De Gids. Jaargang 103
(1939)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Versailles en de omliggende kasteelen, de trianons en de tuinen
| |
[pagina 170]
| |
Dat ‘rien’ van den Zonnekoning werd.... Marly-le-Roi, een paleis met twaalf paviljoens (afb. 17) en verdere woningen voor edellieden en dienstknechten, met een paviljoen voor de garde (afb. 22) en een kapel (afb. 23), omringd door een park met terrassen en vijvers, fonteinen en cascaden en een profusie van beeldhouwwerken, om kort te gaan, een millioenenwerk alweer, gebouwd en aangelegd in dezelfde jaren (1676-1683) waarin Versailles zijn meest geweldige uitbreidingen kreeg met de stallen, het grand commun, de enorme vleugels en de spiegelgalerij! Een vallei was voor dat ‘rien’ uitgezocht dicht bij het dorpje Marly aan de Seine, halverwege tusschen Versailles en Saint-Germain. De streek was boschrijk, wat den koning aantrok, en besloten, wat, meende Louis, luxe zou tegenhouden. ‘Cette clôture sans vue, ni moyen d'en avoir, fut tout son mérite’ zegt de eeuwig zure Saint-Simon en hij geeft verder het volgende beeld van de bedoeling des konings en van de ontwikkeling van den bouw: ‘Ce n'était que pour y coucher trois nuits, du mercredi au samedi, deux ou trois fois l'année, avec une douzaine au plus de courtisans en charges les plus indispensables... Peu à peu l'ermitage fut augmenté d'accroissements en accroissements, les collines taillées pour faire place et y bâtir.... Enfin, en bâtiments, en jardins, en eaux, en aqueducs, en ce qui est si connu et si curieux sous la nom de ‘Machine de Marly,’ (afb. 19) en parc, en forêt ornée et renfermée, en statues, en meubles précieux, Marly est devenue ce qu'on voit le encore.... Telle fut la fortune d'un repaire de serpents et de charognes, de crapauds et de grenouilles, uniquement choisi pour n'y pouvoir dépenser....Ga naar voetnoot1) Van dat alles is nièts meer over: de gebouwen, verwaarloosd en half vergaan, werden afgebroken, de tuin was reeds ten tijde van Hubert Robert grootendeels vernield en overwoekerd (afb. 20). De ‘chevaux de Marly’ alleen zijn nog over, zij staan echter niet meer ter plaatse. Op de Place de la Concorde, aan den ingang van de Champs Elysées, doen zij nu den bezoeker van Parijs nog vaak den naam uitspreken van dat wijdsche koningsverblijf, zonder dat hij er zich daarbij rekenschap van geeft, dat hij vrijwel het eenige noemt, wat nog rest van dat vorstelijk lustoord. | |
[pagina t.o. 170]
| |
Afb. 17 - Marly-le-Roi, gebeuwd 1676-1683, door J.H. Mansart: détail v.e. gravure v. Pérelle
Afb. 18 - Een v.d. paviljoens van Marly-le-Roi, reconstructie van A.A. Guillaumot
Afb. 19 - ‘La Machine de Marly’; détail van een oude gravure
Afb. 20 - Terras van het park van Marly-le-Roi; schilderij v. Hubert Robert. Rechts één van de paarden v. Coustou, die nu, op de Place de la Concorde, aan den ingang v.d. Champs Elysées, staan
| |
[pagina 171]
| |
Voor Marly gebruikte Lodewijk XIV de kunstenaars, die hun kunde in Versailles reeds bewezen hadden: Jules Hardouin Mansart voor hoofdgebouw en paviljoens, Lebrun voor de decoraties. Dat hoofdgebouw was een vierkant, met een gevellengte van 42 m (afb. 24). Het midden ervan werd ingenomen door een octogoon, ‘grand salon’ genaamd (afb. 21), dat, door twee verdiepingen gaande, zijn licht kreeg, direct door vier ovale ramen in de kooflijst aangebracht, en indirect door vier glasdeuren, die de bewonderaars gelegenheid gaven vanaf de bovenverdieping inwendige balcons te betreden. Wij zullen hier niet al de versieringen, de beelden, schilderijen en meubelen bespreken, waarvoor Marly beroemd was. De enkele afbeeldingen (afb. 17-24) mogen volstaan om aan te toonen, wat Lodewijk XIV onder een simpele ‘retraite’ verstond. Men moet niet denken, dat het in deze Hermitage zonder ceremoniëel toeging; daar kòn Louis nu eenmaal niet buiten. Zoo creëerde hij voor Marly weer alle mogelijke functies, ieder met de bijbehoorende vormen, rechten en verplichtingen. Er behoefden alleen geen honderden aan mee te doen. Om tot Marly te worden toegelaten toch moest men tot de ‘intiemen’ behooren, voorzoover men daarvan bij dezen vorst kan spreken. ‘La liste des Marly’ schrijft Saint-Simon, ‘s'était faite par le roi pour chaque voyage; il la montrait la veille, après son souper, dans son cabinet, aux princesses qui, par rang entre elles, choisissaient les dames qu'elles voulaient mener.... cet honneur était très recherché.’ De koning bleef nu eenmaal zijn geheele leven omzwermd en gezocht: ‘Si nous étions ainsi pour Dieu’ zeide Mad. de Sévigné, ‘nous serions de grands saints.’Ga naar voetnoot1) Wanneer, op lateren leeftijd, de vorst Marly al meer en meer gaat bewonen, wordt ook het aantal der hem omringende personen gaandeweg grooter, wat steeds opnieuw uitbreiding vraagt. Dat moèt, maar de koning heeft al sedert lang feitelijk geen geld meer. Wij weten hoe Frankrijk er voorstond aan het einde der zeventiende eeuw: nieuwe belastingen invoeren was nauwelijks meer doenlijk, geldelijke steun vragen aan een der hovelingen waa niet in 's konings geest en bovendien, Louis wist zeer wel, dat ook bij hen meer schulden dan baten gevonden werden. | |
[pagina 172]
| |
Wat dan? Geld leenen? Doch ook dat was niet zoo eenvoudig; veel crediet had de oude monarch niet meer. Dan gebruikt Louis een middel, dat hij kent als beproefd: zijn persoonlijke charme moet hem aan 't geld helpen van een der rijkste mannen, die Europa op dat moment kent, den in Parijs wonenden bankier Samuel Bernard. Maar hij kan het hem toch onmogelijk zelf gaan vragen en zonder dat geeft Bernard geen sou! Dan zet de koning met één zijner ministers een intrigue in elkaar, die ‘vorstelijk’ gelukt. De comedie speelt zich af in den zomer van '97. Plaats der handeling: Marly-le-Roi; tijd: 's namiddags vijf uur. Het is weer Saint-Simon, die het ons beschrijft: ‘.... Le Roi, sur les cinq heures, sortit à pied et passa devant le pavillon de Chamillart. Au pavillon suivant, le Roi s'arrêta: c'étoit celui de Desmarets, qui se présenta avec le fameux banquier Samuel Bernard, qu'il avait mandé pour dîner et travailler avec lui. (Dat voorstellen nu aan den koning, na het copieuze dîner, was de doorgestoken kaart) ’.... Le Roi dit à Desmarets, qu'il étoit bien aise de le voir avec M. Bernard, puis tout de suite dit à ce dernier: ‘Vous êtes bien homme à n'avoir jamais vu Marly, venez le voir à ma promenade, je vous rendrai à Desmarets.’ En dan voert de koning hem langs de boschages, de karpervijver en de terrassen, langs de lanen en de berceaux. Saint-Simon is, met de andere aanwezigen, stupéfait over de overmatige beminnelijkheid en de spraakzaamheid van den anders betrekkelijk zwijgzamen vorst, jegens ‘un homme de l'espèce de Bernard’ (aan wien intusschen onze chroniqueur zelf tweehonderdduizend pond schuldig was). Spoedig daarna echter vernam hij zoowel oorzaak als resultaat! ‘....Bernard revint de la promenade du Roi chez Desmarets tellement enchanté, que d'abordée il lui dit qu'il aimoit mieux risquer sa ruine que de laisser dans l'embarras un prince qui venoit de le combler, et dont il se mit à faire des éloges avec enthousiasme. Desmarets en profita sur le champ et en tira beaucoup plus qu'il ne s'étoit proposé!Ga naar voetnoot1)’ Met de aldus gevonden millioenen gaat de koning weer door aan zijn bouwwerken en zijn parken, een rage, ‘que ni la guerre la plus pesante, ni la dévotion ne purent émousser.’ Tevergeefs tracht Madame de Maintenon aan de uitgaven paal en perk te | |
[pagina 173]
| |
stellen. ‘Je n'ai pas plu dans une conversation sur les bâtiments et ma douleur est d'avoir fâché sans fruit,’ schrijft zij, een jaar na de historie met Bernard, aan den kardinaal de Noailles. ‘On fait encore ici un corps de logis de cent mille francs. Marly sera bientôt un second Versailles. Il n'y a qu'à prier et à souffrir, mais le peuple, que deviendra-il.’Ga naar voetnoot1)
