De Gids. Jaargang 103
(1939)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Versailles onder de laatste Bourbons en in den keizertijd
| |
[pagina 39]
| |
representatie gericht geweest; aan normale wooneischen was nauwelijks gedacht. Men geve zich onder anderen eens rekenschap van den plattegrond ten opzichte van den zonnestand! Terwille van het behoud van het kasteeltje van 1624 was de ligging zoo, als geen bouwmeester haar ooit geprojecteerd zou hebben. Hoe groot is daardoor niet het aantal kamers en zalen, waarin nooit of slechts zeer kort zon komt! En dat in een kasteel, dat bovendien nog berucht is om z'n slecht trekkende schoorsteenen. Vanaf de eerste herfstkoude is het paleis dan ook bijkans onbewoonbaar. Lodewijk XIV wordt boos, wanneer men over koude klaagt, maar voor velen in zijn omgeving is het nauwelijks uit te houden. En toch durft geen hoveling weg te gaan! In winters als die, waarover wij reeds spraken, stond niet alleen de wijn bevroren in de karaffen, maar de vlammen doofden in de haarden door de naar binnen dwarrelende sneeuwGa naar voetnoot1). Zoo was het gesteld in de galerij van Mansart en in de ‘enveloppe’ van Le Vau, die de vertrekken van den vorst en zijn gemalin bevatte. Woonvertrekken kon men die nauwelijks noemen, al hadden beide vleugels hun slaapkamer, welke ruimte echter in dien tijd nog niet als een intiem vertrek werd beschouwd. Integendeel, de slaapkamer was allereerst ontvang- en audiëntiezaal: hoeveel besprekingen en staatszaken werden in de zeventiende en achttiende eeuw niet op bed afgedaan. Het vertier in deze statievertrekken wordt misschien wel het duidelijkst geteekend door ‘Liselotte’Ga naar voetnoot2), die in een brief van 6 December 1682 aan haar schoonzuster Wilhelmina Ernestine | |
[pagina 40]
| |
von der Pfaltz schrijft: ‘.... Heute ist wieder Jour d'Appartement. Damit Euer Liebden aber begreifen mögen, was dieses ist, so müssen Euer Liebden wissen, dasz der König hier eine grosze Gallerie läszt bauen, so (die) von seinem Appartement bis in der Königin ihres geht. Weillen aber solche Gallerie noch nicht ganz fertig ist, hat der König den Teil, so ausgemacht und gemalet ist, unterschlagen lassen und einen Salon davon gemacht. Alle Montag, Mittwoch und Freitag seind Jour d'Appartement. Da versammeln sich alle Mannsleute vom Hof ins Königs Antichambre und alle Weiber um sechs in der Königin Kammer. Hernach geht man alle miteinander in den Salon, wovon ich alleweil gesprochen; von dar in ein grosz Kabinet, allwo die Violons sein vor die, so tanzen wollen. Von dar geht man in eine Kammer, wo des Königs Thron ist. Da findt man allerhand Musik, Konzerten und StimmenGa naar voetnoot1). Von dar geht man in die SchlafkammerGa naar voetnoot2), allwo drei Tafeln stehen, um Karten zu spielen, vor den König, die Königin und MonsieurGa naar voetnoot3). Von dar geht man in eine Kammer, so man wohl einen Saal nennen kannGa naar voetnoot4), worinnen mehr als zwanzig Tisch stehen mit grünen sammeten Teppichen mit goldenen Fransen, um allerhand Spiel zu spielen. Von dar geht man in eine grosze AntichambreGa naar voetnoot5), allwo des Königs Billard steht; von dar in eine andre KammerGa naar voetnoot6), allwo vier lange Tisch, worauf die Kollation ist, allerhand Sachen, Obstkuchen, Konfituren. Das sieht eben aus wie die Christkindertafeln am Christkinderabende. Von dar geht man noch in eine andere KammerGa naar voetnoot7), wo auch vier andere Tafeln stehen solang als die von der Kollation, worauf viel Karaffen mit Gläser stehen und allerhand Weine und Liköre von aller- | |
[pagina 41]
| |
hand Gattung; also die essen oder trinken wollen, halten sich in diese zwei letzten Kammern. Sobald als man von der Kollation kommt, welche man stehends iszt, geht man wieder in die Kammer, wo so viel Tafeln stehen, und da teilt sich jeder zu seinem Spiel aus, und wie mancherlei Spiel da gespielt werden, is nicht zu begreifen: Landsknecht, Tricktrack, Pikett, Reversi, L'Hombre, Schach, Trou, Madame, Berlan, summa summarum was man nur erdenken mag von Spielen. Wenn der König oder die Königin in die Kammer kommen, steht niemand von seinem Spiel auf. Die nicht spielen als wie ich und noch viel andere mehr, die schlendern herum, von einer Kammer zu der andern, bald zu der Musik, bald zu den Spielen; denn ist es erlaubt hinzugehen wo man will, dieses währet von sechs bis um zehn, dasz man zum Nachtessen geht, und das ist, was man Jour d'Appartement heiszt. Wenn ich Euer Liebden aber jetzt verzählen solle, mit was vor Pracht alle diese Kammern gemöbliert sein und welch eine Menge von Silbergeschirr drinnen ist, würde ich nimmer aufhören....’ Zoo dus was het gebruik der statievertrekken des avonds. En overdag? Men verbeelde zich niet, dat het er dan verlaten was of dat men er alleen maar personen uit de hofkringen aantrof. Huis en tuin beide waren publiek domein; alleen bedelaars en monniken werden er niet toegelatenGa naar voetnoot1). Doch overigens, wie slechts een degen opzij had en een steek onder den arm, kon overal vrij rondwandelen. En het was niet moeilijk deze attributen te bemachtigen: zij werden door de portiers en boden van 't kasteel zelf verhuurd. Het toezien bij het eten der vorstelijke personen b.v. was een bekende publieke vermakelijkheid, waarop de Parijzenaar familie of kennissen uit de provincie gaarne vergastte. De vorst en zijn naaste familie moesten - alweer volgens de onverbrekelijke etiquetteGa naar voetnoot2) - ieder alléén eten: de koning in | |
[pagina 42]
| |
zijn eigen appartementen aan een vierkanten tafel, de koningin elders dito, de prinsen en prinsessen weer ergens anders. Troepen kijklustigen die den Zonnekoning zijn eerste vier borden soep hadden zien etenGa naar voetnoot1), zag men daarna naar de appartements de la reine trekken voor de visch en dan naar de kinderen voor de nagerechten. Is het wonder, dat deze kleinen dikwijls zóó weinig eetlust hadden door den vorm dezer maaltijden, dat zij meer van snoepgoed dan van behoorlijk voedsel groot werden. Het eerste kon tenminste in rust verteerd worden. Deze maaltijden gevoegd bij de ongeloofelijke wantoestanden op hygiënisch gebied verklaren veel van het gebrek aan weerstandsvermogen en daarmede van de geweldige kindersterfte in Versailles. Ook van het in het openbaar zich in de tuinen bewegen spreken nu nog mémoires en.... een zichtbare herinnering. De lectrice van ‘Mesdames de France’, Madame de Campan, noteert 1768: ‘Si Mesdames ne s'étaient pas imposé un grand nombre d'occupations, elles eussent été très à plaindre. Elles aimaient la promenade et ne pouvaient jouir que des jardins publics de Versailles; elles auraient eu du goût pour la culture des fleurs et n'en pouvaient avoir que sur leurs fenêtres!’ | |
[pagina 43]
| |
De zichtbare herinnering bevindt zich op den zuidhoek van den grooten tuingevel. Daar lagen de vertrekken van den Duc de Bourgogne, den oudsten zoon van den Grand Dauphin. Als kind ontembaar en wreed, was hij als discipel van den hertog van Beauvilliers, doch vooral van Fénelon, opgegroeid tot een prins, wiens gezindheid de beste beloften voor de toekomst inhieldGa naar voetnoot1). Dat zijn vrijgevigheid groot was, werd al gauw alom bekend en zoo groot was tenslotte het gedrang om zijn vertrekken, dat men de openslaande deuren van zijn kamer moest beschermen door smeedwerk: de hekjes staan er nog voor het verblijf van den jong gestorven prins. Zoo en niet anders moet men zich de beweging in paleis en tuin voorstellen en dat verklaart b.v. ook de voortdurend bij de intendance binnenkomende klachten van het tuinpersoneel over gestolen lood en koper van de fonteinen. Ja, nog zonderlinger tafreelen dan die van rondtrekkende burgers kon men er beleven, n.l. van dieren. Het moge den tegenwoordigen bezoeker, die op feestdagen de disharmonie betreurt van omgeving en bezoekers, tot troost zijn te weten, dat in de dagen van Lodewijk XV iederen morgen eenige koeien, geiten en ezelinnen door de Galerie des Glaces wandelden, ter distribueering van haar versche melk bij ‘Mesdames de France’Ga naar voetnoot2).
Doch keeren wij tot de meer huiselijke vertrekken en derzelver ustensiliën terug. In den tijd van den zonnekoning bevonden zich die alleen in het gedeelte, dat het oorspronkelijke jachtslotje van Lodewijk XIII gevormd had. Hoe die allen werden benut in den loop der jaren is niet meer precies na te gaan, doch badkamers, toiletkamers en nog intiemere ruimten heeft ook dàt gedeelte toen niet of nauwelijks gekend. De middenpartij bevatte: de antichambre, bekend als ‘l'Oeil | |
[pagina 44]
| |
de Boeuf’ (naar het ovalen raam, dat op de Cour de la Reine uitkomt), dan het vertrek in het midden van het oude kasteel, waarvan Lodewijk XIV in later jaren zijn officieele slaapvertrek zou maken en het Cabinet du Conseil. Rechts, in den naar voren komenden vleugel eenige arbeidsvertrekken en de ‘hondenkamer’ van den koning, links het appartement van Madame de Maintenon, met wie de koning in 1684 een geheim huwelijk had aangegaan. De groote vleugels van Mansart tenslotte dienden voor de familieleden en de grootwaardigheidsbekleeders met hun stoeten van bediendenGa naar voetnoot1). Wie al niet hebben daar ten tijde van Lodewijk XIV een onderkomen gehad. We zullen het niet uitzoeken; daar werden - in alle dienstgebouwen meegerekend - van den kleinsten koksjongen tot aan den Grand-Chambellan, tusschen de zes en de tienduizend menschen geteld. | |
II. Het inbouwen der ‘Petits Appartements’Intusschen, gelijk gezegd, de levensvormen gaan allengs veranderen en daarmede de behoeften. Als Lodewijk XV in 1722 het kasteel van Versailles weer heeft betrokkenGa naar voetnoot2) en de Regent er in 1723 is gestorven (afb. 11), als hij is gehuwd met Maria Leszinska en achtereenvolgens worden Mesdames Elisabeth, Henriëtte, Adelaïde, Victorie, Sophie en Louise geboren en er is ook een kroonprins, terwijl ook Madame de Châteauroux, daarna la Pompadour en eindelijk la Du Barry - om de voornaamsten te noemen - hun vertrekken in 't kasteel moeten hebben, deze laatsten met 's konings meest geliefde dochter Adelaïde, liefst niet te ver van den vorst, terwijl ook de koningin accomodaties wenscht, | |
[pagina t.o. 44]
| |
Afb. 9 - Een der ‘Petits Appartements’: de muzieksalon van Madame Adelaide; 1753, gewijzigd 1767 door J. Verberckt
Afb. 10 - Lodewijk XV op 63-jarigen leeftijd, één jaar voor zijn dood. Schilderij van F.H. Drouais van 1773
Afb. 11 - ‘Le grand Salon du Dauphin’, met de vermoedelijke portretten van den Regent en van Lodewijk XV als kind. Anonyme schilderij v. omtrent 1722 (Versailles)
| |
[pagina 45]
| |
