[pagina 228]
| |
eigen wijze zijne conclusies uit de Duitsche ‘Ostpolitik’ eenerzijds en de Fransch-Britsche anti-agressie politiek anderzijds trokken en indien de teekenen niet zéér bedriegen is het daar wèl bij gevaren - hetgeen aan anderen geenszins noodzakelijk reden tot verheugenis behoeft te geven. Wat wij in Juli van dit jaar als een mogelijkheid aanwezen, waarmede ernstig rekening moest worden gehouden, is reeds in Augustus werkelijkheid geworden: in stede van tot het Fransch-Britsche ‘anti-agressie-front’ toe te treden, heeft Soviet-Rusland er den voorkeur aan gegeven de Duitsche aanbiedingen van goede verstandhouding en geïntensiveerd economisch verkeer te aanvaarden. Het zal, na hetgeen daarover in de Julikroniek werd geschreven, wel geen verder betoog behoeven, dat in deze ‘renversement des alliances’ het spectaculaire resultaat moet worden gezien van eene overwinning van den Duitschen Generalen Staf op de leiders en propagandisten der N.S.D.A.P. Hitler heeft niet slechts ‘Mein Kampf’Ga naar voetnoot1), doch alles wat hij tot Augustus 1939 omtrent de verhouding tot Soviet-Rusland had gezegd, geschreven en laten zeggen of schrijven, met één slag verloochend - zonder twijfel omdat hij door zijn generaals er van was overtuigd, dat er tusschen dien ommezwaai en een militairen nederlaag van Duitschland geen andere mogelijkheid meer was dan.... het bewaren van den vrede, d.w.z. het afzien van alle actie tegen Polen. Eerst nadat aldus een oud desideratum der militairen was vervuld, kunnen Hitler's militaire adviseurs hem eenig uitzicht op een goeden uitslag van den oorlog hebben geboden. Men heeft in dag- en weekbladen, zoo hier te lande als in den vreemde, geen booze woorden genoeg kunnen vinden om het Russisch verraad aan de kaak te stellen, en het moet worden erkend, dat men zich ongaarne in de positie denkt van een der Britsche of Fransche onderhandelaren, die op een goeden(?) morgen bemerkten, dat hun geen andere keus meer werd gelaten dan met leege handen huistoe te keeren. Maar is - vooropgesteld, dat geen enkele staat ooit andere politiek voert dan die, | |
[pagina 229]
| |
welke hij met zijne eigen belangen het meest overeenkomende acht - de Russische houding wel zoo ‘verraderlijk’ geweest? Om daarover een gemotiveerd oordeel te kunnen vellen, zouden wij meer moeten weten dan wij thans doen en met name moeten kennis dragen van het geheele verloop der onderhandelingen omtrent de Russische toetreding tot het anti-agressie-front. Wat hebben de Russen toen precies verlangd en wat en waarom is hun geweigerd? Daaromtrent weten wij voorloopig niet meer dan wat de couranten ons zoo nu en dan eens berichtten,Ga naar voetnoot1) doch bezien in het licht van de Russische diplomatie der laatste weken laten zelfs deze schaarsche en weinig concrete mededeelingen wel toe een aannemelijke verklaring van het verloop van zaken op te stellen. Het is volstrekt onaannemelijk, dat Stalin en zijne medewerkers, na jarenlang de Duitsche dictatuur als den aartsvijand te hebben aangewezen, thans plotseling ervan overtuigd zouden zijn, dat Duitschland voor Rusland geenerlei gevaar zoude opleveren en dat Soviet-Rusland en Nazi-Duitschland eigenlijk voorbestemd zouden zijn om als elkander welgezinde partners samen te werken, in stede van elkaar als toekomstige vijanden te vreezen en te wantrouwen. Zien wij een oogenblik van alle ideologieën af. Dat is altijd verstandig en vooral in dit geval aangewezen, omdat het zacht gezegd zeer de vraag is of Hitlerisme en Stalinisme wel door iets anders dan den naam van elkaar verschillen. Ontdaan van alle ideologische sausjes blijven dan de volgende nuchtere feiten over. De ‘idealen’, die de Duitsche Generale Staf om strategische redenen nastreeft, zijn bekend, doordat Duitschland in het vredesverdrag van Brest-Litovsk gelegenheid heeft gehad ze te formuleeren. Aan het Soviet-Rusland van 1917/18 toch konden de Duitsche onderhandelaars dicteeren wat zij wilden. ‘Als de Duitsche keizer Moskou als zijn residentie had verlangd en een zomerverblijf in het Oeral-gebergte, zouden de Russen nóg zonder blikken of bloozen hebben geteekend’, schreef op 5 Maart 1918 de Münchener Post.Ga naar voetnoot2) Een zoo schoone gelegenheid heeft | |
