Germaanse literatuur. De namen van de grootste IJslandse saga's waren (en zijn in diezelfde kringen) echter vrijwel onbekend. Vroeger heeft men ten onrechte in de Edda-liederen voortbrengselen menen te zien uit de Oud-Germaanse tijd, en daar een gedeelte van deze liederen een mythische inhoud heeft, meende men hier in de schatkamer te staan van de Germaanse mythologie en godsdienst. De Edda bevat volkspoëzie, en daarom dacht men dat deze liederen overoud waren, niet alleen naar de inhoud, maar ook naar de vorm. Tegenwoordig weet men dat de godenliederen uit de Edda niet ‘dé Germaanse mythologie’ bevatten, dat hun inhoud gedeeltelijk oud is en uit de tijd der Volksverhuizing kan stammen, gedeeltelijk ook van veel jongere datum is, en dat de liederen zelf, zoals we ze nu voor ons hebben, dikwijls zeer jong (uit de 12de, 13de eeuw) zijn, dat ze zich soms in slechte staat bevinden en soms als het werk van epigonen moeten worden aangemerkt.
Heeft men thans dus wel een veel nuchterder kijk op deze poëzie, toch heeft de naam Edda nog steeds een geheimzinnige aantrekkingskracht. Nog waarderen we in deze verzameling van gedichten veel wonderbare schoonheid, veel oude wijsheid en de getuigenissen van een geestesleven, dat aan het onze zeer verwant is. Vandaar de vele Edda-uitgaven, en de ontzaglijke massa studies over de Edda.
Het ligt voor de hand dat meer dan eens een vertaling van deze liederen gewaagd is. Twee uitgaven, die beide het midden houden tussen een gedeeltelijke vertaling en een vrije omwerking, bezaten wij reeds in de Nederlandse taal, n.l. de prachtig verzorgde bewerking van Frans Berding, verlucht door Gust. van de Wall Perné (1911) - een boek dat mij sinds lang zeer lief is - en de bewerking van Stijn Streuvels, die voor Noord-Nederlanders, waar het deze bijzondere stof geldt, haar taal tegen heeft. (IJslandsche Godensagen, 1933). Het onderscheid tussen deze bewerkingen en het boek dat thans voor mij ligt, is zeer groot. Frans Berding achtte het onnodig een vertaling te geven; hij meende dat een bewerking meer waarde had; kenmerk van iedere bewerking is natuurlijk een grote mate van subjectiviteit. Prof. de Vries echter trachtte het origineel met zijn vertaling zo dicht mogelijk te benaderen en