dan ontstaan de ‘Petits Appartements’. Men vergelijke schema V en VI allereerst met elkaar op dàt punt: aan beide zijden ziet men de groote binnenplaatsen verbroken, versnipperd en zoover vol gebouwd als maar eenigszins mogelijk is. De vleugel van de koningin wint hierdoor vooreerst voldoende aan ruimte, maar de koning heeft meer vertrekken noodig dan alleen door het inbouwen in de Cour des Cerfs verkregen kunnen worden. De mededeeling, hem van de zijde der Intendance gedaan, dat de ‘Escalier des Ambassadeurs’, de monumentale trap van Mansart en LebrunGa naar voetnoot1) bouwvallig werd en duizenden aan herstel zou kosten kwam den vorst te stade. Waarom die geweldige trap (afb. 13), die enorme ruimteverspilling voor een pronkstuk, dat misschien niet meer dan twee of driemaal per jaar gebruikt werd. Aan Ange Jacques Gabriël, zijn hofarchitect, gaf Louis le-Bien-Aimé bevel de trap af te breken en de vrijgekomen ruimte op de hoofdverdieping, vergroot door de inbouwen in de binnenplaats te benutten voor zijn ‘petits appartements’: zijn slaapkamer, zijn toiletkamer, zijn bibliotheek, zijn badkamer en pruikenkamertje (met dat van Lodewijk XIV werd de Salle du Conseil vergroot), doch voornamelijk voor het ‘appartement’Ga naar voetnoot2) van Madame Adelaïde, die er ook haar beroemde muzieksalon hadGa naar voetnoot3) (afb. 9). En dan moest er nog ruimte overblijven voor de diensttrappen, die de koning voor het bereiken van de verblijfplaatsen zijner geliefden noodig had. Die favorieten mochten dan officieel geeerd worden, omstreden en door gunsten omringd, aangenaam gewoond hebben zij niet! De vertrekken van Madame de Pompadour en van Madame Du Barry zijn weliswaar vroeger aanvallig versierd geweest, wat ruimte en oriënteering betreft, hebben deze benijde vrouwen | |
[pagina 46]
| |
zich heel wat moeten laten welgevallen. Jeanne Antoinette Poisson, dan Madame Lenormant d'Etioles, tenslotte Marquise de Pompadour, heeft een reeks van lage vertrekken bewoond boven de Grands Appartements du Roi, d.w.z. zij huisde in de attiek op het Noorden. Geen sprankeltje zon kan er ooit zijn binnengekomen in de kamers van deze vrouw, die tenslotte zoo zwak en zoo ziekelijk was, dat de koning voor haar een.... lift liet maken, welke door bedienden werd opgetakeld en die men, met de aanduiding ‘chaise volante’, nog op de oude teekeningen terugvindtGa naar voetnoot1). Vanuit deze attica schreef zij: ‘.... La vie que je mène est terrible. A peine ai-je une minute à moi: répétitions et représentations et deux fois la semaine voyages continuels, tant au Petit-Château qu'à la Muette, etc. Devoirs considérables et indispensables.... jugez s'il est possible de respirer’. Nauwelijks veertig jaar oud werd zij dood uit het kasteel weggedragen....Ga naar voetnoot2)
Niet ver van de vertrekken van Madame de Pompadour vindt men die van Madame Du Barry: het zijn.... zolderkamers, uitkomend op de ‘Cour de Marbre’, weliswaar op het Zuiden - boven 's konings dochter - maar niettemin direct onder het dakbeschot. En toch, wat had men er al niet voor over, om 's konings maîtresse te zijn; daar vochten bij wijze van spreken allen om. In den tijd van den Roi Soleil schreef Primi Visconti: ‘Il n'est pas une dame de qualité dont l'ambition ne soit pas de devenir la maîtresse du Roi. Nombre de femmes mariées ou non m'ont déclaré que ce n'était pas offenser son mari, ni son père, ni Dieu même que d'arriver à être amie de son prince’.Ga naar voetnoot3) Zoo was de | |
[pagina 47]
| |
opvatting, die misschien alleen door enkele priesters en devote hofdames niet werd gedeeld. Wat vocht men om des konings gunst jaren en jaren achteréén: wat werd daaraan niet opgeofferd, daarvoor niet gewerkt, geintrigeerd. En was men eenmaal zoover, wat moest men dan vechten voor 't behoud van de veroverde positie. Want wie vandaag werd geholpen, werd morgen benijd en overmorgen verdacht gemaakt en belasterd: van achterklap en kliekvorming is Versailles bijkans twee eeuwen oververzadigd geweest. En als dan eindelijk, na al die aanstoot gevende toestanden onder Lodewijk XIV en Lodewijk XV, een goede, brave huisvader, een man, die niets liever geweest zou zijn dan kleine rentenier of jachtopziener of dorpssmid, op den troon komt, dan breken in 't paleis eerst recht intrige en laster los. Doch niet den vòrst treffen dan de verhalen doch de koningin; zij worden gevoed door aanvankelijke huwelijksmoeilijkheden, en dan door de gêne, die den bedeesden koning eigen blijft, om de liefde voor zijn wettige vrouw en zijn huwelijkstrouw openlijk te toonen en zich naar de vertrekken van de vorstin te begeven. Zij beiden moeten immers officiëel zich ter ruste begeven, ieder in een anderen uithoek van 't kasteel. Lodewijk XVI heeft nu eenmaal geen maîtresses en in 't eerste vertrek, grenzende aan zijn slaapkamer, het ‘Oeil de Boeuf’, krioelt het steeds van edellieden, van hofdames, van pages, van wie niet al, ochtend en avond. Zoo laat de arme koning dan, ten einde raad de ‘passage du roi’ maken in de entresol tusschen hoofdverdieping en rez-de-chaussée. Marie Antoinette geeft nog de order uit: alles gereed, wanneer wij terug zijn van de kroning te Reims. Als den gezalfde in de kathedraal de kroon op 't hoofd wordt gezet, dan zegt hij: ‘Il me gêne!’ En als hij terug is gekeerd, dan denkt hij 't zelfde van het kasteel. Maar gelukkig: de ‘passage du roi’ is gereed. Als het ‘Grand Coucher’ is afgeloopen kan Louis ongezien uit bed stappen, door zijn raadzaal, zijn badvertrekje en zijn pruikenkamertje heenloopen, (in Noordelijke richting) zoo een wenteltrapje bereiken, dat afgaan, dan in tegenovergestelde richting door de gereedgekomen lage, donkere gang loopen en eindelijk, bij de Cour de la Reine, langs twee trapjes en twee cabinetten | |
[pagina 48]
| |