[pagina 230]
| |
de Generale Staf natuurlijk niet laten voorbij gaan en zoo hebben wij dan ook in het vredes ‘verdrag’, hetwelk op 3 Maart 1918 te Brest-Litovsk werd onderteekend, eene authentieke formuleering gekregen van de regeling, die de Duitsche strategen, als zij het voor het zeggen hadden, aan Oost-Europa zouden opleggen. Zoo'n ‘ideale’ regeling omvat een aantal Baltische randstaten, die òf met Duitschland zijn vereenigd òf als Duitsche protectoraten zijn te beschouwen, een Polen, dat òf tusschen Duitschland en Oostenrijk is opgedeeld òf, eveneens als zgn. ‘autonoom’ gebiedsdeel, geheel onder Duitschen invloed is gebracht, en een van Rusland onafhankelijke Oekraine, waarin Duitschland tenminste voldoenden invloed heeft om er naar eigen goedvinden over den graan-oogst te kunnen beschikken.Ga naar voetnoot1) Men beschouwe dit alles vooral niet als de macabere fantazieën van een paar ijzervreters. Het was geenszins de Generale Staf alléén, die dit alles in 1918 noodzakelijk oordeelde. Iemand als Stresemann dacht er niet anders over en vond dan ook b.v. het denkbeeld de Baltische staten over eigen lot te laten beslissen bespottelijk,Ga naar voetnoot2) en mèt hem waren destijds allen behalve de socialisten. Bovendien bepleitte Dr. Schacht nog in 1932 (dus vóór Hitler's bewind) in Rome, dat de Oekraine aan Duitschland ter kolonisatie moest worden overgelaten. Het is voorts bekend, dat Hitler tijdens het schrijven van Mein Kampf deze aspiraties in meer of minder geprecizeerden vorm tot de zijne heeft gemaakt. Als ‘oberster Gesichtspunkt jeder Aussenpolitik’ toch stelde hij den eisch: ‘der Boden in Einklang zu bringen mit der Volkszahl’. Voor Duitschland beteekent dit de noodzakelijkheid van gebiedsveroveringen, welke vèr uitgaan boven het herstel van de grenzen van 1914: ‘die Forderung nach Wiederherstellung der Grenzen des Jahres 1914 ist ein politischer Unsinn von Ausmassen und Folgen, die ihn als Verbrechen erscheinen lassen’ (Mein Kampf, 1e druk, II, | |
[pagina 231]
| |
pag. 310). De eisch van herstel der grenzen van 1914 is o.m. daarom ‘onzinnig’, ‘weil, wenn sie zich verwirklichen liesse, das Ergebnis doch wieder so erbärmlich wäre, dass es sich, wahrhafter Gott, nicht lohnen würde, dafür erneut das Blut unseres Volkes ein zu setzen’ (pag. 312). Dan volgt een betoog, dat men geen scrupules moet hebben grondgebied op anderen te veroveren met als conclusie: ‘Wir National-sozialisten [ziehen] bewusst einen Strich unter die auszer-politische Richtung unserer Vorkriegszeit. Wir setzen dort an, wo man vor sechs Jahrhunderte endete. Wir stoppen den ewigen Germanenzug nach dem Süden und Westen Europas und weisen den Blick nach dem Land im Osten. Wir schliessen endlich ab die Kolonialund Handelspolitik der Vorkriegszeit und gehen über zur Bodenpolitik der Zukunft. Wenn wir aber heute in Europa von neuem Grund und Boden reden, können wir in erster Linie nur an Rusland und die ihm untertanen Randstaaten denken’ (pag. 316). ‘Nicht West- und nicht Ost-orientierung darf das künftige Ziel unserer Aussenpolitik sein, sondern Ostpolitik im Sinne der Erwerbung der notwendigen Scholle für unseres deutsches Volk’ (pag. 330). Zes jaar nadat het bovenstaande werd gedrukt, bepleitte Hugenberg de zelfde ideeën in het beruchte door hem op de Londensche Economische Wereld-conferentie (1933) ingediende memorandum en op den Partijdag van 12 Sept. 1936 kwam de Führer er zelf nog eens op terug: als het nationaal-socialistische Duitschland eens te beschikken had over de korenvelden van de Oekraine.... Dit alles zijn feiten en authentieke uitingen van degenen, die Duitschlands buitenlandsche politiek bepalen. Hoe zou men over een Russisch staatsman denken, die dit alles zoude hebben vergeten of als even zoo vele onschuldige grapjes beschouwd? Kan men in redelijkheid een dergelijke verblinding, een zoo zeer tegen eigen taak niet opgewassen zijn bij de Russische machthebbers veronderstellen? Tenzij men de heeren in Moskou inderdaad voor verdwaasde sukkels of totaal verblinde illusionisten zoude willen verslijten, moet men dus als punt van uitgang één ding aanvaarden: toen de Russen met Frankrijk en Engeland over aansluiting bij het non-agressie-front onderhandelden, hadden zij inderdaad ten doel, zich tegen de gevreesde aanvallen van | |
