zullen Duitschland en Italië hunnerzijds de grenzen van Tsjecho-Slowakije garandeeren’, is duidelijk.
‘Accoord’, ‘vonnis’, ‘garantie’, ‘definitieve vaststelling van grenzen’, ‘arbitrage’, het zijn alle woorden, en verba valent usu. Wat zij in dit verband beteekenden is niet anders dan ‘dictaat’ en ‘eerste phase’ in het ‘dynamisch’ proces der overweldiging van Zuid-Oost en Oost-Europa (moge het daarbij blijven) door de teutoonsche macht.
Hitler heeft verzekerd, aan wie het maar hooren wilde, dat hij (in Europa) volledig was voldaan, geen territoriale wijzigingen meer nastreefde en bereid was over alles wat den Europeeschen vrede raakte, met Groot-Brittannië te overleggen. Zijn woorden en beloften zijn echter Duitsche valuta. Evenals de mark in den naoorlogschen tijd, is de verzekering van Hitler's vredelievendheid reeds zoo veelvuldig afgegeven en ijdel gebleken, dat het publiek ze niet anders dan argwanend meer aanvaardt. Doch evenmin als bij de voormalige mark, is de innerlijke waardeloosheid van het Führerwoord van den aanvang af ten volle beseft. De volledige ‘Entwertung’ van de toezeggingen en beloften der huidige Duitsche machthebbers is eerst thans aan het licht getreden. In de eerste helft van Maart heeft zich in Midden-Europa een veroveringsactie voltrokken, welker snelheid evenmin als hare trouweloosheid in de Europeesche geschiedenis haar weerga heeft. Het is nutteloos hierbij naar ‘gronden’, ‘redenen’ of ‘motieven’ te zoeken, evenals het nutteloos is, zich de vraag te stellen wat nu wel de ‘juridische’ status van het afgekondigde Duitsche ‘protectoraat’ over Bohemen en Moravië of de ‘volkenrechtelijke positie’ van het ‘zelfstandig’ blijvende Slovakenland worden zal. Elk woord, dat aan recht of gerechtigheid herinnert is, in dit verband, bespottelijk. Men vraagt den jurist niet wat hij denkt van de Bartholomeus-nacht, men vraagt hem ook niet zijn oordeel over wat met Tsjecho-Slowakije is geschied.
De verachting en verontwaardiging, die overal, waar niet elk elementair behoorlijkheidsgevoel reeds in de kiem is gesmoord, tot uiting is gekomen, heeft zich vooral tot de Duitsche leiders gericht. Toch zijn, dunkt mij, tenminste twee medeplichtigen aan het misdrijf nog verachtelijker te noemen: