De Gids. Jaargang 103
(1939)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||
Balzac en het Holland van voor ‘Tachtig’Het is nu ongeveer honderd jaar geleden, dat de abonné's van de Figaro - gelukkige tijden - de laatste roman van Balzac ten geschenke ontvingen: twee delen, die de omvangrijke titel droegen Histoire de la grandeur et de la décadence de César Birotteau, etc. etc. Daar kregen de lezers van Indiana en Lelia, van Sue's avontuurlijke Boulevard-Saint-Germain-verhalen, en van Hugo's Notre-Dame, om van de oudere griezelgeschiedenissen van Ducray-Duminil en van een zekeren Horace de Saint-Aubin niet te spreken, een roman in handen, waarvan de hoofdpersoon, de held, een ‘marchand parfumeur, adjoint au mairie du deuxième arrondissement de Paris, chevalier de la Légion d'honneur, etc.’ was: Een onvervalste bourgeois dus - een, die niet later de verloren zoon van een graaf zou blijken! Het was een moedig experiment geweest om en plein romantisme de lotgevallen van een simpelen burgerman, van een winkelier nogal, te gaan vertellen; een moedig experiment, en zo had Balzac het ook gevoeld. Zes jaar had hij er mee rondgelopen, jaren waarin heel wat andere meesterwerken uit zijn handen waren gekomen: Zes jaar van zoeken naar vorm, van het vinden van kracht, van groeien in eigen esthetische overtuiging. Maar het is dan ook een voldragen roman, die hij tenslotte in een paar weken zal neerschrijven: evenwichtig van bouw en van spanning, beter gecomponeerd dan velen van zijn andere werken. Een jaar later publiceert een student in de theologie, die juist de Leidse Academie had verlaten, een bundel realistische schetsen en novellen, die dadelijk zozeer in de smaak van het Hollandse publiek blijken te vallen, dat binnen een half jaar een tweede druk nodig wordt. Meer dan elf jaar duurt het nu, voordat er een derde en vermeerderde druk van de Camera verschijnt, maar | |||||||
[pagina 322]
| |||||||
dan gaan de edities elkander gestadig opvolgen, zodat in 1887 Professor Beets niet zonder stille voldoening een Vijftig jaar later kan schrijven, de prophetieën van dien goeden criticus van de Vaderlandsche Letteroefeningen ten spijt, die met vaderlijke beminnelijkheid wist te voorspellen, dat ‘de opgang die het bij zijne intrede in de wereld maakte, hoogstwaarschijnlijk voor vergetelheid zou plaatsmaken’.Ga naar voetnoot1) Dan was Potgieter gelukkiger! Hij gunde de Camera tenminste nog een derde druk. Zoals meestal gedroeg de realiteit zich anders dan zij in theorie behoorde te doen: Nog in onze dagen wordt de Camera genoten door die twee lagen van het lezend publiek, die zo zelden in de gelegenheid zijn zich te verbazen over haar samengaan in litteraire waardering. De Camera is Hollands, typisch Hollands. Dit is tè veel opgemerkt door onze eigen litterair-historici, dan dat het ons zou verbazen ook een vreemdeling haar zo te zien kenmerken: ‘Peintre et moraliste, artiste et bourgeois à la fois, mais avant tout homme de son temps, de sa race, de son pays, tel apparaît l'auteur de Camera Obscura’.Ga naar voetnoot2) De Camera is typisch Hollands, zoals César Birotteau typisch de Balzac is, Beets een echte Hollander, zoals Balzac echte Fransman is. Hier tekenen zich misschien wel het scherpst de tegenstellingen maar ook de overeenkomst af, die zouden maken, dat de Comédie Humaine in ons land wel gelezen werd, met mate bewonderd, maar nooit noemenswaardige invloed uitoefende. Want dat dit het geval is, zelfs de onverbeterlijkste Balzacenthousiast zal het moeten toegeven. Balzac is te weinig Hollands, om door den Hollander genoten te worden, en naar de vorm te weinig Frans, om den francophiel, belust op het geciseleerde proza van een France of een Gide, blijvend aan te trekken. Maar juist omdat deze te geringe invloed niet of nauwelijks te wijten is aan een toevallige samenloop van omstandigheden, maar zijn diepere oorzaak vindt in de instinctieve ‘antipathie’, die den zakelijk-nuchteren protestant en den levensblijden dichterlijken katholiek als vreemden tegenover elkander doet staan, juist dáárom kan het niet zonder belang zijn ter staving van deze stelling | |||||||
[pagina 323]
| |||||||
nader op de psychische en technische factoren in te gaan. Ik wil hiertoe in het volgende betoog een poging doen. ‘Ame placide, pacifique, débordante de la paisible joie de vivre, satisfaite d'elle-même et d'autrui’Ga naar voetnoot1), karakteriseert Duproix Hildebrand. Teken die lijnen uit tegen het reusachtige silhouet van den Jehova der ‘menselijke komedie’, en men krijgt er een beeld van, voor welk deel de Hollandse geest de overweldigende levensvolheid, het alles omverwerpende genie van Balzac zou vermogen te omvatten. Een Wagestert, een Dorbeen, de Witses, allemaal zijn zij typen geworden, die wij kennen, die wij allang kenden. Want dat is hun grote charme, wij zien hen als oude kennissen, die wij vroeger ontmoet hadden in onze omgeving, zodat wij elk nieuw trekje weer savoureren als tekenend, ‘raak’. Het is die Engelse raakheid, die humor, die zonder tot in het innerlijk te willen doordringen in enkele onopzettelijke lijntjes de eeuwige onevenredigheid