[pagina 232]
| |
Duitsche kant te beveiligen. Als echte real-politici waren zij echter met papieren toezeggingen van hulp en bijstand niet tevreden. Wie weet, misschien herinneren zij zich zelfs nog wel wat er ‘destijds’ met Tsjecho-slowakije was gebeurd.... Hoe dit echter zij, uit de dagbladen, die tijdens de Moskouer onderhandelingen verschenen, kon men nog net genoeg opmaken om te beseffen, dat de Russen van de Westersche democratiën verlangden, dat deze hunne bemiddeling zouden verleenen om voor de Russen het recht te verkrijgen, Polen en (of) de Baltische randstaten binnen te rukken, zoodra zij (de Russen) eene Duitsche agressie dreigend oordeelden. Een dergelijke ‘free hand’ hebben Frankrijk en Engeland echter niet durven toezeggen en vermoedelijk is daarin de verklaring van de ‘renversement des alliances’ te vinden. Een solide Poolsche bufferstaat, met Duitschland op niet te besten voet, heeft voor Rusland zóóveel voor, boven een Duitsch-Russische grens als gevolg van een vierde Poolsche deeling, dat het niet aannemelijk is, dat Rusland voor de temptatie van annexatie van de Poolsche Oekraine op zich zelve zoude zijn bezweken. Liever dan die gebiedsuitbreiding moet den heeren van het Kremlin de vroegere toestand geweest zijn, doch als die niet te handhaven was en Duitschland tòch Polen binnenviel.... ja dan was het zich beveiligen door het vooruitschuiven der grenzen zoowel in het balticum als in de Poolsche Oekraine nog te verkiezen. Als het beeld niet zoo onelegant was, zou men kunnen zeggen, dat de Russische beer, evenals het paard van den piccador, liever geheel buiten de arena was gebleven, maar nu dat niet kon, blij was, dat het door het omhangen van eenige Baltisch-Oekrainische matrassen tegen de gevreesde hoornstooten van den Germaanschen stier eenige mate werd beveiligd.... In nuchtere taal gezegd: een afspraak met Duitschland, dat àls Duitschland Polen bezette, Rusland zijn grenzen óók vooruit zoude mogen schuiven en voorts tegenover de Baltische staten een zekere vrijheid van bewegen zoude krijgen, werd tenslotte bóven de ietwat vaag blijvende Fransch-Britsche beloften verkozen. In deze interpretatie der feiten past zoowel het Russische aandringen op militaire precizeering der Fransch-Britsche toezeggingen, als het bericht der Bulgaarsche delegatie, dat de Russen zich tegenover hen over het tot stand komen van het anti-agressie-front hoopvol hadden uitgelaten en, tenslotte, de Russische mobilisatie | |
[pagina 233]
| |
in afwachting van Duitschland's bereiken van de overeengekomen toekomstige scheidslijn en van Polen's ineenstorting. Ruslands gedrag kan men als het optreden van een hyena qualificeeren, men kan het echter ook, iets minder onsympathiek, beschouwen als een actie tot zelf-beveiliging, die ondernomen moest worden toen Polen tot afdoenden tegenweer niet meer in staat bleek. Ik voor mij ben geneigd, de laatste interpretatie voor de juiste te houden. De Soviets hebben hun beveiligingsactie in elk geval met kracht en besluitvaardigheid doorgevoerd, zóó zelfs, dat zij aanvankelijk meer Poolsch gebied hebben bezet, dan zij ten slotte hebben behouden. En ook thans nog ligt de nieuwe Russische grens ten deele dáár, waar vroeger de grens tusschen Rusland en Congres-Polen heeft geloopen en ten deele westwaarts daarvan. Het strategische karakter van de grens (langs de Bug) is bovendien voor elkeen duidelijk. Doch ook tegenover de Baltische staten hebben de Soviets niet stil gezeten. In enkele dagen tijds verkregen zij van Estland, ‘op vreedzame wijze’ natuurlijk, het recht om vloot- en luchtbases op te richten in de stad Baltiski Port en op de eilandjes Oesel en Dagoe in den golf van Riga, de strategische beteekenis van welke laatste