Na 's konings dood raakte Marly in verval. Louis le Bien-Aimé laat het echter weer opknappen en wijzigen: schilderingen van Coypel worden vervangen door die van Boucher, de rossen van Coysevox op de terrasbalustrade worden verwijderd, en de paarden van Coustou (afb. 20) nemen de leeggekomen plaatsen in. Madame de Pompadour speelt en stoeit er wat met haar feestgenooten, doch een groote plaats neemt Marly toch niet meer in. Evenmin onder Lodewijk XVI al begint er tijdens zijn regeering een groot drama! ‘Ce fut à Marly,’ noteerde Madame de Campan later, ‘que le joaillier Boehmer vint offrir à l'admiration de la reine Marie Antoinette, dans l'espérance de le lui vendre, ce fameux collier de diamants, qui fut si préjudiciable à la princesse....’ Le collier de la reine! Wie denkt er niet terug aan de ‘Galerie des Glaces’ te Versailles, waar de verontwaardigde koning den kardinaal de Rohan liet arresteeren. En dan aan de ellende der Octoberdagen van 1789, aan de besluiteloosheid van den vorst, aan de angsten der koningin. Als men in die dagen te Marly tevergeefs wacht op het hof, waarvan het bezoek is aangekondigd, worden de dienaren ongerust. Men is onzeker, overlegt. Ten slotte wordt een ijlbode naar Versailles gezonden en hij komt terug met het bekende bericht: het koninklijk gezin is, omstuwd door 't grauw van Parijs, naar de hoofdstad gehaald. Drie dagen daarna worden de hekken van Marly-le-Roi plotseling opengegooid voor een onverwachts voorrijdende koets, waarin zich slechts één persoon bevindt. Zoo snel als zijn corpulentie het toelaat betreedt die eenzame bezoeker het kasteel, om na eenige oogenblikken weer naar buiten te komen en zich ijlings in zijn karos te verwijderen in de richting van Parijs. Die persoon was.... Lodewijk XVI, die in Marly de papieren | |
[pagina 174]
| |
was komen halen, welke hij daar bewaarde. Zijn jachtaanteekeningen? Zijn kasboekje? Triest bezoek van den laatsten ‘heerscher’ die de gronden van Marly betrad! | |
II. Clagny (1674)Van geheel anderen aard en geconstrueerd voor geheel andere doeleinden zijn Clagny en Saint-Cyr geweest, gebouwen waaraan respectievelijk de namen van Madame de Montespan en Madame de Maintenon onverbrekelijk zijn verbonden. Wij hebben over beiden reeds een enkele mededeeling gedaan; Louise Athénaïs de Rochechouart, Marquise de Montespan, is de vrouw geweest, die met alle middelen, die haar ten dienste stonden - en dat waren er vele - de zachtmoedige en beschroomde Louise de Lavallière van haar plaats verdrong. Doch haar was het niet om den koning, maar om het koningschap te doenGa naar voetnoot1). Acht jaar wist zij den vorst te binden, dan, na een tijdelijke verwijdering van het hofGa naar voetnoot2), keert zij terug om, als haar opnieuw de angst bekruipt haar plaats te zullen verliezen, over te gaan tot de samenkomsten met de giftmengster La Voisin en anderen, samenkomsten waarbij necromantie en liefdespoeders en mogelijk ook de ‘messe noire’ een rol hebben gespeeld. Wat er precies gebeurd is, hoever de schuld is gegaan van deze vrouw, deze moeder van zeven van Louis' buitenechtelijke kinderen, zal wel altijd een geheim blijven. Voorzeker moet het beeld dat de koning kreeg uit de processtukken, die hij zich liet voorleggen, verschrikkelijk zijn geweest, want onmiddellijk liet hij het onderzoek stopzetten (1681) en de getuigenverhoren vernietigen. | |
[pagina 175]
| |
Met geen woord mocht er meer gesproken worden over de kwestie, die nu nog de geschiedonderzoekers tegen elkaar in het harnas jaagt. Met zijn geweldige zelfbeheersching legde de koning zich den, tenminste uiterlijk, onveranderden omgang op met deze vrouw, die hem uit razernij en jalouzie mogelijk naar het leven stond en die hij nochtans beval aan het hof te blijven wonen, waardoor hij een schandaal, dat tè geweldig van omvang dreigde te worden, den kop indrukte. Doch de rol van ‘La belle Madame’, zooals Athénaïs algemeen genoemd werd, was uitgespeeld en haar appartement moest zij voor een verder verwijderde reeks vertrekken verwisselen. In de eerste jaren der verhouding had Mad. de Montespan een gouvernante moeten zoeken voor de kinderen van haar en van den koning; zij had deze gevonden in Françoise d'Aubigné, de jonge weduwe van den schrijver ScarronGa naar voetnoot1). Op Madame de Montespans vraag, of Madame Scarron haar kinderen wilde opvoeden gaf deze dit meesterlijke antwoord: ‘De uwe niet, wèl die van den koning’Ga naar voetnoot2). Waarmede Françoise aan het hof kwam, zich een plaats veroverde dicht bij den vorst en toch direct een zekeren afstand vastlegde tusschen de aangebeden favorite en zichzelf. Moeilijk zal, bij dat eerste onderhoud, de zich almachtig wanende markiezin bevroed hebben, dat zij met haar verzoek de gevaarlijkste rivale naar Versailles liet komen, die zich denken liet en die dan ook eens méér dan zijzelf zou worden: niet de maîtresse, maar de wettige gemalin van den eersten vorst van Europa, zij het dan ook, dat dit huwelijk nooit openlijk werd afgekondigd of erkend. Mad. de Maintenon bleef tot aan 's konings dood de stille koningin van Frankrijk. | |
[pagina 176]
| |
Voor 's vorsten buitenechtelijke kinderenGa naar voetnoot1) nu werd, gelijk wij hierboven reeds gezegd hebben, op nog geen twee kilometer van het kasteel van Versailles, Clagny gebouwd (afb. 28). In Mei 1674 werden de plannen ervoor door Colbert aan den koning voorgelegd, in Juni gaf de vorst het bevel, met den bouw te beginnen. Vanaf dien datum zien wij dan ook in de bouwrekeningen posten met de notitie: ‘Pour la construction d'une maison à Versailles pour messeigneurs les enfants naturels du roi.’Ga naar voetnoot2) In 1678, naar anderen zeggen in 1680, was de bouw voltooid.Ga naar voetnoot3) Madame de Montespan stond in het jaar 1674 op het toppunt van haar macht en glorie. Van de geweldige feesten, waarmede de herovering van de Franche-Comté werd gevierd was zij het erkende middelpunt: voor haar waren de opvoering van Lulli's Alceste in de Cour de Marbre (afb. 5), voor haar ‘la Belle Madame’ de Eglogue de Versailles, de Iphigénie, de Fêtes de l'Amour et de Bacchus, de Malade Imaginaire, de vuurwerken, de illuminaties en gondelvaarten.Ga naar voetnoot4) Haar positie is dan van dien aard, dat zij nauwelijks onderdoet voor die van de koningin. ‘Dans son appartement, elle ne daignait se lever de son fauteuil pour personne, fût ce pour le frère du Roi, ce qui était inouï....’ schrijft een tijdgenoot.Ga naar voetnoot5) Ja, Marie Thérèse bracht haar zelfs persoonlijke bezoeken te Clagny en in het ‘Trianon de Porcelaine’. De koningin gaf deze eer aan ‘La belle Madame’ in haar kwaliteit van ‘dame d'honneur’ en ‘surintendante’, eigen leed onder vorstelijke hoogheid verbergend.Ga naar voetnoot6) Clagny was overigens een bezoek wel zeer waard. Het had de bekende vorm van een corps de logis met twee naar voren komende vleugels met een hek als afsluiting en bovendien links een oranjerie en, symmetrisch, rechts een aantal dienstvertrekken | |
[pagina t.o. 176]
| |
Afb. 21 - Doorsnede v.h. Hoofdgebouw van Marly-le-Roi; rec. A.A. Guillaumot
Afb. 22 - Pavillon des Suisses, Marly-le-Roi, rec. A.A. Guillaumot
Afb. 23 - Kapel van Marly-le-Roi: reconstructie v.A.A. Guillaumot
Afb. 24 - Tuingevel v.h. Hoofdgebouw van Marly-le-Roi: rec. A.A. Guillaumot
| |
[pagina 177]
| |