de geheime deur bereiken, die naast de sponde van Marie Antoinette uitkomtGa naar voetnoot1). Ook Louis le-Bien-Aimé was iederen avond met alle bijbehoorende vormen in het bed van Louis-le-Grand gaan liggen, om er.... iederen avond weer uit te springen en door de raadzaal naar zijn ‘echte’ slaapkamer, zoo niet naar elders te loopen. En iederen morgen keerde hij weer terug, kroop onder de dekens van 't paradebed en.... het ‘Grand Lever’ kon beginnen met den ‘grand chambellan’, (een prins) de ‘premiers gentilhommes de la chambre’, (hertogen) de ‘pages de la chambres’, de ‘premiers valets de chambre’, de ‘huissiers d'antichambre’, de ‘grand maître’, de ‘maîtres et valets de la garderobe’, de ‘gentilhommes ordinaires’, de ‘secrétaires du cabinet’, enz. enz., in totaal honderd acht en negentig personen! Van wat er in het gedeelte der ‘petits appartements’ aan vertrekjes en gangetjes, aan trappen en trapjes, aan treden op en treden af, is bijgebouwd, heeft de gemiddelde bezoeker van het kasteel geen idee. Op de groote opmetingsteekeningenGa naar voetnoot2) telt men, zonder de officieele trappen, alleen veertien kleinere trappen en diensttrappen in de beide groepen ‘petits appartements’ van den koning en de koningin. En over de trappen en trapjes van de attiek en de dakverdieping spreken wij dan nog niet eens. Wanneer men in dit intiemere gedeelte van het kasteel heeft rondgeloopen, dan begrijpt men hoe hier de jeugdige personen konden binnengesmokkeld en verborgen gehouden worden door LebelGa naar voetnoot3), die dit deed ‘pour le bon plaisir’ van den ouder wordenden Lodewijk (afb. 10), waarna zij veelal voor langer of korter tijd het beruchte paviljoen in het Parc aux Cerfs mochten bewonen. Ook begrijpt men dan, hoe het verhaal inderdaad juist kan zijn geweest van dien herbergier, die een vriend aan 't hof bezoekende er den weg niet meer uit kon vinden en plotseling, ten doode verschrikt, in 's konings intiemste vertrekken voor zijn vorst | |
[pagina t.o. 48]
| |
Afb. 12 - Ontwerpteekening van A.J. Gabriël voor den tooneelwand van de Opera in het Kasteel van Versailles, met doorsnede over galerijen en vloerconstructie. (Arch. Nat. O1. 1786)
Afb. 13 - ‘L'escalier des Ambassadeurs’, onder Lodewijk XIV gebouwd, onder Lodewijk XV afgebroken terwille v.d. ‘Petits Appartements’; gravure van Surugue
| |
[pagina 49]
| |
stond. Geheel ontdaan doet hij een knieval, waant zich reeds in de Bastille en smeekt om genade. Doch de koning gelooft zijn gestameld verhaal, geeft hem een gouden louis en wijst hem glimlachend, hoe hij weg kan komen. Wie, die dit leest, leeft zóó onvrij als deze absolute heerscher, wie onzer leeft zoo bespied en bewaakt en is nochtans zoo gemakkelijk in zijn intimiteit te bereiken! Nog één woord over de ‘Petits Appartements’. Iets, wat daar dieper indruk misschien maakt dan de verfijnde ontwerpen, de prachtige boiseries van den Vlaming Verberckt (afb. 9), van de Rousseau's en anderen - waarbij de Chambre de Louis XV, de Chambre de la Pendule en de bibliotheek van Louis XVI om den voorrang strijden - dat is.... een eenzame smidse, waar men, op een bovenoverloop, plotseling voor komt te staan. 't Is daar of de geheele tragedie van den zestienden Lodewijk in symbolischen vorm voor u opdoemt. Hier voelde de arme man zich thuis, hier, in hemdsmouwen en met een leeren voorschoot aan, werkende aan zijn sloten en zijn sleutels met den serrurier GamainGa naar voetnoot1), hamerende, kloppende, buigende het heet geworden ijzer. Hier zien wij in den geest den goeden dikken burger, die in de spannendste perioden van 1791, als het gaat om zijn rijk, zichzelf, zijn vrouw en zijn kinderen, alleen maar in zijn dagboek aanteekent ‘rien’, wanneer hij een dag.... niet gejaagd heeft en die in zijn goeden tijd een lijst bijhield van het aantal paarden, dat hij besteeg en van de aantallen zwijnen, herten, hinden, reebokken en.... zwaluwen die hij dooddeGa naar voetnoot2). Zoo ver was het gekomen met de nazaten van den trotschen bouwer; dat was, wat er nog over was van dien vorstelijken geest, die van Versailles een wonder had gemaakt. Het paleis had de groote Lodewijk kunnen vermaken aan zijn nageslacht, zijn majesteit nietGa naar voetnoot3). Die was met hem ten grave gedaald. | |
[pagina 50]
| |
III. De Opera en het ‘Grand Projet’ van Ange Jacques GabriëlDoch nemen wij de bouwgeschiedenis weer op, die onder Lodewijk XV niet stilstond. Twee plannen leggen daarvan getuigenis af, waarvan er één geheel en één slechts zeer ten deele tot uitvoering kwam. Gereed kwam de Opera met foyer welke de beëindiging vormt van den Noordvleugel van het paleis. (afb. 12) Lang was dit uiteinde onafgebouwd gebleven, gelijk gravures van Blondel doen zienGa naar voetnoot1). Een zeer belangrijke gebeurtenis in de koninklijke familie bepaalt de koning als moment van inwijding, n.l. de huwelijksfeesten van zijn kleinzoon, den lateren Lodewijk XVI met Marie AntoinetteGa naar voetnoot2). Het ‘journal’ van den nuchteren prins geeft op lakonieke wijze de data: ‘14 Mei 1770: entrevue avec madame la dauphine - 16 Mei 1770: mon mariage, appartement dans la galerie, festin royal à la salle de l'opéra.’ Het is Gabriël inderdaad gelukt aan de wenschen van zijn meester te voldoen en een sublieme operazaal te maken, die tegelijkertijd als feest- en balzaal kon gebruikt worden. Enorm waren de grondwerken en fundeeringswerken, die aan den afbouw van den Noordvleugel waren voorafgegaan: de geweldige waterreservoirs immers moesten er geheel voor verschoven | |
[pagina 51]
| |
worden (vergelijk schema V en VI) en terwille van den waterdruk voor de fonteinen moesten zij ‘op niveau’ blijven, terwijl juist daar ter plaatse het terrein sterk naar omlaag helt. Men vrage niet, wat dit alles gekost heeft; nog Lodewijk XIV had die verplaatsing tot stand laten brengen, al riep het volk om brood en al wies de staatsschuld tot in het ondragelijke.