kan worden geïllustreerd met het feit, dat om ze in September 1917 op de Russen te veroveren de Duitschers 11 slagschepen, 9 kruisers, 47 torpedobooten, 6 onderzeeërs, 151 transportschepen, één divisie (de 42ste) en een compagnie wielrijders hebben geconcentreerd. Het was, na de Dardanellenexpeditie de grootste landingsexpeditie in den toenmaligen oorlog.Ga naar voetnoot1) In Letland verkregen de Russen vlootbases in de steden Libau en Windau, verschillende luchtbases, benevens het recht om de golf van Riga vanaf de landzijde tot het eiland Oesel met kustartillerie te ‘beveiligen’. Litauen is de eenige der drie Baltische staten, die in ruil voor het aanvaarden van een Russisch bezettingsleger ‘van strict beperkten omvang’ een douceurtje in de wacht wist te sleepen in den vorm van de langbegeerde ‘hoofdstad’ Wilna, welke in 1920 door den Poolschen generaal Zeligowski, zoogenaamd buiten medeweten zijner regeering, was bezet. Met dit alles niet tevreden, zond Moskou ook nog een ‘uitnoodiging’ tot het bespreken van niet nader aangeduide | |
[pagina 234]
| |
‘problemen’ aan de Finsche regeering. Op het oogenblik, dat dit geschreven wordt, is de Finsche onderhandelaar Dr. Paasikivi aan het werk, daarbij moreel en zelfs diplomatiek gesteund door het geheele Scandinavische Noorden èn door Finlands tevreden crediteur, de Vereenigde Staten. Overziet men dit alles, dan kan moeilijk worden ontkend, dat de Duitsche overwinning op Polen, zij moge dan zonder militaire verliezen van eenig belang zijn gekocht, slechts is verkregen kunnen worden ten koste van concessies aan Rusland, die in het licht van het verleden, zoowel van de aspiraties van den Duitschen Generalen Staf in 1917/18 als van Hitler's eigen in Mein Kampf ontvouwd politiek programma, verbijsterend moeten worden genoemd. Niet slechts, dat Duitschland van de Oekraine nog altijd een goed eind is verwijderd, doch bovendien is de Duitsche invloed in het Baltische openlijk en geheel prijs gegeven (hetgeen door een opzienbarende verplaatsing van alle Duitsche ‘stam-verwanten’ uit die streken naar het Rijk nog eens wordt onderstreept) en de toegang naar Roemenië door Rusland afgesneden. De Soviets daarentegen hebben, zonder er iets mede te riskeeren, de Baltische staten tot Russische protectoraten weten te maken en in Hongarije en in den Balkan plotseling een sterk verhoogd prestige verkregen, zoo al niet wegens de verhevenheid hunner politieke denkbeelden, dan toch als machtige buurlieden. Hongarije herstelde met spoed de eenige jaren geleden verbroken diplomatieke betrekkingen, Roemenië vraagt onrustig zich af hoe lang het Bessarabië nog zal kunnen behouden en het altijd Russophiel geweest zijnde Bulgarije begroet met heimelijk genoegen de nieuwe macht in den Balkan, die als tegenwicht tegen àl te groot Duitsch overwicht zal kunnen fungeeren. Zelfs Turkije, door Britsche garantie ‘beveiligd’, vond het toch beter ook eens in Moskou poolshoogte te gaan nemen. In het Baltische plotseling oppermachtig geworden en in den Balkan weer meetellend - het is meer dan men in Moskou redelijkerwijs had kunnen hoopen. Tegenover deze aanzienlijke machtsgroei van de Russische ‘blutbefleckte gemeine Verbrecher’, van dien ‘Abschaum der Menschheit’ (Mein Kampf, II, pag. 323) staat echter, zoo zal men wellicht opmerken, de enorme beteekenis van Ruslands zoo niet militairen dan toch economischen bijstand gedurende den | |
[pagina 235]
| |
oorlog. Ik wil de beteekenis daarvan niet onderschatten, doch slechts herhalen, dat militaire voordeelen eerst in staatkundige moeten worden omgezet om werkelijk waardevol te zijn, zoodat wie staatkundige offers brengt ter wille van militair voordeel op zijn best tegenwoordig tegen toekomstig goed ruilt, en ten slotte aan de hierboven reeds geciteerde woorden herinneren: ‘From eggs to manganese, the long list of supplies reads like the inventory of a sublimated mail-order house’, waarvan echter wel spoedig zal blijken, dat het slechts op ‘cash and carry’ basis tot leveranties bereid is. Voorloopig geldt m.i. dus inderdaad: Stalin Victor. B.M.T. |
|