tussen vorm en wezen, oorzaak en gevolg aanduidt.Ga naar voetnoot2) Een psychologie van buiten naar binnen, die soms weleens verder dan in het oppervlak weet in te gaan. En daar ligt het fundamentele verschil met Balzacs personen. Vóór de 15de December 1837 kende niemand César Birotteau, men mocht wel eens mensen ontmoet hebben, die aan hem deden denken, maar in al zijn realiteit was hij een nieuwe schepping, een nieuw mens, die het aantal inwoners van Parijs met één uitbreidde. Balzac creëerde zijn figuren. Maar dat niet alleen, hij begreep ze ook, begreep ze, zoals een Hildebrand nimmer zijn Stastoks, zijn Nurks begrepen had. ‘Créer le monde, c'est bien moins impossible que le comprendre’, zegt Anatole France. Als er één volk is, dat die laatste gave heeft bezeten en bezit, is het het Franse. Zij is het levenwekkende, het conserverende in zijn litteratuur, het universalistische, dat voor een niet onbelangrijk deel de voortdurende bewondering van den Fransman voor zijn klassieken kan verklaren. | |||||||
[pagina 324]
| |||||||
In de Hollandse letterkunde daarentegen, heeft dat psychologische element maar al te zeer ontbroken. Het is maar zelden, dat de psychologie bij ons niet ontaardde tot moraalboerderij, of liever: voordat een Hollands schrijver zich zou wagen aan de beschrijving van een zielsgebeuren, wordt zijn analytisch vermogen meest verstopt door de naar voren schietende regel van moraal. En dat is niet alleen onmacht, het is ook onwil. De Hollander, althans die van de 19e eeuw, is schuw van al wat bloot is, ook de ziel; misschien heeft in beide gevallen het klimaat wel schuld. Die zelfde gêne, soms overgaande in pruderie, vinden wij bij den Engelsman,Ga naar voetnoot1), en het is dan ook niet meer dan begrijpelijk, dat juist in de loop van de 19e eeuw de invloed van de Engelse letterkunde zo sterk toenam.Ga naar voetnoot2) Ik sta hier even bij stil, | |||||||
[pagina 325]
| |||||||
omdat dit feit misschien nog het best verklaart het gebrek aan belangstelling voor Balzac, en de onmacht hem te begrijpen. Zoals ook in de andere landen ging hier de romantiek (of wat daar chronologisch mee overeenkomt) gepaard met een zich afwenden niet slechts van het Franse classicisme, maar ook van de Franse invloeden in het algemeen, en dit kreeg een meer vijandig karakter na de gebeurtenissen van 1814, en vooral na de afval van België. Overal ontmoet men dan de laatdunkende opmerkingen en schimpscheuten over de Franse lichtzinnigheid, wispelturigheid en ijdelheid, die soms maar al te zeer de uiting lijken van een minderwaardigheidscomplex. Meestal verhief men dan ook daar tegenover met belachelijke zelfverheerlijking eigen zedelijkheid en rechtschapenheid. Zo verkondigt een criticus van de Vaderlandsche Letteroefeningen, dat ‘Fransche ligtzinnigheid veel te nietig en te bekrompen is, om Nederlandsche regtschapenheid te kunnen begrijpen en omvatten’.Ga naar voetnoot1) Ja, het gebrek aan Selbsthumor gaat zóver, dat A.J. van der Aa het kan hebben over ‘de bekende zedelijkheid onzer natie’Ga naar voetnoot2), zonder dat men daar ironie achter mag zoeken. Zedelijkheid, dat is het eerste waaraan gedacht wordt, dat is het hoofdmoment in de meeste boekbesprekingen, zedelijkheid, wij zijn er van bezeten! Een recensent, die De Abt van Scott niet zo gunstig bespreekt, haast zich er aan toe te voegen, dat de roman ‘volstrekt niets onzedelijks of aanstootelijks bevat’.Ga naar voetnoot3) Dat Scott onzedelijk zou zijn, dat durfde zelfs een Hollander niet te beweren. De afwezigheid van de grote hartstochten in zijn romans zal zeker voor een niet onbelangrijk deel hebben bijgedragen tot zijn invloed hier te lande. In 1827 door van Lenneps vader geïntroduceerd, bleef hij tot aan het einde van de eeuw - in 't eigen land reeds lang door anderen verdrongen - de Nederlandse litteratuur bevruchten.Ga naar voetnoot4) Men kent Scotts invloed | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
ook op Balzac,Ga naar voetnoot1) die zijn bewondering voor dat ‘grote genie’ niet onder stoelen of banken stak, zich herhaaldelijk op hem beriep, maar, en hier komt het typerend onderscheid, hem juist die verwaarlozing van het hartstochtsleven, die pruderie verweetGa naar voetnoot2): ‘Walter Scott est sans passion, il l'ignore, ou peut-être lui étaitelle interdite par les moeurs hypocrites de son pays. Pour lui, la femme est le devoir incarné. A de rares exceptions près, ses héroïnes sont absolument les mêmes, il n'a eu pour elles qu'un seul poncif, selon l'expression des peintres.... La femme porte le désordre dans la société par la passion. La passion a des accidents infinis. Peignez donc les passions, vous aurez les ressources immenses dont s'est privé ce grand génie pour être lu dans toutes les familles de la prude Angleterre’.Ga naar voetnoot3) Balzac, door en door Fransman en door en door kunstenaar, wist, dat ‘les grands oeuvres subsistent par leurs côtés passionnés’.Ga naar voetnoot4) Dat zulk een schrijver slechts wantrouwend gelezen zou worden in het Holland van de Camera, spreekt van zelf; een Holland dat de enige stof ‘der dichtlier waardig’ God en de Vrijheid achtte en met afschuw sprak over ‘de ontuchtigheden, die het proza der romanschrijvers bezoedelen’.Ga naar voetnoot5) Een tien jaar later, ging in deze mistige atmosferen het licht doordringen van een nieuwe zon van overzee. Omstreeks 1835 begint het Leeskabinet de romans van Dickens in vertalingen te publiceren, en deze verwerven dadelijk zulk een populariteit, dat reeds in 1840 Potgieter hem ‘den held van den dag’ noemt, en zich niet zonder leedwezen afvraagt, of het niet alles Dickens is, wat de klok slaat.Ga naar voetnoot6) Want - men weet het - die schildering van ‘het burgerlijk alledaagsche, uwe en mijne historie’, was in | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