Het tweede plan, eveneens naar ontwerp van Gabriël, kwam slechts voor een zeer klein deel tot uitvoering. Het is het z.g. ‘Grand Projet’, waarover hier wat uitvoeriger gesproken moet worden. Het ging hierbij om wat wij in het eerste gedeelte genoemd hebben: het vervangen van den eersten ‘satz’ der steenen symphonie; m.a.w. het doen afbreken van het door Lodewijk XIV ommantelde jachtslotje van diens vader aan de Cour de Marbre, met de bekende stadwaarts gerichte uitbouwen en het opnieuw bouwen van een geheel ander oostfront met vleugels, tegen den vorm van ‘galerie des glaces’ en ‘grands appartements’. En dat alles dan in het formaat van den tuingevel, maar als architectuur toch weer anders, n.l. in den stijl van het al strenger wordend classicisme, met een kolossaal-orde, die, op een basement geplaatst, hoofdverdieping en bovenverdieping zou samenvatten. (afb. 14, 15 en 16 en schema VII) Lang kon Lodewijk XV er niet toe komen het bevel tot dit groote werk te geven. Doch Gabriël drong aan. Van zijn hand zijn een menigte voorstudies bewaard gebleven - waaronder plattegronden, gevels, geveldetails en doorsneden. Vooral Gabriëls pogingen om zijn vormen in overeenstemming te brengen met die van Le Vau en Mansart zijn interessantGa naar voetnoot1). Wij geven hier een sepiateekening van Gabriëls ordonnantieGa naar voetnoot2), welke hij geplaatst heeft naast die van 1624, om van de laatste de ‘armzaligheid’ te bewijzen en bovendien een perspectief waarop men de domvormige constructie ziet die het midden van de stadzijde zal moeten accentueeren (afb. 14 en 16). Ook een doorsnede vindt men in de Archives Nationales, waarop staat: ‘Versailles, Grand Projet. Coupe sur la profondeur du Cabinet du conseil et du Dome’ en tenslotte een | |
[pagina 52]
| |
plattegronddetail in drie kleuren: grijs, geel en rood, waarbij Gabriël dèze notitie maakte: ‘Ce qui est lavé de noir est ce qui reste du Chateau. La Rouge est le projet. Et le Jaune sont les parties à démolir’. De laatste hoeveelheid is van niet geringen omvang.
Het blijft begrijpelijk, dat men altijd weer op die vervangingsplannen terugkwam: de disharmonie tusschen voor- en tuinzijde wàs wel zeer groot en zóóveel hooger was b.v. ook het bouwlichaam van de ‘Galerie des Glaces’ dan het slot van Lodewijk XIII, dat men over de daken van het laatste heen, de achterkanten zag van de trophaeën, die de attiek van Mansart sierenGa naar voetnoot1). Saint-Simon sprak in die dagen over het kasteel als: ‘le vaste et l'étranglé cousus ensemble’Ga naar voetnoot2) en Voltaire schrijft: ‘....qu'on abatte au moins tout le côté de la cour, afin qu'on n'ait point à la fois en France un chef d'oeuvre de mauvais goût et de magnificence’. In zijn Siècle de Louis XIV komt Voltaire nog eens op het onderwerp terug en hij herinnert daarbij tegelijkertijd aan het Louvre (1751): ‘La nation désirait que Louis XIV eut préféré son Louvre et sa capitale au palais de Versailles, que le duc de Créqui appelait un favori sans mérite. La postérité admire avec reconnaissance ce qu'on a fait de grand pour le public; mais la critique se joint à l'admiration quand on voit ce que Louis XIV a fait de superbe et de défectueux pour sa maison de campagne’.
In 1739 teekent de Marquis d'Argenson in zijn dagboek het volgende op: ‘Le Roi fait continuellement dessiner devant lui en particulier le jeune Gabriel’Ga naar voetnoot3). Men ziet, zeer vroeg hield ook dit tweede plan den vorst reeds bezig. Toch zou het nog tot 1771 duren alvorens men overging tot een begin van realiseering. Ook hierbij was het weer, als bij de Escalier des Ambassadeurs een défectueuse toestand, die den doorslag tot het begin van afbreken gaf: de beide colonnades van Le Vau welke eertijds als sierende elementen geplaatst waren voor de uiteinden der | |
[pagina t.o. 52]
| |
Afb. 14 - Detail van een teekening van Gabriel, gemaakt om het verschil te toonen tusschen de arch. v. 1624 en die v.h. ‘grand projet’ (Arch. nat. O1. 1777)
Afb. 15 - De Noordvleugel van het onvoltooid gebleven ‘grand projet’, waarvan de bouw 1773 werd stopgezet (Verg. Sch. VI en VII)
| |
[pagina 53]
| |
oude vleugels (zie afb. 8) waren dusdanig bouwvallig geworden, dat zij ieder oogenblik dreigden naar beneden te komen. De Marquis de Marigny (Abel Poisson, broeder van Madame de Pompadour, die bij de manipulaties van zijn zuster niet slecht was gevaren en Controleur général des Bâtiments du Roi geworden was) wil eerst van dat afbreken niets weten. Doch als de toestand te gevaarlijk wordt, moet hij den koning wel adviseeren er toe over te gaan. En dan ziet Gabriël eindelijk de kans schoon er zijn ‘Grand Projet’ doorheen te krijgen. October 1771 schrijft hij vanuit Fontainebleau, waar het hof op dat moment toeft, aan zijn chef de Marigny: ‘A Fontainebleau, le 19 Octobre 1771. Il est dix heures, je sors du Petits Appartements du Roi, où j'ai été mandé à l'occasion du projet de Versailles; et sa Majesté m'a dit qu'Elle acceptait le grand projet, et que la portion de l'aile à faire fût établie en consequence; que je pouvais aller en avant pour faire toute la disposition des places, aux quelles je vais travailler avec vivacité. Vous avez gagné une victoire dont le public vous saura gré (daar zou “le public” zich twintig jaar later geheel anders over uitspreken!) et moi, en mon particulier, je vous dois reconnaissance; si vous n'aviez pas insisté jusqu'à persuader, il y a très grande apparence que cela ne se serait pas fait’Ga naar voetnoot1). Dat de koning, gezien de benarde verhoudingen, zulk een project aandurfde, is onbegrijpelijk. ‘Après nous le déluge’ zal hij ook hierbij gedacht hebben en hij liet de financiering over aan.... zijn maîtresse. La Comtesse Du Barry stond in deze jaren in vollen gunst en zij wilde haar naam aan dit werk verbonden hebben, gelijk Madame de Pompadour de hare had gegegeven aan Gabriëls Ecole militaireGa naar voetnoot2) te Parijs. Afgebroken zou moeten worden alles wat Lodewijk XV in een halve eeuw had laten bouwen en versieren aan ‘petits appartements’ met hun ontzaglijk kostbare boiseries met verguld, de meesterwerken van Verberckt, de Rousseau's, Boucher en wie niet al; bovendien, de slaapkamer van Lodewijk XIV, de chambre du conseil, het ‘Oeil de Boeuf’, alle vertrekken van Madame de Maintenon, ja zelfs de Escalier de Marbre en bovendien de twee dienstvleugels, die de Cour Royale omvatten. | |
[pagina 54]
| |
Wat daarvoor aan vertrekken in de plaats zou komen laat zich aflezen uit teekeningen, die nog in de Archives Nationales bewaard worden (zie schema VII)Ga naar voetnoot1), doch het duidelijkst misschien uit een overteekening uit Napoleons tijd, welke in de Service d'Architecture van het kasteel bewaard wordt, een project waarop staat: ‘Ce project de M. Gabriël avait été adopté sous Louis quinze et son exécution commencé par l'aile neuve, côté de la chapelle’. Dit is inderdaad een prachtig plan, waarvan het middengedeelte geheel aan de Galerie des Glaces en de Grands Appartements aansloot (met twee ruime binnenplaatsen, door corridors omgeven) en dat verder de geheele Cour de Marbre zou vullen, ja zelfs met zijn voorgevel de grens van Cour de Marbre en Cour royale nog met een aantal meters zou overschrijden. Met zorg zijn de practische eischen bekeken; alles wat het oude paleis zoozeer ontbeerde aan wat toen ‘modern comfort’ werd geheeten, is er in ondergebracht. Twee groote monumentale vleugels zouden de oude flankpartijen van de Cour Royale vervangen. Rechts zou de Escalier des Ambassadeurs zijn equivalent krijgen in een trap, die in monumentaliteit voor die van Louis XIV niet zou onderdoenGa naar voetnoot2), links zou er een nieuwe trap voor de koningin komenGa naar voetnoot3). Vergelijkt men plan en opbouw, dan ziet men dat Gabriël, gebonden als hij was aan maten en aan bestaande omringende architectuur, verscheidene assen onderling heeft moeten verschuiven; in 't kort, niet zoo vrij en zoo zuiver heeft kunnen componeeren als hem dat bij geheel nieuwe en onafhankelijke scheppingen bleek mogelijk te zijn. | |
IV. Bouw van den Noordvleugel van het ‘Grand Projet’ (1771-1773)Het mag een geluk heeten, dat de hierboven gesignaleerde bouwvalligheid van Le Vau's oude siercolonnaden het afbreken | |
[pagina 55]
| |