(afb. 28). De middenpartij bevatte de voornaamste vertrekken, de linkervleugel één doorloopende galerij, die als het ware als een voorstudie kan gelden voor Mansarts latere Galerie des Glaces.Ga naar voetnoot1) Na anderhalf jaar werken met honderden arbeiders is het geheel reeds zoover gevorderd, dat Mad. de Sévigné aan haar dochter kan schrijven (7 Aug. 1675): ‘Nous fûmes à Clagny: que vous dirai-je? C'est le palais d'Armide; le bâtiment s'élève à vue d'oeil; les jardins sont faits: Vous connoissez la valeur de Le Nôtre; il a laissé un petit bois sombre qui fait fort bien; il y a un petit bois d'orangers dans de grandes caisses; on s'y promène; ce sont des allées où l'on est à l'ombre; et pour cacher les caisses, il y a des deux côtés des palissades à hauteur d'appui, toutes fleuries de tubéreuses, de roses, de jasmins, d'oeillets: c'est assurément la plus belle, la plus surprenante, la plus enchantée nouveauté qui se puisse imaginer.’Ga naar voetnoot2) Vier jaar na de annuleering van het ‘procès La Voisin’ gaf Louis XIV Clagny ten geschenke aan Mad. de Montespan, die er zich terugtrok voordat zij in het klooster ging, waar zij in 1707 overleed. Als door ruiling van eigendommen tusschen de wettige en de natuurlijke afstammelingen van den Zonnekoning Clagny in het bezit van Lodewijk XV is gekomen, is het paleis tè verwaarloosd, om het te herstellen. Het wordt dan afgebroken en de gronden worden verkaveld (1767); één stuk van het terrein geeft de koning aan Maria Lescinska, die daarop een Ursulinenklooster sticht. Nu loopt de spoorlijn van de Rive droite dwars over de gronden van het voormalige kasteel; het rangeerterrein ligt op de plaats van de vroegere ‘Cour d'honneur’, het stationnetje staat op de grens van den Le Nôtre-tuin en den grooten vijver van Clagny, die zich eertijds tot tegen het park van Versailles uitstrekte en daarvan slechts door de ‘chaussée de Marly’ was gescheidenGa naar voetnoot3). Een ‘sic transit’ als bij Marly, waarvoor, gelukkig, het kasteel van Versailles zèlf bespaard is gebleven. | |
[pagina 178]
| |
III. Saint-Cyr (1686-1687)Ook Saint-Cyr werd gespaard, doch men zal in de militaire opleidingsschool nauwelijks de oude schoonheid meer terugvinden, evenmin als ten onzent de Bredasche cadettenschool nog veel te zien geeft van de gratie van Hendrik van Nassau's oorspronkelijke Renaissancekasteel. Een zes kilometer ongeveer ligt het ten Z.W. van Versailles en de weg erheen loopt tusschen het ‘Pièce d'eau des Suisses’ en de geweldige ‘Escaliers des Cent Marches’, die de voorplaats van de ondergrondsche orangerie van het koningspark flankeeren (afb. 6). De karossen van enkele getrouwen zijn in de jaren 1715 tot 1719 dien weg gegaan, om in Saint-Cyr de oude ‘koninginweduwe’ te bezoeken, die in haar geliefd oordGa naar voetnoot1), omringd, aanbeden en tegelijk gevreesd door haar tweehonderd en vijftig pensionnaires en haar zesendertig gouvernantes, ‘en retraite’ haar einde afwachtte. Een merkwaardig leven was dat geweest, begonnen in een gevangenis, geëindigd als vorstin. Het eerste contact met Versailles, via de ‘désordres amoureuses’ van den koning was al zeer delicaat geweest. De haar in den beginne door den vorst toegeschreven opvattingen werden wel is waar niet door haar beleden, maar Louis vreesde nu eenmaal de denk- en spreekwijze der Importants en der Précieuses en hij meende dat Françoise ‘avait dans l'esprit le précieux de l'hôtel de RambouilletGa naar voetnoot2)’. Doch die vrees bleek ongegrond: de gouvernante zweeft allerminst in de wolken van het ‘bel esprit’. Integendeel, zij is zéér reëel, heeft de menschen en hun aard grondig leeren kennen, zoo vóór als nà haar huwelijk! De conversatie bij Scarron is geheel anders dan die van de ‘Chambre bleue d'Arthénice’ en ook bij Ninon de l'Enclos, met wie, naar Saint-Simon verzekertGa naar voetnoot3), la Veuve Scarron zeer bevriend was, zal een andere conversatie geheerscht hebben. Neen! Françoise heeft de ‘zaken’ des levens goed bezien; spoedig is zij financieel onafhankelijk. In 1674 koopt zij de domeinen en het | |
[pagina t.o. 178]
| |
Afb. 25 - Saint-Cyr. (1686-1687), arch. J.H. Mansart; gravure van Pérelle
Afb. 26 - Het ‘Trianon de Porcelaine’, bovenaan in het midden Clagny, rechts versailles (vóór den bouw v.d. vleugels)
Afb. 27 - De menagerie v. Versailles. Afb. 26 en 27 zijn détails van gravures van Pérelle
Afb. 28 - Het Kasteel van Clagny (1674) arch. J.H. Mansart; gravure van Pérelle
| |
[pagina 179]
| |
kasteel van Maintenon; ‘veuve Scarron’ is verdwenen; ‘la marquise’ de Maintenon woont dan aan het hof, bescheiden, zich niet opdringend, naast ‘La belle Madame’ en haar ‘orages.’ Zij is van een, in ieder geval uiterlijke, evenwichtigheid en gelijkmatigheid van humeur, die haar van de zijde des konings op den duur den bijnaam van ‘Votre Solidité’ zou bezorgenGa naar voetnoot1). Tot het einde van Lodewijks leven zou zij deze rol weten vol te houden. Wij schrijven rol, gezien de verschillende getuigenissen, die wel zéér van elkaar afwijken bij deze vrouwGa naar voetnoot2): Men vergelijke de opinies van 's konings schoonzuster of van Saint-Simon met die van de Duchesse d'Aumale of van Madame de Caylus. Deze laatsten schrijven over haar als over een goede fee: ‘L'élévation de Madame de Maintenon ne fut nullement pour elle un sujet de gloire et de vanité, elle ne fut jamais ni plus impérieuse ni plus fière.... Je l'aie vue quelquefois lasse, chagrine, inquiète, malade, et malgré cela amuser le Roi, l'entretenir trois où quatre heures de suite toute seule et quand le Roi sortait de sa chambre à dix heures du soir (voor het souper) elle me disait: ‘Je n'ai que le temps de vous dire que je n'en puis plus.’Ga naar voetnoot3) En nu Saint-Simon! Als Madame de Maintenon op 15 April 1719 is gestorven, noteert hij: ‘Quel bruit cet événement en Eur ope, s'il fut arrivé quelques années plus tôt! On l'ignore peut-être à Versailles, qui en est si proche; à peine en parla-t-on à Paris. On s'est tant étendu sur cette femme trop et si malheureusement fameuse.... Elle a.... si funestement figuré, pendant trente-cinq années, que tout, jusqu'à ses dernières années de retraite, en est curieuxGa naar voetnoot4)’ En Liselotte vraagt zich bij het vernemen van haar dood af, aan wien zij nu in het hiernamaals door het Opperwezen zal worden toegevoegd, aan haar eersten of aan haar tweeden man! ‘Sollte der König dort wissen, was man ihm in dieser Welt verhehlte, wird er sie dem Scarron gutwillig wiedergeben.’Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 180]
| |
Mogen de meeningen over Madame de Maintenon dus sterk uiteengeloopen hebben, op één punt was men éénstemmig in zijn oordeel, n.l. over de onuitroeibare behoefte van de Maintenon om schooltje te spelen; zij had, wat men misschien 't best zou kunnen noemen, een paedagogisch complex. Geen verblijfplaats van den koning is er, of zij zoekt er in de buurt een school of een instituut uit, om er dagelijks de lessen bij te wonen of er de catechismus te behandelen, dikwijls uren achtereen. In Fontainebleau geschiedde dat op een armen-school; de hofdames klaagden toen echter over het te vele ongedierte, dat Madame mee in het kasteel terugbracht, ‘et pour éviter ces inconvénients’ bericht Madame d'Aumale ‘elle fit tous raser.’Ga naar voetnoot1) Zoo moesten terwille van de cathechiseerrage van Madame de Maintenon, die kinderen van Fontainebleau met groenen-hoofden loopen! Men begrijpt, hoe verrukt Madame was toen zij de kans kreeg dezen trek in den breede te kunnen botvieren. Nauwelijks twee jaar is zij met den koning gehuwd, of de enorme gebouwen van Saint-Cyr, ontworpen weer door Jules Hardouin Mansart, zijn gereedGa naar voetnoot2) (afb. 25). Laten wij hier Mad. de Caylus, de best ingewijde over Saint-Cyr, verder aan het woord: ‘Saint-Cyr.... superbe par l'étendu de ses bâtiments, fut élevé en moins d'une année et en état de recevoir deuxcentcinquante demoiselles, trente-six dames pour les gouverner et tout ce qu'il faut pour servir une communauté aussi nombreuse.... Pour entrer à S. Cyr il faut faire également preuve de noblesse et de pauvreté.’ Nu, verarmde adel was er te dien tijde al genoeg in Frankrijk en het instituut had dan ook geen gebrek aan pensionnaires. Madame de Maintenon had er, om te beginnen, een oude religieuse aan het hoofd gezet, een zekere Mad. de Brinon. Deze dame had litteraire aspiraties, waarvan Mad. de Caylus zegt: ‘....qu'elles étaient détestables à la verité.’ ‘Mad. de Maintenon voulait une des piéces de M. de Brinon: elle la trouva telle qu'elle était, c'est-à-dire si mauvaise, qu'elle la pria de n'en plus faire jouer de semblables et de prendre plutôt quelques | |
[pagina 181]
| |