Potgieters ogen een neerhalen van de kunst. Maar het Nederlands publiek bestond niet alleen uit Potgieters, en Dickens invloed wies met de jaren.Ga naar voetnoot1) Regelmatig worden zijn romans vertaald: wie herinnert zich niet de grootoctaaf-delen met de illustraties van Cruikshank en Phiz in wat zoetere vorm; en terwijl de meeste filmbezoekers Scotts roman Ivanhoe wel niet meer gelezen zullen hebben, genoten zij de verfilming van David Copperfield juist als een verrukkelijk prentenboek bij die oude vertrouwde tekst. Want hij behaagt ons volk: Dickens. Wij genieten zijn humor, zijn rustige levensvreugde, zijn simpele psychologie,Ga naar voetnoot2) die zich niet bezig houdt met gecompliceerde naturen, wij houden van een auteur, die niet alleen goede mensen en slechte mensen beschrijft, maar zijn goede mensen liefheeft en zijn slechte mensen haat. Wij houden van zijn duidelijke moraal, en ook met de sociale strekking kunnen wij wel min of meer meegaan. Dickens heeft de behoeften van zijn tijd en van zijn publiek begrepen. Potgieter erkent dat ook, zij het wat bitter, en Taine toont het eveneens aan, door dat publiek sprekende in te voeren: ‘Wees zedelijk. Al uw romans moeten zonder bezwaar door jonge meisjes kunnen gelezen worden.Ga naar voetnoot3) Wij zijn praktische lui en verlangen niet dat de letterkunde het gewone leven zal bederven. Wij hebben eerbied voor het huisgezin en willen niet dat de letterkunde de hartstochten | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
zal schilderen die het huiselijk leven aanvallen. Wij zijn protestanten en hebben iets van de strengheid onzer vaderen en van hun weerzin tegen de vreugde en de hartstochten behouden. Onder deze is de liefde verreweg de slechtste. Pas wel op in dat opzicht het voorbeeld te volgen van de beroemdste onzer buurvrouwen. De liefde is de held van alle romans van George Sand. Getrouwd of ongetrouwd, onverschillig, zij vindt ze schoon, heilig, verheven op zich zelve, en dat zegt zij ronduit. Gij, geloof zulks niet, of zoo ge het gelooven mocht, zeg het niet. Dat zou slecht werken. De liefde, op die wijze voorgesteld, maakt het huwelijk aan zich ondergeschikt.... De roman zoo opgevat wordt een pleidooi tengunste van het hart, van de verbeelding, van de geestdrift en van de natuur; maar dikwijls ook is hij een pleidooi tegen de maatschappij en de wetten: wij willen niet gedoogen dat men zoo met schendende hand aan de maatschappij of de wetten torne.... Bij ons vindt men enkelen die Balzac bewonderen, doch niemand zou hem hier dulden. Sommigen zullen beweren dat hij niet onzedelijk is, maar iedereen zal erkennen dat hij overal en ten allen tijde van de zedeleer zich gansch losmaakt. George Sand heeft maar één hartstocht bezongen, Balzac alle. Hij heeft ze beschouwd als krachten, en van oordeel zijnde dat de kracht schoon is, heeft hij ze uit haar oorzaken verklaard.... Wij gedoogen niet dat een man alleen kunstenaar zal zijn; wij willen niet dat hij zich van zijn geweten losmake en de betrachting der deugden uit het oog verlieze.’Ga naar voetnoot1) Kan men zuiverder de psyche van 19e eeuws Holland weergeven, duidelijker de factoren aanwijzen, waardoor een Balzac hier niet gewaardeerd kon en mocht worden? Dat is in de eerste plaats die geestesgesteldheid, het sterkst tot uiting komend in George Sands romans, die de hartstocht als de stem van God, niet van den ‘Verleider’ beschouwt, als de categorische imperatief van het gevoel; het is dat ‘passioneel mysticisme’, zoals Seillière het in zijn studie over Balzac et la morale romantique noemt, dat den Hollander op den duur afwijzend deed staan tegenover de Franse romantiek.Ga naar voetnoot2) Wij schuwen de passie, wij | |||||||
[pagina 329]
| |||||||