daarvan zóó noodzakelijk maakte, dat men allereerst met het neerhalen van de voorzijden der vleugels van de Cour Royale begon. Daardoor is ons, toen de uitvoering van het geheele plan al spoedig moest worden stopgezet, al de uit- en inwendige schoonheid rondom de Cour de Marbre gespaard gebleven. Langzaam, zeer langzaam vorderen afbraak en opbouw en verrijst het eerste stuk van Gabriëls project. Langzaam, want o! de geldzorgen zijn zoo nijpend. Dikwijls beschikken de aannemers over geen duit, om het werkvolk te betalen. Dan wordt er gestaakt. Wil men even een kijkje krijgen op den toestand: in den herfst van 1771 schrijft Gabriël aan de Marigny: ‘Monsieur, je viens de recevoir de Madame la comtesse du Barry un mandat conçu en ces termes: “Je prie M. de Beaujon de donner à M. Gabriel la somme de cinquante mille livres, dont je lui tiendrai compte. A Fontainebleau, le 10 novembre 1771. Signé: La comtesse du Barry.” Je pars demain matin pour Paris et remettrai le dit mandat à M. Cuvillier, qui donnera la forme necessaire pourque le Trésorier reçoive en conséquence de vos ordres. Cette somme remplit, à 5.000 livres près, l'état que j'ai présenté.... Tout cela me parait fait bien légérement, mais il faut de l'argent pour commencer, n'importe comme il vient’.Ga naar voetnoot1) En met het verstrijken der maanden wordt de financiëele situatie er niet gunstiger op. De Marigny weet, dat de klachten van de bouwondernemers en van het werkvolk gerechtvaardigd zijn, maar hij hèeft doodeenvoudig het geld niet. ‘Depuis dix huits mois’, schrijft hijGa naar voetnoot2) aan de comtesse de Noaillles ‘j'ai à peine pu disposer d'un denier pour soulager une foule de malheureux qui périssent de faim et à qui il est actuellement dû quatre ans et un quartier de gages et d'appointements. Il n'est plus actuellement dans les Bâtiments du Roi un seul entrepreneur qui ne soit écrasé de dettes....’ Is het dan wonder dat het werk stagneert. Wel wordt Madame Du Barry woedend als zij van vertragingen hoort en verordent dan: ‘de mettre l'entrepreneur en prison’, maar de Marigny brengt haar onder 't oog, dat dàt de zaken niet beter maakt. Ondernemers worden weggestuurd en andere aangenomen, | |
[pagina 56]
| |
die den arbeid weer voortgang doen vinden. Maar dan sterft de koning (10 Mei 1774). Turgot voert onmiddellijk bezuinigingen in; het werk aan den nog slechts gedeeltelijk gereedgekomen rechtervleugel wordt, midden in den bouw, stopgezet en Lodewijk XVI blijkt vooreerst niet van zins te zijn Gabriëls plan weer op te nemen. Zoo blijft de situatie en nog heden ten dage vindt men haar onveranderd aldus! Als een ironie van het lot staat er het gevelgedeelte van Gabriël tegen den Lodewijk XIII-vleugel aan, precies zooals de bouwmeester het eens voor zijn koning teekende, om hem te toonen hoeveel schooner de nieuwe opvatting was en hoe het vooral niet moest blijven! (schema VI, vergelijk afb. 14 en 15). | |
V. De voltooiingsplannen ten tijde van Lodewijk XVI en Keizer NapoleonWonderlijk is het te lezen, hoe de zuinige Louis XVI nog betrekkelijk kort voor het fatale jaar 1789 opdracht geeft tot wat wij nu zouden noemen een besloten prijsvraag, om de ‘idee Gabriël’ op nog andere wijze op te lossen. Tot die conclusie moet men tenminste wel komen, wanneer men in A.F. Peyre's ‘Oeuvres d'Architecture’ leestGa naar voetnoot1): ‘Le Roi ordonna, en 1780, qu'il fût fait, au concours, par plusieurs architectes que Sa Majesté désigna, des projets pour une nouvelle entrée du château de Versailles; la seule condition imposée fut que l'appartement du Roi serait du côté des avenues de Paris. Je fis deux projets: dans l'un, je me soumis à cette condition; et, dans l'autre, je me livrai à mon imagination....’ En die verbeelding was waarlijk niet kinderachtig. (zie schema VIII). Evenmin trouwens die van den architect Le Roy of van anderen. Peyre vergrootte de gevel van de spiegelgallerij tot op het drievoudige en brak de ‘petits appartements’, de voorvleugels en alle dienstgedeelten weg, om die te vervangen door een project | |
[pagina 57]
| |
met een voorplein, dat aan Bernini's St. Pietersplan herinnert. Le Roy ontwierp iets van gelijken aard. En dat alles voor een koning, die honderden millioenen schuld heeft en tegelijkertijd een kasboekje bijhoudt met posten van 10 en 20 francs. Een psychologisch probleem! Noemen wij hier verder de namen Paris, Potain, Gondouin, Fontaine en Dufour. Hun projecten, ontstaan tusschen 1780 en 1820 hebben nauwelijks meer dan academische waarde. Dat er intusschen onder die architecten nog waren, die hoopten op realiseering, zien wij b.v. aan een plattegrond uit den keizertijd van Fontaine, waarop hij aanteekent ‘Projet de M. Gabriel, corrigé par M. Fontaine dans les dispositions intérieures seulement pour l'adopter au service habituel de l'Empereur’.Ga naar voetnoot1)
Inderdaad had 1 November 1804 generaal Duroc, grandmaréchal du Palais, uit naam van Napoleon bezit van Versailles genomen. Al spoedig verschijnt er nu weer een gids, een ‘Ciceron’ over het paleis van den ci-devant roi, waarover men eindelijk weer met bewondering mag spreken. In het volgend jaar zijn Napoleon en Josephine veel in het Grand Trianon en de keizer stelt zich op de hoogte van de meest noodzakelijke voorzieningen van 't kasteel van Versailles. Doch veel gebeurt er niet: ruzies en naijver tusschen verschillende intendanten en architecten komen het werk niet ten goede. Een Monsieur Trepsat maakt ruzie met den architect Le Roy; dan komt er de zeventigjarige bouwmeester Gondouin aan te pas, overigens een vurig man, die zoojuist met een zeventienjarig meisje is getrouwd. Een ‘petit projet’ van hem wordt in Fontainebleau door Napoleon aangenomen (1807). Doch gebeuren doet er niets. De keizer vond het tenslotte toch weer te duur. Dan komt Fontaine met een idee ter verbetering van het paleis, dat hij alweer, om de voorzijde, ‘un nain difforme’ noemt. | |
[pagina 58]
| |