belles pièces de Corneille ou de Racine, choisissant seulement celle où il y aurait le moins d'amour....’ ‘Les petites filles (de S. Cyr) représentèrent Cinna assez passablement pour les enfants.... Elles jouissaient ensuite Andromaque. Madame de Maintenon demanda alors à Racine.... de lui faire dans ses moments de loisir quelque pièces de poème moral ou historique dont l'amour fut entièrement banni.... Nu had Racine zich voorgenomen, na het échec van zijn Phèdre (1677) niet meer voor het tooneel te schrijven. Na lang aarzelen en tegen 't advies van Boileau in, besloot Racine tenslotte aan het verzoek te voldoen: zoo ontstond Esther, dat in 1689 voor het eerst te Saint-Cyr werd vertoond en daarna Athalie, dat niet werd opgevoerd, doch, met rolverdeeling, door de meest begaafde pensionnaires, in het kasteel van Versailles voor den koning en Madame werd opgezegd.Ga naar voetnoot1)
In 1808 vestigde Napoleon in het oude internaatsgebouw de beroemd geworden Ecole militaire. Zoo betrok Mars het huis, waaruit Venus vroeger was geweerd.... er mogelijk slechts in het verborgene en bescheidenlijk was aanbeden. Aan de kenners der oude Fransche letterkunde en der nieuwe Fransche krijgskunde is de naam even gemeenzaam. Aan het instituut als bouwwerk wordt nu, begrijpelijkerwijze, minder gedacht, evenmin als aan het feit, dat hier de ‘ongenoemde’ weduwe van Versailles' grootsten koning haar laatste jaren in afzondering sleet en er tenslotte vereenzaamd stierf. | |
IV. Het Park van Le Nôtre, het Trianon de Porcelaine (1670) en het Grand Trianon (1687-1688)Bij het bespreken van de bouwgeschiedenis van Versailles, hebben wij, gelijk hiervoren werd gezegd, met opzet de tuinen en de Trianons onvermeld gelaten, om het beeld der ontwikkeling niet te gecompliceerd te maken. Toch moeten zij besproken worden: het groote paleis, met zijn dépendances, zoo goed als de omringende kasteelen, zijn ondenkbaar zonder hun tuinen, en diè weer zijn ondenkbaar | |
[pagina 182]
| |
zonder de waterwerken! Hoever was men al niet met den bouw van Versailles, toen de koning er over dacht alles weer op te geven wegens het gebrek aan.... water.Ga naar voetnoot1) Inderdaad, in dat opzicht was Versailles zéér misdeeld en de term ‘favori sans mérite,’ in dien tijd zelf zoo gaarne geciteerd, had wel in hoofdzaak zijn ontstaan te danken aan de ligging te midden van moerassen, ver van helder, stroomend rivierwater. Dat Lodewijk XIV al deze bezwaren overwon, was hem een reden te meer tot trots; gelijk de Godheid de wereld had geschapen uit den chaos, zoo wilde hij een lustoord doen ontstaan uit het niet, zij het dan, dat het milliarden florijnen en.... honderden menschenlevens zou kosten. Van het begin van zijn regeering af (1661) is de koning bezig met de tuinen, die tegelijk met het jachtslotje van zijn vader worden uitgebreid. Bij degenen, die Vaux-le-Vicomte hadden geschapen, had Louis ook André le Nôtre gevonden, den knapsten tuinarchitect van zijn tijd en hij nam hem mede naar Versailles. Onmiddellijk beginnen nu de grondwerken, het formeeren der terrassen, het graven van bassins en vijvers. Men kent den aanleg met de geweldige perspectieven, de balustrades en trappen, de paden en berceaux, de bosquets en de beelden. Het is verre van ons, de wordingsgeschiedenis daarvan te willen schetsen, zooals wij dat van het gebouw deden. Ook daar is eindeloos gemaakt en vermaakt, geslecht, veranderd, en verplaatst. Dat alles willen wij hier niet volgen, maar wel willen wij trachten de tuinen en parken weer te bevolken, iets te vertellen van het ‘va-et-vient’ in die dagen en op enkele bijzonderheden wijzen. De grootste activiteit ontwikkelde Le Nôtre tegelijkertijd met Le Vau, d.w.z. dat in 1670 de aanleg in hoofdtrekken gereed was. Het is een genot, er te doolen, maar nog grooter is het genot, wanneer men er door den koning zelf wordt rondgeleid. Lodewijk XIV was een oprecht liefhebber van schoonheid; zij, die zijn werken uitsluitend verklaren uit een gestadige behoefte aan zelfverheerlijking, begaan daarmede een groote fout. Hij beminde met sterken geest en sterke zinnen de eindelooze vergezichten evenzeer als de kleur en den geur der bloemen, de breede ter- | |
[pagina 183]
| |
rassen evenzeer als de sculptureele details, de kracht der hoogopspuitende watermassa's evenzeer als de koelte en den glans der spiegelende vijvervlakken, waarover hij, de zeer-muzikale, bij 't spelevaren de melodieën van Lulli liet weerklinken. Zoo dierbaar was hem dat alles inderdaad, dat hij eigenhandig een ‘Manière de faire visiter les jardins de Versailles’ samensteldeGa naar voetnoot1) en dat hij, voor zooverre hij er maar even den tijd voor kon vinden, zijn bezittingen persoonlijk aan hooge gasten toonde. ‘Madame La Fayette fut hier à Versailles’ bericht 17 April 1671 de trouwe vertelster, Mad. de Sévigné aan haar dochter ‘.... elle y fut reçue très bien, mais très bien. C'est-à-dire que le roi la fit mettre dans sa calèche avec les dames (zie afb. 31) et prit plaisir à lui montrer toutes les beautés de Versailles, comme ferait un particulier que l'on va voir dans sa maison de campagne. Il ne parla qu'à elle, et reçut avec beaucoup de plaisir et de politesse toutes les louanges qu'elle donna aux merveilleuses beautés qu'il lui montrait: vous pouvez penser si l'on est contente d'un tel voyage.’ De schrijfster komt er zelf ook meermalen en is dan niet uitgepraat over 's konings hoffelijkheid en charme, die haar zoo goed als ieder ander gevangen nemen. ‘Tout est grande, tout est magnifique’, noteert zij 12 Februari 1683 over Versailles, ‘mais ce qui plaît souverainement, c'est de vivre quatre heures entières avec le souverain, être dans ses plaisirs et lui dans les nôtres: c'est assez pour contenter tout un royaume qui aime passionnément à voir son maître.... Dieu la bénisse, cette personne!’ Dat Louis van zijn charme partij wist te trekken, zagen wij reeds bij de bespreking van Marly. Ziehier een tweede staaltje. De koning bracht den Venetiaanschen gezant Michiele bij het Grand Canal en wees er hem op ‘....qu'il avait pour naviguer diverses sortes de navires. Voulant découvrir l'intention du Roi’, bericht Michiele aan zijn senaat, ‘je crus bon répondre que, pour fendre l'eau des canaux, il n'y avait rien de mieux approprié que les gondoles de notre ville, ce qu'admit le Roi avec un gracieux et courtois sourire....’Ga naar voetnoot2) Dan gaat de ambassadeur | |
[pagina 184]
| |
bij een hofmaarschalk zijn licht opsteken, hoe de zaak verder te behandelen, met het resultaat dat de Republiek tenslotte twee gondels aan den koning toezond, die aan luxe alles van dien aard overtroffen. Lodewijk was zeer verheugd met het geschenk, evenals met de vier gondeliers, die Venetië tegelijkertijd had meegestuurd. Van het een komt nu het ander: Spaansche, Engelsche en Hollandsche scheepsmodellen worden nagemaakt. Zelfs een klein galjoen met 34 bronzen miniatuurkanonnen ligt al spoedig gereed. Een geheel corps van lieden vindt zijn werk aan deze vloot; er is een ‘capitaine des vaisseaux’, die aan 't hoofd staat, onder hem een luitenant en verder een geheele scheepsbevolking, die zijn naam aan de ‘Allée des Matelots’ heeft gegeven, zooals de huisjes in de ‘Allée de la Petite Venise’ herinneren aan de gondeliersfamilies, die hier, in navolging van de eerste vier, kwamen wonen. Ook Mooren zijn er: 54 heeft de koning er in Afrika voor zijn vloot laten koopen, terwijl eenige dwangarbeiders het grove werk doen.Ga naar voetnoot1) Zoo is alles bijeen voor de feestelijke vaarten over het water van het Grand Canal. Hoe was dat watervlak in den loop der jaren uitgebreid, verlengd, verbreed en verdiept. In 1668 beschrijft Mad. de Scudéry het nog slechts als een grooten plas, die zijn toevoer krijgt van de omringende moerasgronden; zes jaar later is het water omboord met bergsteenplaten en is de grond erom heen gedraineerd en beplant. Het kanaal is dan bijna twee km lang en heeft een dwarsarm van ruim één km; het is zestig meter breed en is zoodanig verdiept, dat de driemaster van de kleine vloot er met een heel gezelschap aan boord kan varen en aanleggen (afb. 31). Hoe nu de koning en het hof dat alles gebruiken, leert ons o.a. een beschrijving van den derden dag van de groote feesten van 1674:Ga naar voetnoot2) ‘La troisième journée commence à la Ménagerie (gelegen aan het einde van den linker kanaalarm. Afb. 27) où se donne la collation; puis on s'embarque sur les gondoles superbement parées, que suit sur le Canal un grand vaisseau remplide | |