schuwen alle zielsexpansies, voor zover die niet in de religie tot uiting kunnen komen. Maar het is ook het ‘esthetisch mysticisme’, wel nooit volledig door Balzac beleden, maar waartoe hij in zijn sterkste momenten toch scheen over te neigen: die overtuiging, die tenslotte zijn formulering zou vinden in Gautiers ‘l'art pour l'art’. Want wat Taine van het Engelse publiek opmerkt, geldt ook voor Holland: ‘Wij gedoogen niet dat een man alleen kunstenaar zal zijn’. En Balzacs levenscultus? Voorzover wij ons niet in calvinistische levensvrees geheel van deze wereld afwendden met die stugge protestantse ernst, die Balzac, wel niet begrijpend, maar toch met een poging daartoe, enigszins heeft trachten te benaderen in het jansenistische milieu uit de Médecin de campagne, was de hoogste vorm van levensgenieting, die wij hier kenden, een vreedzaam genoegen in rustig materieel leven. Pas in tachtig zal Nederland de leeftijd bereiken, waarop het de levenssmaak zal kunnen savoureren, en het zal er zich dronken aan drinken. Dan zal die generatie mondig worden, die alles even belangrijk schijnt, ‘enkel omdat het leven is, deel van dat bekorende, geheimzinnige, duizendvoudig, verbijsterend wisselende, zichsteeds veranderende en vernieuwende, dat wij leven noemen’.Ga naar voetnoot1) Maar dit is een kort en haast onnatuurlijk opbruisen van elementen, die nauwelijks thuishoren in onze volksmentaliteit, daar in ieder geval altijd een kleine en verborgen plaats hebben ingenomen: Die protestantse mentaliteit, de enige misschien, waar Balzac zich nimmer in zou kunnen leven, ja, waar hij vijandig tegenover stond. Men brenge zich daarvoor slechts die passage uit het voorwoord van het Livre mystique te binnen, waar hij spreekt van ‘les froides négations du protestantisme, croyance de coffres-forts, dogme économique excellent pour les disciples de Barême, religion posée, examinée, sans poésie possible, parce qu'elle est sans mystères’.Ga naar voetnoot2) Want Balzacs katholicisme, voor zover hij het niet als een sociaal stelsel zag, was het katholicisme van de romantiek, een katholicisme, dat sterk overhelde naar | |||||||
[pagina 330]
| |||||||
mystiek, en - gevaarlijk experiment - de rede uit haar dienst wilde bannen.Ga naar voetnoot1) Of dit bij den vader van een Gaudissart wel helemaal uit het hart kwam, is een vraag, die - als de meeste vragen, Balzac betreffende - tegenstrijdig wordt beantwoord. Hoe dit ook zij, zijn mystiek was iets heel anders dan de stille inkeer, zoals men die bijvoorbeeld in de kringen van het ‘Réveil’ kon aantreffen. Bij hem was daar branie bij, hij sprak er graag over, strijdlustig al bij voorbaat, als was hij niet zo erg zeker van zich zelf. En nergens redeneert hij zo graag, als juist bij het onberedeneerbare: de mystiek van Swedenborg en Saint-Martin, maar ook het magnetisme, maar ook zijn geloof aan waarzeggerij, een geloof dat niet veel dieper ging dan bij de eerste de beste werkster, daarom echter niet minder oprecht was. Want Balzac had het materialisme van den kunstenaar, die de idee slechts accepteert door haar te verstoffelijken, voor wien het abstraheren der materie, zoals de theoretische materialist dat doet, een nonsens is.Ga naar voetnoot2) Dat overigens ook fashion een grote invloed op zijn mysticisme gehad zal hebben, ik geef het graag toe. Leefde hij niet in een tijd, dat het onder gelieven gewoonte was elkander de Imitatio Christi ten geschenke te geven?Ga naar voetnoot3)
Balzac de mysticus en de katholiek, maar meer nog Balzac de pantagruelistische levensschepper, Balzac psycholoog, en Balzac de Lebemann, de ‘lion’: het waren evenzoveel kanten van een onuitputtelijke geest, die het kleinburgerlijk Holland van zijn tijd vreemd en verlegen tegenover hem moesten doen staan; psychologische factoren, voldoende om zijn minieme invloed hier te lande te verklaren. Bestonden er ook nog technische factoren? Over het algemeen | |||||||
[pagina 331]
| |||||||
kan men zeggen, dat het Hollandse publiek van Balzacs tijd even gemakkelijk Frans las als zijn eigen taal, gemakkelijker dan Engels, en misschien zelfs gemakkelijker dan Duits. Jarenlang de spreektaal in de meeste gegoede families (en nu nog zijn er, waar zij gesproken wordt), zou zij voor geen auteur ooit een verhindering zijn hier door te dringen. Maar er was nog een ander verschijnsel: De reactie op de Franse overheersing had in de Hollandse geest een schifting teweeggebracht tussen het Franse, dat jarenlang de inslag van ons maatschappelijk leven had gevormd, en het meer specifiek Hollandse (of liever: het niet-Franse) van onze mentaliteit. De Fransman, die er in den Hollander van de 18e eeuw had gestoken, maakte zich los en kwam zodoende buiten het Nederlandse cultuurleven te staan. Zo las men hier dan ook de Franse litteratuur eer als Fransman dan als Hollander, die Frans verstaat, terwijl de Engelse en Duitse romans werden genoten als Hollandse romans geschreven in een vreemde taal. Houdt nu nòg de Hollander in Parijs niet in zekere mate op Hollander te zijn? Dit verklaart, dat men hier, zonder dat er van hypocrisie sprake hoeft te zijn, voortging met de Franse letterkunde te lezen, terwijl de Hollandse geest haar niet meer kon begrijpen, en een afkeer voelde, die zij onder woorden trachtte te brengen in uitdrukkingen als ‘onzedelijk’ ‘ontuchtig’, ‘afstotend’ en ‘afgrijselijk’. Zodat, als een van Kampen angstig de vraag stelt: ‘Is onze afkeer van de letterkundige school, die thans, in spijt van allen goeden smaak, zedelijkheid en welvoegelijkheid, Frankrijk beheerscht, hartelijk en opregt?’Ga naar voetnoot1) de meeste Nederlanders van zijn tijd daar met een goed geweten ja op konden zeggen. Men begrijpt, dat deze splijting van ons appreciatievermogen een onderzoek naar Balzacs invloed op de Hollandse mentaliteit slechts moeilijker en onzekerder maakt, zelfs als men zich zuiver houdt aan de feitelijke gegevens: Deze kunnen verdeeld worden in twee groepen, al naar zij uiting zijn van het primaire invloedsstadium, d.i. het gelezen worden, of van het secundaire, d.i. de reflectie op het gelezene, artikels over of citaten uit Balzac dus. Gelezen is Balzac hier ongetwijfeld, gelezen als een van de bekende auteurs uit de nieuwe Franse school. Wel had men daar | |||||||
