dit algemeen gedeelte. Zekere spijtigheid is in den terugblik op deze 25-jarige periode niet te miskennen. Zoo schrijft Dr. Wiardi Beckman aan het slot van zijn artikel:
‘1913-1938; vijf en twintig jaar van oppositie, die vaak zeer vruchtbaar was, maar naar onze smaak niet vruchtbaar genoeg.’
Hij troost zich met de gedachte, dat het uur komt, dat de Nederlandsche democratie een beroep zal doen op de S.D.A.P. om een Regeering te vormen. De kans daarop schijnt ons intusschen den laatsten tijd eer kleiner dan grooter geworden.
In de verhandeling van den heer IJzerman treft ons weder het streven om het voor te stellen, alsof in de Novemberdagen van 1918 niemand in de S.D.A.P., ook de heer Troelstra niet, aan het met geweld veroveren van de politieke macht heeft gedacht. Waarom niet eerlijk erkend, dat de heerr Troelstra zich destijds in de machtsverhoudingen heeft vergist?
Over de reuzenzwaai van de S.D.A.P. van de ontwapening naar de landsverdediging wordt in deze opstellen, voorzoover zij zich met de politieke geschiedenis der S.D.A.P. in de laatste kwarteeuw bezighouden, met enkele woorden heengegleden. Zoo schrijft de heer IJzerman:
‘Evenmin als in 1915, hield in 1937 de aanvaarding van de landsverdediging door onze Partij in, dat de fractie àl wat de Regeering tot versterking van de weermacht zou voorstellen, had goed te keuren.’
Tenslotte - want het is totaal onmogelijk op al wat in dit algemeene gedeelte is opgenomen, in te gaan - een enkel woord over het laatste opstel uit den bundel, dat van Hilda Verwey-Jonker: Vijf en twintig jaar socialistische theorie. Deze verhandeling is wel het meest afdoende bewijs, dat de sociaal-democratie ten onzent in de achter ons liggende periode haar wetenschappelijk stuur verloren heeft en dat zij thans hulpeloos op de golvende zee der tegenstrijdige meeningen heen en weer slingert, zonder vasten koers.
Sprekende van de Marxistische sociologen uit de eerste helft dezer 25-jarige periode - Kuyper, Bonger, Henriette Roland Holst - schrijft zij:
‘De maatschappijleer, die zij aan de socialistische beweging gaven, was stellig meer een eenheid en scherper omlijnd, dan de wat chaotische begrippen van het tegenwoordige geslacht van sociaal-democraten.’