[pagina t.o. 184]
| |
Afb. 29 - Lodewijk XV, als kind, te paard voor het Grand Trianon; détail v.e. schilderij v. Denis Martin, 1722 (Versailles)
Afb. 30 - Lodewijk XIV, in zijn karetje, tijdens een rondgang d.d. tuin; détail v.e. schilderij v. Denis Martin. (Versailles)
Afb. 531 - Het ‘Bassin d'Apolion’ en het ‘Grand Canal’ met de miniatuurvloot van Lodewijk XIV, Versailles, gravure van Pérelle
| |
[pagina 185]
| |
musiciens, comme à Venise.... Sa Majesté demeura environ une heure à goûter la fraîcheur du soir et entendre les agréables concerts des voix et des instruments, qui seul interrompaient alors le silence de la nuit qui commençait à paraître. Ensuite de cela le Roi descendit à la tête du canal et, étant entré dans sa calèche, alla au théâtre que l'on avait dressé devant la Grotte, pour la représentation de la comédie du Malade imaginaire, dernier ouvrage du sieur Molière.’ Binnen die feestencyclus valt ook de Iphigénie van Racine, de Alceste van Lulli (afb. 5) en diens Eglogue de Versailles, die in de tuinen van het ‘Trianon de Porcelaine’ ten beste wordt gegeven. Van dat merkwaardige gebouwtje staat nu geen steen meer; alleen de vele blauw en witte porceleinen bloempotten, die men in de huisjes van het Hameau van Marie Antoinette ziet staan, doen nog terugdenken aan die merkwaardige constructie, die zich aan het uiteinde bevond van den rechterdwarsarm van het Grand Canal. Terwille van ‘La belle Madame’ voor wie hij een retraite wilde hebben, liet de verliefde vorst het gehucht Trianon eenvoudig afbreken en in enkele maanden van 't jaar 1670 verrees daar het ‘Trianon de Porcelaine’ (afb. 26). Den naam dankte het kleine paleisje aan de bekleeding, die zoowel in- als uitwendig geheel van fayence was. Ons land voer daar niet slecht bij: Delft leverde een groot deel van de bekleeding in ‘carreaux de Hollande’. Maar ook de balustrades, de reliëfs en deelen van de schoorsteenen waren van wit en blauw porcelein, dat met het verguld der in lood geklopte ornamentiek schitterde in den zonneschijn.Ga naar voetnoot1) Zelfs de houten banken tusschen de bosschages waren wit en blauw geschilderd. Het geheel, zegt een tijdgenoot, ‘était travaillé à la manière des ouvrages qui viennent de la Chine’.Ga naar voetnoot2) Het is deze opmerking, die de oplossing geeft voor het probleem, waarvoor men zich gesteld voelt, n.l. hoe een zoo statig en waardig vorst als Lodewijk XIV, die zoo in alles op breede allure uit was, tot zulke ‘Spielereien’ kon komen. Inder- | |
[pagina 186]
| |
daad: het ‘Trianon de Porcelaine’ is een van de eerste uitingen van imitatie van het verre Oosten, gevolg van de publicaties van vele missionarissen, die in de achttiende eeuw zouden leiden tot de Chineesche torens, enz. en tot de ‘chinoiseries’ in decoratie en kleinkunst. De tuinen van het paviljoen waren even vermaard als de retraite zelf, vooral om de sterk geurende bloemsoorten, die er speciaal gekweekt werden.Ga naar voetnoot1) Mais tout passe, tout casse.... Als Madame de Montespan van het hof verwijderd is, wil de koning niet meer aan die plaats van minnen en koozen herinnerd worden. Intusschen, zonder een retraite kan hij het toch niet stellen, wanneer, na de jonggestorven de Fontanges, Mad. de Maintenon den vorst in haar ban heeft. Daarom geeft hij bevel tot afbraak van het Trianon de Porcelaine en tot opbouw, ter zelfder plaatse, van een grooter en strenger gebouw. Zoo ontstaat in de jaren 1687-'88 het ‘Grand Trianon’ van Jules Hardouin Mansart en Robert de Cotte.
Doch keeren wij tot de tuinen van Versailles terug. Vanaf het ‘Parterre d'Eau’, voor den tuingevel van het kasteel, ziet men niet alléén de geweldige watervlakte van het groote kanaal, doch tevens, in het Zuiden, een tweede enorme vijver, tusschen den weg naar St. Cyr en het bosch van Satory. Het is het z.g. ‘Pièce d'eau des Suisses’. Zijn naam heeft het ontvangen van degenen, die het gegraven hebben: rekeningen vanaf 1678 vermelden ‘travail de transport des terres que fait le régiment des Gardes Suisses dans la grande pièce d'eau proche au potager.’ Die rekeningen vermelden de kosten, maar niet.... de menschenlevens. En toch waren die ermede gemoeid. Op 12 Oct. 1678 schrijft Mad. de Sévigné aan Bussy-Rabutin: ‘Le Cour est à Saint-Cloud. Le Roi veut aller samedi à Versailles, mais il semble que | |
[pagina 187]
| |
Dieu ne le veuille pas, par l'impossibilité que les bâtiments soient en état de le recevoir et par la mortalité prodigieuse des ouvriers, dont on remporte, toutes les nuits, comme de l'Hôtel-Dieu, des charettes pleines de morts. On cache cette triste marche pour ne pas effrayer les ateliers et pour ne pas décrier l'air de ce favori sans mérite.Ga naar voetnoot1) Bussy antwoordt: ‘Je n'avais pas su qu'on eût appelé Versailles un favori sans mérite; il n'y a rien de plus juste ni de mieux dit!’ Het waren de jaren, waarin Mansart zijn ‘Aile du Midi’ optrok, en waarin, daarmede in verband, de geweldige, grondverplaatsingen bevolen waren tot vorming van de nieuwe, meer naar het Oosten geschoven, geheel ingegraven, oranjerie, met z'n gewelven, die het ‘Parterre du Midi’ moesten dragen, z'n enorme trappen en keermuren, waarvoor dan als ‘overtuin’ het meer der Zwitsers werd gegraven (afb. 6). Het is tenslotte alles tot stand gekomen, maar ten koste van een zeer zwarte bladzijde in de annalen der wordingsgeschiedenis. Nu is het uitzicht vanaf de balustrade, die het Parterre du Midi afsluit, één der meest liefelijke. Over het groote watervlak teekent zich, tegen den rand van het bosch van Satory,Ga naar voetnoot2) een kleine witte stip af. Loopt men er heen, dan staat men voor een.... Bernini, een ruiterstandbeeld van den Zonnekoning, dat dezen zoodanig mishaagde, dat hij het eerst in stukken wilde laten hakken, maar daarna aan Girardon bevel gaf, door omwerking van den kop, het beeld in een Marcus Curtius te transponeeren. Na twee verschillende plaatsingen - in den Oranjerietuin en bij het Bassin de Neptune - gaf Louis in 1702 tenslotte het bevel de groep achter het ‘Pièce d'eau des Suisses’ te deponeeren.Ga naar voetnoot3) Meer lagen den vorst de werken van Le Gros, Le Hongre, Coysevox, Girardon en andere Franschen, die voor hem werkten en de tuinen met marmer- en bronswerken bevolkten. Hun composities mengden zich, tegen het groen der taxishagen en aan de randen der vijvers, met de tallooze copieën naar antieken, die Lodewijk door de pension- | |
[pagina 188]
| |
naires van de Fransche Academie te Rome liet uitvoeren.Ga naar voetnoot1) Naast de bovengenoemde Parijsche beeldhouwers heeft tenslotte ook Pierre Puget een kans gekregen en werk voor het park van Versailles geleverd. Uit eigen beweging zond hij zijn ‘Milon de Croton’ naar den koning. Jaloersche confraters probeerden wel het werk op een afgelegen plaats opgesteld te krijgen, doch die toeleg mislukte. De koning waardeerde het werk en wees het een eereplaats aan, rechts bovenaan bij het ‘Tapis vert’ (zie afb. 34), daar waar zich nu een copie van de Laökoongroep bevindt.Ga naar voetnoot2)