[pagina 332]
| |||||||
hier nog niet zo een heel duidelijk beeld van: men noemde hem in een adem met George Sand, Paul de Kock, Jules Janin, Gozlan, Sue, enz. Een van de bekende, maar niet een van de representatiefste, want dan dacht men in de eerste plaats aan Eugène Sue, Hugo, George Sand en Janin. Als Lindo met zijn moraliserenden vriend door de Kalverstraat wandelt, zich ergert aan de lichtzinnige prenten, natuurlijk van buitenlandse makelij, die bastaard-Nederlanders voor hun ramen etaleren, ziet hij niet zonder afkeer bij een boekwinkel ‘de allernieuwste werken tentoongespreid - de Mystères van alle Europeesche hoofdsteden - de wandelende Jood - Reizen van Alex. Dumas, Novellen van Lady Blessington en Georges Sand, van Bulwer, Jules Janin - Paul de Kock - van alle schrijvers à la mode’Ga naar voetnoot1).... Balzac noemt hij niet! En ook de bibliotheek van den pas aangekomen mondainen Haagsen advocaat van Dommel in Jonckbloets Physiologie van Den Haag bevat wel werken van Scott, Victor Hugo, de Lamartine, Les Français, Consuelo van Sand, en andere uitheemse lectuur,Ga naar voetnoot2) maar geen Balzac. Dank zij een verschijnsel, dat door de recente processen over Margaret Mitchells Gone with the wind weer meer actualiteit heeft gekregen, kan men met enige benadering nagaan, in welke mate hij hier dan toch nog wel gelezen werd. Ik raak aan een van de kankers, waardoor in de eerste helft van de 19e eeuw het Europese boekenwezen werd aangetast: de nadruk.Ga naar voetnoot3) Bekend zijn Balzacs felle maar niet geheel belangeloze philippica's daartegen: zijn Lettre aux écrivains français du XIXe siècle, zijn Notes sur la propriété littéraire, om niet te spreken van de talrijke toespelingen en Seitenhiebe door zijn werk verspreid. In dit verband past een niet onaardige anecdote, die ik mij niet herinner bij zijn biographen ontmoet te hebben, wel tekenend voor Balzacs strijdlustigheid, maar ook voor de mate waarin zelfs te Parijs de Belgische nadruk was doorgedrongen: Balzac ziet voor de etalage van een Parijse boekhandel een exemplaar van zijn Illusions perdues liggen, waarvan het uiterlijk hem verdacht voorkomt. Hij begint met zich op te winden, wil al naar binnen gaan, maar bedenkt zich dan. Met een resoluut gebaar slaat hij de ruit in, | |||||||
[pagina 333]
| |||||||
en steekt, ineens weer kalm, het geïncrimineerde boek bij zich. Zoals te begrijpen is, gaat dit niet onopgemerkt voorbij: er vormt zich een kleine oploop om de winkel, maar Balzac loopt rustig door. Ook de argeloze winkelier heeft gerinkel gehoord, en gaat kijken, wat er aan de hand is. Men wijst hem de massale rug van Balzac. De opgewonden man loopt hem na, en pakt hem bij een arm. Een scène. Mee naar de politie! Maar dat wil Balzac niet. Hij biedt aan om in de zaak te blijven wachten, tot er een agent gehaald wordt,.... dien hij dan beminnelijk verzoekt, proces-verbaal op te maken tegen den verbaasden boekhandelaar, als op heterdaad betrapt op het te koop aan bieden van onrechtmatige herdrukken. Men kan zich voorstellen, hoe de auteur van de Contes drolatiques in deze grap gegroeid moet zijn.Ga naar voetnoot1) De omvang van die ziekte, waarvan de haard in België lag, kan niet licht overschat worden. Wel werden ook in de 18e eeuw de Franse auteurs hier systematisch nagedrukt, maar door het beperkter afzetgebied droeg dit toen nog een minder ernstig karakter. Pas in de 19e eeuw krijgt men vooral in België de verbreiding op grote schaal van het Franse boek in goedkope uitgave (voor millioenen wordt er naar de andere landen van Europa en Amerika uitgevoerd). Verschillende vennootschappen worden speciaal met dit doel opgericht. Het wordt een belangrijke bron van inkomsten niet alleen, maar ook van roem. Want langzamerhand ontstaat de sport, deze nadrukken eerder of minstens gelijktijdig met de geautoriseerde edities te laten verschijnen. Een drama van Dumas wordt tijdens de opvoering stenographisch opgenomen, en nog eer de schrijver het manuscript aan zijn uitgever heeft ter hand gesteld, in België gepubliceerd. Men weet op wettige of onwettige manier de drukproeven van nog te verschijnen romans te bemachtigen, geeft als feuilleton verschenen verhalen uit, zodra zij voltooid zijn, jaren voordat de auteur er aan denkt ze in boekvorm het publiek aan te bieden, en toont zich in al die manipulaties van een Amerikaanse ondernemingsgeest. Goedkoopte was het grote argument, dat men aanwendde ter verdediging van die nadrukken: de Franse uitgevers konden voor hun uitgaven zo hoge prijzen vragen als zij wilden, zodat de | |||||||
[pagina 334]
| |||||||