In het jaar 1808 komt Napoleon zelf weer eens in Versailles. Met zijn scherpen blik ziet hij direct, wat er allereerst gedaan moet worden om het kasteel voor ondergang te behoeden en in dien geest geeft hij zijn orders. Dan snelt hij weer verder, Europa in.... In 1810 eindelijk benoemt de keizer den jongen bouwmeester Alexandre Dufour. Met dezen komt er weer leven in de brouwerij: Een paviljoen, gelijk aan dat waarmede Gabriëls vleugel eindigt, wordt, symmetrisch, tegen den ouden dienstvleugel links geplaatstGa naar voetnoot1) (1810-1820). Intusschen liep Dufour nog met geheel andere plannen rond, wat blijkt uit zijn eveneens te Versailles bewaarde teekeningen. Hij wilde n.l. de Gabriëlvleugel afbreken, (deze nam hem te veel licht weg in de kapel) het Lodewijk XIII-gedeelte door een bouwwerk met kortere vleugels vervangen en dan - o eisch der symmetrie - de kapel uitwendig links herhalen en deze herhaling inwendig als.... schouwburg inrichten! Napoleon voelt voor dit plan meer dan voor dat van Fontaine, - dat overigens een veertig millioen zou kosten - want Fontaine wil Gabriëls werk behouden en ‘Gabriel’ zegt de dictator ‘est du mauvais goût’. Men weet, dictatoren hebben overal verstand van. ‘Parce que Louis XV a mal dépensé 1.500.000 francs, ce n'est pas une raison pour mal dépenser 40.000.000 maintenant’. En wrevelig, met één gebaar schuift de keizer alle plannen terzijde. Wel wordt er weer doorgeteekend, maar 't is of Napoleon slechts tijd wil winnen, wil uitstellen. Fontaine heeft het later aldus beschrevenGa naar voetnoot2): ‘.... L'empereur fatigué des nombreuses obstacles, qui se dressaient sur chaque point, découragé par le mauvais succès de ses premiers efforts, effrayé du montant des dépenses, abandonna Versailles, il regretta, en le maudissant, que Louis XIV, dans cet amas d'incohérence, lui eût laissé son faste à utiliser et la Revolution ses excès à réparer’. De jaren 1813, '14, '15 volgen; de keizer gaat naar Elba, keert terug, wordt opnieuw verbannen. En op St. Helena doet hij deze merkwaardige confidentie, die wij in Las Cases' MémorialGa naar voetnoot3) terugvinden: ‘.... j'avais conçu une singulière idée, dont je | |
[pagina 59]
| |
m'étais même fait présenter le programme: De ces beaux bosquets, je chassais toutes ces nymphes de mauvais goût.... et je les remplaçais par des panoramas, en maçonnerie, de toutes les capitales où nous étions entrés victorieux, de toutes les célèbres batailles, qui avaient illustré nos armes....’ Laten wij dankbaar zijn, dat Louis Philippe zijn analoge idee ten minste naar binnen heeft overgebracht; niet dat daarmee iets van belang ontstond, maar de tuinen zijn tenminste onverminkt gebleven.
Versailles, hoezeer ook inwendig verbouwd door den burgerkoning (1833-1837) en tot museum ‘à toutes les gloires de la France’ getransformeerd, bleef ons gespaard in den vorm, waarin de Restauratie het kasteel zou vinden. Helaas, meenen sommigen; gelukkig, zullen de meesten zeggen. Van het kasteel laat zich tenslotte hetzelfde opmerken, wat Henri Verne van het stadspaleis, het Louvre, schreefGa naar voetnoot1): ‘Ce que le palais a perdu en élégance, il l'a gagné en majesté’. Ook Versailles verloor een groot deel van de charme van 1624, doch het won de grootschheid van 1668-1773. Noch bij het Louvre, noch bij Versailles heerscht eenheid; beide vorstelijke verblijven missen een volkomen harmonie. Zoomin aan de stadzijde, als aan de tuinzijde zijn de verhoudingen van het beroemde paleis onberispelijk. Het is verre daarvan! Schoonheid van verhoudingen kan men te Versailles alleen beleven aan afzonderlijke gedeelten. Charme hebben de oude zijgevels en hoekpaviljoens aan de Cour de Marbre, zooals het ééne corps de logis van Pierre Lescot dat heeft op de binnenplaats van het Louvre. Majesteit hebben de tuingevels van de middenpartij van het kasteel (Le Vau-Mansart) gelijk de Louvre-colonnade van Perrault die bezit. Prachtig, op zichzelf, is de plastische vorm van de slotkapel, ook zonder den dakruiterGa naar voetnoot2), zuiver op zichzelf het deel van het ‘grand projet’ van Ange Jacques Gabriël, dat tot voltooiing kwam.
Laten wij dankbaar zijn voor al die afzonderlijke schoonheid, dankbaarder nog dat geen Napoleon III er een eenheid van poogde te maken, zooals hij bij het Louvre deed. Wat Louis- | |
[pagina 60]
| |
Philippe praesteerde was al erg genoeg; in Versailles zou hij zich naar men zegt, dan naam van ‘roi du mauvais goût’ verzekerd hebbenGa naar voetnoot1). Doch hoeveel schoons bleef er, vooral ook inwendig, niet gespaard: men denke aan de ‘Galerie des Glaces’, de ‘Salon d'Hercule’, de ‘Salon des Gardes de la Reine’, het Oeil de Boeuf’, ‘de Chambre à Coucher du Roi’, de ‘Chambre du Conseil’. En men vergete verder zoo min de ‘Petits Appartements’ van Lodewijk XV en van Maria Leszinska als de sublieme bibliotheekzaal van Lodewijk XVI. Het zijn ieder voor zich meesterwerken van ruimte- en decoratiekunst!
Het is de liefde geweest voor het schoone, die Versailles deed geboren worden, de liefde van drie Lodewijken, van wie de middelste, als grootsche figuur, als bewonderaar en beschermer van Molière, Racine en Corneille, van La Fontaine en Boileau en van Lulli, maar niet minder van de grooten uit het rijk der beeldende kunsten, een Le Vau en Mansart, een Le Nôtre en Lebrun, een Rigaud, Mignard en Largillière, een Girardon, Coysevox en Puget, torenhoog boven voorganger en opvolger uitsteekt. Intusschen zal Versailles van de liefde van alle drie getuigen, zoolang het kasteel mag behouden blijven.
J.H. Plantenga |
|