Hadden de vijvers groote offers aan geld en aan menschenlevens gevraagd, méér nog zou dat het geval zijn voor het ‘bewegende’ water, voor de bassins, de cascades en de fonteinen. Om op dat punt satisfactie te krijgen, heeft de Roi Soleil een doorzetting getoond en een hardnekkigheid ontwikkeld, die tenslotte tot gewetenloosheid voerden. Het ging er om Chantilly den loef af te steken; daar waren fonteinen ‘qui ne se taisaient ni jour ni nuit.’ Dat wilde de koning op zijn minst ook zoo hebben, maar helaas, hij heeft voor zijn park geen rivier tot zijn beschikking zooals de prins van Condé. De vijver van Clagny is voorshands zijn eenige waterbron; daaruit put men, stuwt met telkens brekende pompen het water moeizaam naar omhoog, drijft het naar de fonteinen, leidt het vanuit de bassins naar het Grand Canal en vandaar met ‘moulins de retour’ naar den vijver van Clagny terug.Ga naar voetnoot3) Zelfs in het jaar van de groote feesten voor de herovering van de Franche Comté (1674) is het nog niet anders en de koning ergert zich daarover. In '73 schrijft hij vanuit Elzas-Lotharingen aan Colbert: ‘Il faut faire en sorte que les pompes de Versailles aillent si bien, surtout celles du réservoir d'en haut, que lorsque j'arriverai je les trouve en état de ne pas me donner du chagrin en se rompant à tout moment.Ga naar voetnoot4) De meeste bezoekers van de tuinen vonden het intusschen al | |
[pagina 189]
| |
prachtig en de ‘Mercure galante’Ga naar voetnoot1) van 2 April 1672 plaatste dan ook een enthousiaste beschrijving over het werk van M. Francine en M. Denis,Ga naar voetnoot2) waarin de boschages beschreven werden met hun verschillende fonteinvormen: l'Arbre, le Mont d'eau, le Marais, le Théâtre, la Pyramide, la Cascade, enz.Ga naar voetnoot3) Maar de koning wenschte het nog gansch anders; zelfs wanneer een deel van het water van het riviertje de Bièvre wordt verzameld in reservoirs in het bosch van Satory en dan naar de tuinen geleid, is hem dat nog onvoldoende. Dag en nacht bestudeeren nu ingenieurs, wiskundigen en landmeters het probleem: hoe meer water naar Versailles te krijgen. Sommigen stellen voor het benutten van nog meer omringende vijvers, anderen spreken over het aftappen van de Eure of zelfs van de Loire. Een eerste oplossing bracht de samenwerking van een geestelijke en een ingenieur, den abbé Picard en Thomas Gobert, en zij dankten hun succes aan een uiterst nauwkeurige meting van de hoogteverschillen tusschen Versailles en de ‘plateaux de Trappes et de Saclay’Ga naar voetnoot4) waar vandaan sneeuw- en regenwater zich in een groot aantal kleine stroompjes verloren. Men toog aan het werk; niet minder dan 70 km tunnel en aquaduct werden aangelegd en dit systeem, later verder gecompleteerd, bracht - en brengt nu nog - inderdaad een zeer groote hoeveelheid water naar Versailles, waar het verzameld wordt in de reservoirs van de ‘Butte Montbauron’Ga naar voetnoot5) en in die van het voormalige ‘Parc aux Cerfs..Ga naar voetnoot6) Nu kon het oude systeem van pompen en windmolens worden losgelaten; het werk was gelukt (± 1680). Mocht met dezen arbeid van Picard en Gobert een zéér knap stuk ingenieurswerk zijn gedaan, tot de verbeelding sprak veel meer de beroemde ‘Machine de Marly’, die wij hierboven reeds | |
[pagina 190]
| |
tweemaal noemden, en inderdaad, zij was merkwaardig (afb. 19). Een schepen van Luik, de ingenieur Arnold de Ville was er de uitvinder van; de uitvoering droeg hij op aan een geheele familie van werktuigbouwers, die men in de Fransche boeken als Ranneken of Rennuquin ziet aangegeven. In 1661 werd met den bouw begonnen; in '86 functioneerde de machine, die, met het aquaduct naar Versailles, bijna drie en een half millioen pond had gekost. Veertien geweldige schepraderen, samengevat in een houten constructie, die in de Seine was uitgebouwd zetten 225 pompen in beweging, die in drie verdiepingen opeengestapeld waren en die het water opvoerden tot een hoogte van 154 meter, waar vanaf het of naar het koningspark van Marly of naar de reservoirs van Versailles werd geleid. Tot ver in den omtrek kon men het geknars der raderen en pompen hooren, wat mede de faam van dit wonderding verspreidde, van die ‘machine qui contenait un millier d'autres’ en die zoo ingewikkeld was, vertelt Dangeau, dat zelfs een Vauban haar niet heelemaal begreep.Ga naar voetnoot1) Nu stond er een sterke druk: de fonteinen spoten 30 tot 32 meter hoog. Chantilly was overwonnen! Door 20 km ondergrondsche buisleiding in het park ging het water naar de 1400 fonteinopeningen.Ga naar voetnoot2) Hoeveel water werd er verbruikt bij de ‘Grandes Eaux’? De getallen die men genoemd vindt loopen nogal uiteen. Onder Lodewijk XIV moeten het, als alles spoot, ongeveer 23800 mud (62000 hectoliter) per uur zijn geweest. In de achttiende eeuw deed men het met minder.Ga naar voetnoot3) Bovendien, alles spoot ook niet steeds door: ‘on se contentait ordinairement, durant l'été seulement, de faire jouer depuis dix heures du matin jusqu'à huit heures du soir, pendant le séjour du roi à Versailles, le “Parterre d'eau” (direct achter den tuingevel) et quelques bassins qui s'aperçoivent du château et des terrasses’ vertelt Blondel en ook bij de ‘Grandes Eaux’ was men zuiniger dan Louis vermoedde; waar hij voorbij was, werden de fonteinen weer afgedraaid, maar eerst dan, als hij ze, ook bij omkijken, niet meer kon zien.Ga naar voetnoot4) Het kostte toch al water genoeg: men bedenke, | |
[pagina 191]
| |
dat tegenover de duizenden hectoliters per uur voor de fonteinen van Versailles, 240.000 liter stonden per dag voor geheel Parijs, wat in dien tijd neer komt op één halven liter per dag per inwoner!Ga naar voetnoot1)
Zooals Lodewijk deed met zijn bouwwerken, zoo deed hij ook met zijn waterwerken. Als alles gereed is: Versailles, Clagny en Marly, als alle fonteinen spuiten, als overal ruimte is en representatie, dan is het nog weer niet goed genoeg. Dan worden weer nieuwe werken aangevangen. Op bouwgebied: St. Cyr en de nieuwe kapel van Versailles, op het gebied van watertoevoer de pogingen tot het aftappen van het Eurewater. In 1684 wordt tot dit werk het bevel gegeven en begint men met het aquaduct bij Maintenon. Weer worden er, als bij het ‘Pièce d'eau des Suisses’, militairen voor aangewezen; in het contract met den aannemer leest men: ‘Il sera donné au dit entrepreneur, pendant les mois d'avril, mai, juin, juillet, août, septembre et octobre, assez de troupes pourque l'ouvrage soit autant avancé que Sa Majestéle désirera, et la journée des soldats sera réglée sur le pied de dix sols.’Ga naar voetnoot2) Dertigduizend man worden er heengezonden om in den drassigen bodem graafwerk te verrichten. Dan herhaalt zich de geschiedenis van den vijver der Zwitsers. Ook nu tracht men de vele dooden te verheimelijken en worden er vergoelijkende berichten uitgegeven, démenti's, zooals wij die uit eigen tijd maar al te goed kennen, b.v.: ‘Le roi a trouvé beaucoup moins de malades qu'on ne le disait.’Ga naar voetnoot3) Doch als tenslotte minister Louvois zelf ziek wordt in Maintenon in 1688, en ook de koning wordt door koortsaanvallen gedwongen het terrein der werkzaamheden, dat hij bezoekt, te verlaten, terwijl in dienzelfden tijd de Fransche legers aan de grenzen groote verliezen lijden, dan geeft Lodewijk plotseling bevel, het geheele werk stop te zetten. De resten van de bogen en pijlers, waaronder er zijn, even hoog als de torens van de Nôtre-Dame, staan daar nu nog in het park van het kasteel van Maintenon als stille getuigen van den eindelijk gebreidelden overmoed van den Zonnekoning. | |
[pagina 192]
| |