Franse letterkunde praktisch buiten het bereik van den ‘man in the street’ kwam te liggen. Nadruk werd zodoende een daad van democratie. Wel ben ik geneigd dit niet als hoofdmotief van den eerbaren Belgischen uitgever te zien. Maar ook de edele verontwaardiging van de Franse ‘librairie’ krijgt een komisch tintje, als zij zelf op grote schaal het dure Engelse boek gaat nadrukken. Met dat al was verreweg het grootste percentage van de Franse litteratuur, die wij hier in handen kregen, van Belgische of Nederlandse afkomst. Want ook hier drukte men na. ‘G. Vervloet, librairie à la Haye’, was de uitgever, die zich daar speciaal op toelegde. De meeste werken, die in Frankrijk furore maakten, werden bij hem herdrukt; ja, zelfs de Revue de Paris kon men in zijn veel goedkopere kleinoctaaf-uitgave lezen. En ook van Balzac schijnt hij het de moeite waard te hebben geacht, het Hollandse publiek enige romans in herdruk voor te zetten; die dan door onze tijdschriften in naïeve oprechtheid besproken werden, of het werkelijk ging om uitgaven van eigen bodem. Het grootste deel hiervan is op onnaspeurlijke wijze verdwenen, zodat ik me tevreden moest stellen met een stuk of zes titels, die ik hier en daar tegenkwam:
Maar dit was niet de enige wijze waarop hij Balzac in ons land liet lezen. Ook in zijn Revue universelle ou bibliothèque de l'homme du monde et de l'homme politique au 19e siècle verschenen een of meer novellen van Balzac (zoals l'Auberge rouge). | |||||||
[pagina 335]
| |||||||
Bovendien kwam Balzac den Hollander nog langs andere wegen in de oorspronkelijke taal onder de ogen. Het semi-officiële Journal de la Haye, dat naar 18e eeuwse gewoonte zijn lezers in de Franse taal van het publiek gebeuren op de hoogte hield, bracht in 1844 en 1846 feuilletons van Balzac, zonder vermelding van zijn naam, enige weken, nadat deze in de Franse bladen het licht hadden gezien: het eerste deel van Modeste MignonGa naar voetnoot1) en een fragment van de Cousine Bette.Ga naar voetnoot2) Een fragment, want op een goede dag vonden de lezers plotseling op de gewone plaats een nieuw verhaal (ik meen een roman van Richardson, treffende actualiteit!) voorafgegaan door dit merkwaardige bericht: ‘Nous sommes forcés de cesser la publication du nouveau romanfeuilleton intitulé Les Parents Pauvres, que nous n'avions entreprise que d'après la confiance que nous inspirait le nom de son auteur, M. de Balzac, et nous ne voulons pas exposer plus longtemps le lecteur à devoir aller chercher la pensée morale de ce roman à travers des épisodes et des détails que son bon goût et son honnêteté réprouvent’.Ga naar voetnoot3) En dat waar het ‘ergste’ nog moest komen! Men hoeft niet te twijfelen of de meeste lezers hebben zich dadelijk na verschijnen de roman aangeschaft, alleen al om te zien, hoè ver de Franse onzedelijkheid wel zou gaan. Dit flinke optreden van de redactie vond bijval in het bekende tijdschrift van den ex-apothekersbediende Boudewijn, de Tijd, waarin een artikeltje, getiteld: ‘Men moet voorzichtig wezen met De Balzac’, eindigt met de blijde mededeling, dat het Journal de la Haye de publicatie van de Parents pauvres had gestaakt en ‘dat zij zich daartoe genoopt gevoelde omdat zij niet in staat was de zedeleer van dien roman te kunnen doorgronden in de walgelijke onkieschheden die het boek al meer en meer aanbood. Voorzeker eere aan de Redactie!’Ga naar voetnoot4) Ik sprak reeds van het toenemende aantal vertalingen, die in deze eeuw de Engelse auteurs hier introduceerden: Scott, Bulwer | |||||||
[pagina 336]
| |||||||
Lytton, Cooper en natuurlijk Dickens. Dat Frankrijk hierdoor in het gedrang raakte ligt wel voor de hand, maar is toch minder symptomatisch voor de achteruitgang van de Franse invloed, dan men op het eerste gezicht geneigd zou zijn aan te nemen. De doorsnee Hollander zal immers de Franse roman liever in het oorspronkelijk hebben gelezen, in tegenstelling met de Engelse en ook de Duitse. Toch zijn er ook van Balzac hier en daar vertalingen verschenen, maar dat zij zijn naam hier bekender zouden hebben gemaakt lijkt niet waarschijnlijk, te meer, daar zij Balzacs naam vaak zelfs niet vermeldden. Zonder pretentie van volledigheid laat ik er enkele volgen: van allerlei kanten bijeengeraapte titels, die voor Balzacs invloed nauwelijks van belang zijn: Drie tafereelen uit het dagelijksch leven. 1831. (Scènes de la vie privée: Vendetta, Gobseck, Bal de Sceaux. 1830).Ga naar voetnoot1) Meester Cornelius. 1833. (Maître Cornelius. 1832).Ga naar voetnoot2) Père Goriot. Een Parijsch verhaal. 1835. (Le Père Goriot. 1835).Ga naar voetnoot3) Plattelandsgeneesheer. Schoonhoven, 1837. 2 dln. (Médecin de campagne. 1833).Ga naar voetnoot4) De raadselachtige vreemdeling. 1841. (Une épisode sous la Terreur. 1830).Ga naar voetnoot5) Bovendien biedt in 1837 een Haarlems uitgever Le lys dans la vallée ter vertaling aan,Ga naar voetnoot6) maar - al weer geen symptoom van | |||||||
[pagina 337]
| |||||||
populariteit - hij bedenkt zich tenslotte en ziet van de uitgave af. Misschien had daar wel een te gering succes van de Plattelandsgeneesheer schuld aan. Overigens vestig ik er de aandacht op, dat de twee enige werken van Balzac, die den Hollandsen uitgever konden verlokken tot een op zich zelf staande vertaling juist de Médecin de campagne en Le Lys dans la vallée zijn; de twee romans, waarin Balzac zich het meest heeft beijverd ook door den puritein gelezen te kunnen worden: De Médecin de campagne, waar de liefde slechts een secundaire rol speelt, en van hartstocht geen sprake is, en Le lys dans la vallée met zijn haast pathologisch kuise heldin. Waarschijnlijk heeft de Haarlemse uitgever deze laatste roman toch niet aangedurfd van wege zijn schrijnend realisme aan het slot. Want, dat hij de tragische strijd van Mme de Mortsauf tegen haar intens sensuele natuur zal hebben begrepen, zoals een Alain die ontleedtGa naar voetnoot1).... ik vrees, dat wij zóveel psychologisch inzicht bij een Hollands uitgever van die tijd niet moeten zoeken. Naast deze indirecte gegevens bestaan er ook nog enkele rechtstreekse uitingen over Balzac, symptomen dus van wat ik het tweede invloedsstadium noemde. Zij bestaan, maar schaars. Het zijn enige besprekingen in het Letterlievend Maandschrift en andere recenserende tijdschriften, een enkele anecdote hier ot daar, en een terloopse vermelding van zijn naam in verband met de Franse romantiek. Door het beperkte materiaal moet men buitengewoon voorzichtig met conclusies zijn. Zo blijkt bijvoorbeeld de redacteur van het Letterlievend Maandschrift van Balzacs roem geheel op de hoogte te zijn,Ga naar voetnoot2) terwijl de Recensent en het Letterkundig magazijn niet laten merken, ooit van hem gehoord te hebben. Een ander is weer van oordeel, dat hij niet de minste van ‘de nieuwe Fransche school’ is.Ga naar voetnoot3) Over het algemeen krijgt men de indruk, dat zijn naam hier bekend was zoals die van een | |||||||
[pagina 338]
| |||||||
Paul de Kock, waarmee men hem wel graag koppelde, of van Gozlan. Het Hollandse publiek werd dan ook wel eens wat zonderling op de hoogte gehouden van het litteraire leven in Parijs. Zo geeft in de jaren, dat Balzac zijn Médecin de campagne, zijn Eugénie Grandet, zijn Recherche de l'absolu, zijn Femme de trente ans en zijn Père Goriot publiceerde, het Leeskabinet een ‘Toestand der letterkunde te Parijs’, die aanvangt met deze merkwaardige regels: ‘De letterkunde slaapt hier; de walgelijkste producten der laatste jaren hebben hunne korte loopbaan afgelegd’.Ga naar voetnoot1) In 1847 vernemen wij van zekeren Darnley, dat Balzac ‘bij alle Françaises zoo door en door bekend is om zijn satirieke novellen’, en als het meest kenmerkende van den armen Honoré vertelt hij ons, dat hij zeer weinig achting heeft voor de waarheid: ‘Hij is zeer woordenrijk en zijne schriften hebben wel iets van die des bekenden barons van Münchhausen, zoodat zij bijna zich zelf weêrspreken.’Ga naar voetnoot2) De meeste besprekingen, voor zover zij er dan nog zijn, luiden vrij gunstig. Zo van de Tafereelen van het dagelijksch leven, die hier wel in de smaak vallen, althans bij de critici. Aan de andere kant zijn er weer bijdragen van Balzac in de Revue de Paris, die de hoge goedkeuring van het Letterlievend Maandschrift niet kunnen wegdragen, omdat zij te veel ‘den lossen toon der tegenwoordige Fransche Literatuur ademen’,Ga naar voetnoot3) of al te realistisch zijn, zoals Les Marana, immers: ‘Al wat waar is mag juist niet beschreven worden’.Ga naar voetnoot4) Dat is de zelfde toon, als waarop van Kampen in zijn geschiedenis van de Europese letterkunde dat hele romantische kringetje terloops afmaakt, máár.... ook de toon, waarop nog in de 20e eeuw verschillende Franse critici over hem zullen spreken! Betere pers krijgt, wij zouden het verwachten, de Médecin de | |||||||
[pagina 339]
| |||||||
campagne: ‘Zoo er eenige roman de naam van welgeschreven en nuttig verdient, het is deze Médecin de Campagne van de Balzac; zoo wij ons niet grootelijks bedriegen, gemodelleerd naar de in Engeland en elders met zooveel toejuiching ontvangen Contes sur l'économie politique van Miss Harriet Martineau (curieus, deze Franse titel!) De Balzac heeft echter haar schrijftrant zoodanig gevolgd, dat zijn werk geheel eigen vinding blijft.’Ga naar voetnoot1) De vertaler uit Vere, die al wel eens meer wat van Balzac gelezen had - maar dat waren dan meest van die Franse lichtzinnigheden, ‘niet alleen stootend voor het kuische oor, maar ook hoofdzakelijk onzedig’,Ga naar voetnoot2) - heeft hieruit de moed geput deze catechismus van een sociaal Katholicisme met zorg en eruditie te vertalen: de eerste en laatste serieuze vertaling van Balzac in de 19e eeuw. Tot 1906 zal het duren, voordat de Schartens L'enfant maudit, dat juweeltje van tere romantiek, in mooi Nederlands van Balzacs tijd overbrengen, maar dat was bestemd voor een ander, voor een ‘Jong Holland’. Toch werd ook vóór 1906 Balzac hier reeds gelezen en naar waarde geschat. Dat begint omstreeks 1875 met de moderner appreciaties van Jan ten BrinkGa naar voetnoot3) en anderen, en neemt toe met de invloed van Zola, door wiens bemiddeling eerst de volle aandacht op Balzac werd getrokken.Ga naar voetnoot4) Maar in 1850 zijn wij nog lang niet zo ver, en als hij door zijn dood de glans van actualiteit heeft verloren, verdwijnt hij bijna totaal van de Hollandse gezichtskring. Waar | |||||||