V. Het ‘petit trianon’ (1766), het ‘hameau’ (1782-'86) en de romantiek in het park van Versailles: de ‘grotte d'Apollon’ van Hubert Robert (1778)Wij hebben hierboven geschreven, dat op den duur Versailles een plaats van antipathie en verveling zou worden, doch dat Lodewijk XIV dat zeker niet vooruit kon bevroeden. Toch brak de kritiek op paleis en tuinen niet lang na den dood van den Zonnekoning los. Andere opvattingen op velerlei gebied, andere levensvormen begonnen zich te manifesteeren reeds voor de jonge Lodewijk XV den troon had beklommen en, in versneld tempo, zouden die wijzigingen zich in de achttiende eeuw doorzetten. Uit Engeland - het is algemeen bekend - komt de stoot tot vele van die veranderingen, waarvan wij hier slechts die kunnen aanvoeren, die van belang zijn voor den vorm van de tuinen van het Petit-Trianon en van het park van Versailles zelf. Pope was de eerste, die de tegenstelling tusschen de ‘landscape-garden’ van het kasteel Stowe en de Le-Nôtre-tuin van Versailles beschreef en die zijn kritiek ten gunste van het Engelsche park liet uitvallen. Ook een stuk uit Addisons Spectator, dat in 1720 vertaald in Frankrijk verscheen, kantte zich tegen de rechte lijnen en de geschoren hagen van de zeventiende eeuw en eischte, dat een tuin zou zijn een ‘joli paysage’. Het is de voorwaarde, die Rousseau later zou overnemen en in zijn ‘Nouvelle Héloise’ zou omschrijven. ‘Les jardins avec leurs lignes géométriques et leurs masses bien équilibrées de verdure, de bassins et de parterres fleuris ne satisfaisaient plus les âmes sensibles,’ schrijft Lanson.Ga naar voetnoot1) Rousseau dans la ‘Nouvelle Heloïse’ (1760) demandait un parc, image de la nature, qui ne connaît ni règle ni équerre et qui ne plante rien au cordeau. Dès lors les architectes cherchèrent, comme en Angleterre, des effets pittoresques.... Les terrassiers construisirent des collines, des cavernes et des cascades, les pelouses se parsemèrent de bouquets d'arbres, des chemins sinueux permirent aux promeneurs de découvrir à chaque pas des perspectives nouvelles, qui devraient tantôt leur suggérer des états d'âme: amitié, amour, terreur, gaîté ou | |
[pagina t.o. 192]
| |
Afb. 32 - Inwendige van de ‘Grotte de Thétis’ met de groepen van Apollo en zijn paarden; gravure van Lepautre van omtrent 1672
Afb. 33 - Détail v.e. ontwerp-teekening v. Hubert Robert v.e. nieuwe ‘Grotte d'Apollon’, ± 1775, uitgevoerd in 1778
Afb. 34 - De koninklijke familie in den tuin v. Versailles, bij den ‘Milon’ v. Puget. Détail v.e. schilderij v.H. Robert
Afb. 35 - Het omhakken van het hooge geboomte in de tuinen van Versailles en de aanleg van de nieuwe ‘Grofte d'Apollon’, Men ziet Lodewijk XVI, Marie Antionette en hun kinderen, evenals op afb. 34. Schilderij van Hubert Robert, omtrent 1778
| |
[pagina 193]
| |
mélancholie, tantôt évoquer à leurs yeux des civilisations étrangères. Des mosqués, des pagodes, des temples grècs, des chapelles, des tombeaux, des colonnes, des pyramides et des inscriptions aidèrent à échauffer les imaginations.’Ga naar voetnoot1) Men ziet hoe sterk het gevoelselement op den voorgrond komt en men begrijpt dat de majestueuze vergezichten, de breede parterres en de rechte lanen niet meer adequaat zijn aan het nieuwe levenssentiment: het imprévu ontbrak en het intieme. De kreet ‘terug naar de natuur’, een kreet die te laat werd geslaakt door een gedepraveerde society, doch die alom werd vernomen, leidde eenerzijds tot de vooronderstelde ‘zuiverheid’ der Antieken en anderzijds naar, wat men meende te zijn, de ‘zuiverheid’ van het landleven. Deze nieuwe sympathieën worden de verdelgers van Barok en Rococo en tegelijkertijd de bronnen, waaruit de, voor ons oogenschijnlijk zoo ver van elkaar gelegen uitingen ontspringen, die wij gemeenlijk met determen Classicisme en Romantiek bestempelen. Uitingen, die niet, zooals veelal wordt gezegd, chronologisch op elkaar volgen, maar die inderdaad gelijktijdig zijn. De edelman uit de tweede helft van de achttiende eeuw, gevoed door de boeken, die dan juist over Athene, Baälbec en Paestum zijn verschenen en tevens door den ‘Emile’ en ‘la Nouvelle Héloïse’, is beu van de gebogen lijnen van het Rococo en streeft voor zijn stad- of buitenpaleis naar de rechtlijnige strengheid der Grieksche en Romeinsche tempels. Maar voor zijn tuin is het juist andersom. Wat hij onnatuurlijk acht in zijn decoraties, acht hij natuur in zijn park: daar worden alle rechte lijnen juist geweerd, daar zoekt hij naar de gebogen lijn en volgt zoo, naar zijn meening, in beiden ‘het natuurlijke.’ Bij al dat streven naar het natuurlijke zal men toch nog zeer lang aan vele oude vormen en gewoonten blijven vasthouden en een kreet van verontwaardiging zal er dan ook nog opgaan, wanneer de hertogin de Grammont zich door Mad. Vigée-Lebrun laat portretteeren met.... ongepoederd haar.Ga naar voetnoot2) Maar | |
[pagina 194]
| |
op den duur wordt ook dát gewoon gevonden en wekt zelfs het demonstreeren van ‘emotioneele’ houdingen in het openbaar geen verbazing. Paméla, het in Engeland gekochte beeldschoone meisje,Ga naar voetnoot1) dat tegelijk met de kinderen van den hertog van Orléans wordt opgevoed, om dezen haar taal te leeren, is er beroemd om en als haar gouvernante, Madame de Genlis met haar discipelen uit is en vrienden ontmoet (het verhaal speelt in de tentoonstellingszalen van de Salon van 1789) dan roept zij: ‘Paméla, faites Héloïse!’ Dan trekt Paméla de kammen uit het ebbenhoutzwarte haar en laat haar lange lokken over de schouders vallen, terwijl zij zich op één knie neerlaat en, de handen ten hemel heffend, extatische blikken naar omhoog werpt. Mad. de Genlis geeft daarbij aan de omstanders uitleg over het ‘natuurlijke’ van de houding en wordt dan wegens haar paedagogische talenten om strijd gecomplimenteerd.Ga naar voetnoot2) Beter misschien dan lange beschouwingen geeft dit eene tafreel weer, in welke richting de gevoelsontwikkeling ging. In het begin is het eerst nog een strijd tusschen anglomanie en sentiment eenerzijds en zeventiende-eeuwsch regiem anderzijds en de kritiek op Versailles blijft dan ook voorshands niet zonder tegenspraak; gaandeweg eerst wint de opinie veld, dat het Koningspark toch eigenlijk onmogelijk is. Ziehier enkele uitspraken: ‘Versailles est triste’ schrijft de Prince de Ligne, een van de autoriteiten op het gebied der tuinarchitectuur in zijn tijd en de markies de Girardin noteert: ‘Le Nôtre a massacré la nature, il a inventé l'art de s'entourer à grands frais d'une enceinte d'ennui.’ Ten onzent laten Wolff en Deken, Cornelis Edeling schrijven, dat men te Versailles ‘.... het lieve gelaat der natuur gandsch en al bedorven heeft’ (Sara Burgerhart, br. 138) en bij Marmontel leest men: Le croira-t-on? Ces jardins sont impraticables dans la belle saison, surtout quand venaient les chaleurs.... Alors j'étais obligé d'aller chercher un air pur et une ombre saine dans les bois de Verrières ou de Satory.Ga naar voetnoot3) Hierbij moet men wel bedenken, dat men, door het stijgen van den financieelen nood, gepaard aan de veranderende smaak, het | |
[pagina 195]
| |
park zeer verwaarloosde, de lagere gedeelten onvoldoende drooghield en de fonteinen slechts zeer gedeeltelijk liet spuiten, waardoor het water in de bassins vertroebelde. Waarom, zal men vragen, liet dan de adel met zijn nieuwe inzichten, niet gaandeweg het hof los? Dat kon zij niet meer, zij was voorgoed gevangen ‘dans cette magnifique prison, que le cardinal de Richelieu avait jadis donné à la haute noblesse.’Ga naar voetnoot1) Maar den nieuwen geest doen zegevieren in Versailles zelf, dat kon zij wel, vooral toen zij vat kreeg op de jonge, ongedurige Marie Antoinette. Nauwelijks is Lodewijk XV dood en heeft de negentienjarige vorstin het Petit Trianon van haar gemaal ten geschenke gekregen, of zij begint met de plannen voor een tuin. ‘La reine’ schrijft M. de Mercy, 1774Ga naar voetnoot2) ‘est maintenant tout occupée d'un jardin à l'anglaise qu'elle veut faire établir à Trianon.’ Daarmede wordt het Petit Trianon bedoeld, dat Lodewijk XV in 1766 door Gabriël had laten bouwen als dépendence van het Grand Trianon. De koning moet terwille van die plannen zeer uitgebreide terreinen aankoopen. Keizerin Maria Theresia, zijn schoonmoeder, is, wanneer zij over die plannen hoort, wel zeer te spreken over de hoffelijkheid van den jongen echtgenoot, maar tegelijkertijd is zij beducht voor de uitgaven van haar dochter, wier spilzucht zij kent. Als zij zich in dien geest uit in een brief, dan antwoordt Marie Antoinette: ‘Ma chère maman peut compter que je n'entraînerai pas le Roi dans des grandes dépenses; bien au contraire, je refuse de moi-même les demandes, qu'on me prie de lui faire pour de l'argent.’Ga naar voetnoot3) Een weg geplaveid met goede voornemens, vooreerst zich uitend in daden tegen den aandrang van een corrupte omgeving in. Hoe anders zou het worden en hoe tragisch eindigen....! Maar voorloopig lijkt alles nog zonnig en zorgeloos. De jeugdige koningin is in Parijs geweest en heeft er een bezoek gebracht aan Victor Maurice de Riquet, Comte de Caraman, oud-kamerheer van koning Stanislas. Deze Riquet is een groot vriend van planten en bloemen en ook met ‘modernen tuinaanleg’ houdt hij zich onledig. Van dat bezoek komt de vorstin zoodanig verrukt terug, dat zij alle mogelijke lieden opzij schuift | |