[pagina 340]
| |||||||
hij tevoren tenminste nog als trawant van dat rumoerige Franse troepje enige bekendheid had bezeten, en van tijd tot tijd ook wel gelezen werd, was hij voor de mannen, die in het derde kwart van de eeuw Neerlands letterkunde zouden vertegenwoordigen, zelfs geen naam meer. Wel suggereert Jonckbloet zijn invloed op den schrijver van Klaasje Zevenster,Ga naar voetnoot1) en inderdaad worden in dat apologetische hoofdstuk van het elfde boek theorieën verkondigd, die men ook telkens in de Préfaces van de Comédie Humaine aantreft, maar van Lennep geeft naar mijn weten nergens uiting aan een kennis van Balzac, waaruit men die invloed zou mogen concluderen. Wel leest de achttienjarige Quack in 1852 ‘de zonderlinge hallucinaties, die Frankrijks grootste romandichter voor zijn beste vrienden had opgetekend’,Ga naar voetnoot2) en blijft hij ook in zijn verdere leven een enthousiast bewonderaar; maar in die jaren behoort hij ongetwijfeld nog tot de uitzonderingen, en is hij zeker niet representatief voor de Hollandse geestesgesteldheid. Typerender daarvoor is de appreciatie van Potgieter, Hollander in hart en nieren, ook al moge hij zijn Holland anders, beter gewenst hebben. ‘Warmte’ is het, die hij mist in Balzac, en ‘gemoed’.... ‘Met Shakespeare's menschheid is nog vrede te hebben, maar met die van de Balzac? Talent bezat hij ongetwijfeld, maar die erkenning is een aalmoes voor iemand, die aanspraak maakt op genie.’Ga naar voetnoot3) Dit schrijft hij aan Huet naar aanleiding van enige brieven, waarin deze zijn bewondering uitspreekt over romans als de Parents pauvres en le Père Goriot.Ga naar voetnoot4) Merkwaardig, die brieven van den groten francophiel! Nog in 1872 schrijft hij, dat Balzac bijna geheel nieuw voor hem is. ‘Dumas en Sue las ik in mijn studententijd vrij ijverig; maar ik weet niet welk toeval gewild heeft dat al de beste romans van Balzac mijn neus voorbijgegaan zijn.’ Wij weten, dat hier van geen geen toeval sprake hoeft te zijn. Maar niet minder curieus blijft | |||||||
[pagina 341]
| |||||||
het - en Prof. Tielrooy in zijn studie over Huet et la littérature française komt hier ook telkens op terug, - dat er in heel die omvangrijke collectie causerieën, waar de Fransen toch waarlijk niet vergeten zijn, nauwelijks een paar pagina's aan Balzac zijn gewijd.Ga naar voetnoot1) In het zelfde jaar, dat hij die brieven schreef, kregen de lezers van de Gids een portret onder de ogen, dat trek voor trek dat van Balzac scheen te zijn en Rodin had kunnen inspireren voor zijn meesterwerk: ‘B. was het toonbeeld van kracht. Zijne zware en breede gestalte, zijn forsch hoofd, omhuifd door donkere leeuwenmanen, zijne ruw gebeitelde trekken, zijn flink, open voorhoofd, zijne vierkante houding, zijne versmading van alles, wat naar netheid en vormelijkheid zweemde, zoowel in kleeding als in gesprek en gebaar, gaven den onweerstaanbaren indruk eener machtige persoonlijkheid en van een exuberante levenskracht. Den stempel van het genie droeg hij, zoo niet uitsluitend dan toch hoofdzakelijk, in de schranderheid en levendigheid zijner oogen. Vergeefs zoekt men in die figuur de sporen van grieksche cultuur, vergeefs spiedde men om dien mond den fijnen glimlach van de aristocratie des geestes, dien glimlach, dien men ziet en niet hoort. Bij B. klonk de homerische lach door het gansche vertrek en deed tafel en stoelen dreunen. Welk een prachtig, onbehouwen blok van het zeldzaamste en kostbaarste marmer!’Ga naar voetnoot2) Helaas was het Bakhuizen van den Brink, dien Zimmerman hiermee wilde tekenen! Zodat men mag zeggen dat het beste, wat de Balzac-litteratuur van vóór tachtig heeft opgeleverd.... voor een ander was bestemd! Schaars gelezen, nauw bekend, dat was in Nederland het lot van dien schepper ener wereld, die, wie haar eenmaal betraden, niet licht meer verlaten! Als tenslotte van Oordt in 1846 een lezing houdt over de roman van Sue, eindigt hij - Balzac zou dit zeker als het schrijnendste symptoom van onbekendheid hebben beschouwd! - met een roep, zonder hoop, naar een ‘Comédie humaine’, vier jaar, nadat het bekende Avant-propos | |||||||
[pagina 342]
| |||||||
daartoe was verschenen: ‘Eene eigenlijke geschiedenis der geheele menschelijke maatschappij, waarin alle standen en klassen derzelve vertegenwoordigd worden, waarin derzelver verschillende toestanden, in betrekking ook tot het algemeen, tot de regering, tot de wetten, tot de stoffelijke en geestelijke goederen der volken of des tijds worden voorgesteld; waarin alzoo aan elken mensch als zoodanig zijne persoonlijkheid regt geschiedt, en niet verreweg het grooter deel der maatschappij alleen als de lijdelijke doode stof der geschiedenis beschouwd, maar als belangrijk deel van 't geheele organismus voorkomt en in het leven geroepen en werkzaam is, zulk eene bestaat er niet; en ik zal niet beweren, dat zij gemakkelijk bestaan kan of wij haar eenmaal te verwachten hebben.’Ga naar voetnoot1) In dat zelfde jaar verschenen Les comédiens sans le savoir en het eerste deel van de Parents pauvres!Ga naar voetnoot2)
Huib Drion |
|