[pagina 196]
| |
en Riquet tot ‘directeur des jardins de la Reine’ benoemt. Onmiddellijk gaat nu de graaf de Caraman aan 't werk met den architect Mique, den schilder Hubert Robert, die vele adviezen geeft, en den plantkundige Antoine Richard. Zoo ontstaat de tuin van het Petit Trianon. Van de, in onze oogen, zoo uiterst kinderlijke bouwsels, als ruïnes, half vergane bruggen, pagodes, graftombes, enz. enz., alles accessoires, die feitelijk bij een ‘echten’ landscape-garden behooren,Ga naar voetnoot1) heeft het park van Marie Antoinette er gelukkig, met uitzondering van den ‘Tour de Marlbourough’, geen enkele.Ga naar voetnoot2) Hoezeer iedere tijd niet alleen zijn eigen vormen, maar ook zijn eigen wijze van zien heeft, spreekt wel bijzonder duidelijk uit de volgende beschrijving van 1780: ‘.... un grand jardin anglais, du plus grand genre et ayant de grandes beautés, quoiqu'il me paraissait choquant qu'on y mêlât ensemble tout le ton grec avec le ton chinois.’Ga naar voetnoot3) Men zal, zoo men vermoeid is door den zonnegloed van de terrassen van Versailles, gaarne eenige uren willen toeven in den tuin van Marie Antoinette, maar wie onzer zal er, bekoord of niet, geërgerd zijn door een mengeling van Helleensch en Chineesch? Ja, wie zal er überhaupt aan Griekenland of aan het Verre Oosten denken? Zonderling aangedaan kan men er misschien alleen maar worden door het ‘hameau’, het gehucht van de koningin. Doch ook hierbij moet men zich verplaatsen in den gedachtengang van dien tijd en beseffen, hoe men de ‘vertus naturelles’ van Jean Jacques wilde stellen tegenover wat men zelf wel gevoelde als den decadenten geest van stads- en hofleven. Niet alleen in Versailles ‘legde’ men ‘landschappen aan’ en ‘maakte’ men ‘dorpen’. Monceau, Betz en Ermenonville waren om de eerste al beroemd, Chantilly en Montreuil om de laatste. Intusschen was voor velen de overgang van het vorstelijke naar | |
[pagina 197]
| |
het boersche wat al te abrupt, waarom men wel aldus bouwde: van buiten landelijk, van binnen nog hoofsch. Zoo, b.v. was het bij den prins van Condé, in wiens hameau men een ‘half vervallen schuur’ vond, met een stel oogenschijnlijk vergane dakvensters, welke schuur echter van binnen was.... een verblindend luxueuse salon, met wanden in corinthische pilasterverdeeling, met bloemguirlandes en een geschilderd plafond, waarin zwevende engelen. Dat alles, met de meubelen, in zachtrood en zilver gehouden!Ga naar voetnoot1) Bij Marie Antoinette was het eenvoudiger, maar wel zeer uitgebreid. Een tuinhuis, een melkerij, een watermolen, enz, enz., alles te zamen twaalf huisjes, waarvan er nu nog negen over zijn. Hubert Robert had er de idee voor aangegeven, Mique maakte de teekeningen en met maquettes was het geheel vooruit bestudeerd.
Ook in het park van Versailles zelf gaf de roep: terug naar de natuur, aanleiding tot verandering. Laten wij die wijziging, die wel zeer karakteristiek is, nog bespreken en daarmede onze beschouwingen besluiten. In 1772 reeds had men de beslissing genomen, het te hoog geworden hout, waaronder vele doode boomen, om te hakken en het park opnieuw te beplanten. In November van het jaar 1774 wordt de aankondiging daartoe gepubliceerd. In het jaar daarop toog men aan het werk, dat den romantischen classicist Robert inspireerde tot de schilderijen, waarvan wij er hier een geheel en een ‘en detail’ afbeelden (afb. 34 en 35). Hubert Robert was bij een en ander onmiddellijk betrokken: het ging er immers tegelijk om een nieuwe ‘Grotte d'Apollon’ te formeeren. De ‘Zonnegod bij Thétis en haar nymphen’ van Girardon en Regnaudin en de twee paardengroepen van den zonnewagen, respectievelijk van de gebroeders Marsy en van Gilles Guérin, hadden al heel wat verhuizingen beleefd. Van het inwendige van de oude ‘Grotte de Thétis’ (afb. 32) waren zij naar het ‘Bosquet des Dômes’ verplaatst, hadden ook elders onder vergulde baldakijns gestaan.Ga naar voetnoot1) Doch dat alles was omtrent 1775 ‘onnatuurlijk’. | |
[pagina 198]
| |
Daarom maakte Mique een ontwerp, dat echter niet in den smaak viel, waarop Hubert Robert zijn plan inleverde (afb. 33) voor een ‘rocher orné de chûtes d'eau et disposé de manière à pouvoir placer les trois groupes de marbre des Bains d'Apollon’, zooals de opdracht luidde. Robert's idee wordt geaccepteerd en men begint, na het kappen van het ‘bosquet du dauphin’ de imitatie-rotsmassa te vormen, waarvan de achterzijde - nu alweer door volgeworden boomgroei aan het oog onttrokken - indertijd wel zeer storend moet hebben gewerkt, zoo dicht bij het kasteel. Hoe dit zij, men had het er voor over en zoo verrukt was d'Angiviller, de Controleur général des Bâtiments, over het resultaat, dat hij besloot, gaandeweg alle bosquets op gelijke wijze te hervormen. Doch het geld ontbrak: de tuin werd gered door het beruchte ‘déficit’, gelijk hij later nog eens gered zou worden, ten tijde van Napoleon, door gebrek aan tijd.
Als, na de onthoofding van Lodwijk XVI en Marie Antoinette, de tuinen van Versailles en de Trianons op het punt staan, verkaveld en verkocht te worden, verschijnt er een decreet van de Conventie, beslissende dat de paleizen en de parken van den ci-devant roi gespaard moeten blijven en op kosten van de republiek onderhouden zullen worden ‘pour servir aux jouissances du peuple et former des établissements utiles à l'agriculture et aux arts.’Ga naar voetnoot1) Versailles en de Trianons waren gered!
Na het geven van bovenstaande bijzonderheden over bouw en bewoners van paleis en omgeving van Versailles rest ons slechts den lezer aan te raden, het kasteel en het park te eezoeken en er, zoo mogelijk, langer te toeven dan gedurende bnkele uren, vlug onttrokken aan een verblijf te Parijs. Om half zeven reeds gaan des zomers de hekken van het park open. Wees eens zeer vroeg aan het uiteinde van het Pièce d'eau des Suisses en loop, in den nauwelijks ontwaakten dag, vanaf Bernini's ruiterstandbeeld langzaam naar het kasteel. Men ziet | |
[pagina 199]
| |
het, met het oude stadsgedeelte, gaandeweg verdwijnen achter de muren der oranjerie; dan, bij het beklimmen der honderd treden, langzaam weer verschijnen, breede schaduwbanen werpend over de hoogste parterres, terwijl de toppen van de boomen om het bassin de Latone en langs het Tapis vert de eerste zonnestralen vangen.... Ga, na het eindigen van den dag, langs de Avenue de Paris op het kasteel af, en aanschouw de zonderlinge contour, die tegen het zilverig blauw van den nachthemel staat: de kartelrand van de tropheeën, die hoog hun pieken, hun helmen en vederbossen uitsteken boven het jachtslotje van den eersten bouwheer, terwijl rechts de massa optorent van Mansarts kapel. Doch vóór alles: wees ééns een half uur voor zonsondergang aan het einde van het Grand Canal - als het kan in den herfst - en loop, met de stralen van de zinkende zon in uw rug, vlak langs het water naar het kasteel. Dan beleeft gij het wonder, dat maar op één plaats ter wereld te aanschouwen is: tusschen twee donkere boomenmuren, een kilometerlange roerlooze waterbaan, waarin de late lucht zich spiegelt met bleeken schijn, en in de verte, als een fellen brand, de gloed der ondergaande zon, gekaatst door de zeventien ramen, tegen de zeventien spiegels van de onsterfelijke galerij, teruggedreven als op bevel van dien koning, die zeide: Ik weerspiegel u, o zon, ik evenaar u! Dan wordt het stil in het park, zooals het stil werd, uiteindelijk, om den ouden vorst, die veel te lijden gaf, maar die de schoonheid beminde, in wier naam hij schiep: het weergalooze Versailles.
Maart-Juli 1939 J.H. Plantenga |
|