| |
| |
| |
Psychologie van de Mexicaan
Een wijsgeer beoordeelt zijn landgenoten
Wat weet men in Europa van México met zijn vulkanische onrust en zijn onophoudelijke revoluties? En wat van het belangrijkste product van het land, van de mexicaanse mens? Men kent het prettige bravour van de film ‘Viva Villa’, - Martín Luís Guzmàn die bezig is aan een uitvoerig boek over Pancho Villa, met wie hij jarenlang heeft opgetrokken, vertelde mij dat de caudillo heel anders was dan de film hem typeert, - en in het gunstigste geval kent men ook nog Eisenstein's ‘Storm over México’, prachtig van natuurschildering, pathetisch en.... onsamenhangend. In de films komt de psychologie van de mexicaanse mens al heel weinig tot haar recht. In de romans die de markt overstromen, is dat zelden beter; zelfs niet in de beste. ‘The plumed serpent’ van D.H. Lawrence, een boek dat ik om vele redenen bewonder, bevat omtrent de mexicanen slechts esoterische waarheden; het oog van de dichter is als dat van de diepzee-vissen, het ziet op essentieel andere wijze dan dat van gewone aardbewoners; het geeft een vervormd beeld, ofschoon in hoge mate adaequaat. En ‘The woman who rode away’ is slechts een fantasie, tegen een fantastisch-geconstrueerd décor van México. Men leert de werkelijke karakteristieken van een volk ook eerst na jarenlange omgang kennen, en zelden getroosten schrijvers zich de opofferingen van zulk een langdurige omgang. Het zouden de mexicaanse romanciers kunnen zijn, die ons de geheimen van zulk een incomfortabel land onthullen. Doch zover is men nog niet; de mexicaanse romankunst verkeert nog in statu nascendi. Zij moeten de werkelijkheid van het land nog leren zien; ik ken geen drie mexicaanse romanschrijvers die daartoe al op bevredigende wijze in staat zijn.
| |
| |
Zo moeten wij tenslotte bij de wijsgeren en psychologen terechtkomen, om tenminste enigszins ‘objectieve’ waarheden te vernemen. Keyserling heeft in zijn Zuid-Amerikaanse meditaties treffende waarnemingen vastgelegd; de beschouwingen die hij daaraan heeft vastgeknoopt, schijnen echter van minder belang. Wat hij zegt, slaat overigens meer op Latijns-Amerika in het algemeen, dan op México in het bizonder. En hetzelfde geldt ook van André Siegfried's uitstekende studie van het Zuidelijk continent, die in klaarheid en doordringingsvermogen zijn bekender werk over Noord-Amerika evenaart.
Beide schrijvers echter zagen met europese ogen, hetgeen in vele opzichten natuurlijk een voordeel, maar in vele andere ook weer een nadeel is. Immers deze soort van ‘Völkerpsychologie’ is nauwelijks compleet te denken zonder een grote dosis ‘zelfschouw’. Wat dus hier op neer komt, dat men de laatste onthullingen van het mysterie eerder van de Amerikanen zelf, dan van vreemdelingen verwachten mag.
Het kan dan ook niet verwonderen, dat de opmerkelijkste dingen over de mexicaanse psyche tot nu toe gezegd zijn door twee mexicaanse wijsgeren, die beide typische vertegenwoordigers van hun land zijn. Een van hen, - de bekendste, - is José Vasconcelos, ex-professor, ex-minister van onderwijs, excandidaat voor het presidentschap, thans in vrijwillige ballingschap als schrijver levend (dus ook ex-balling), wiens getuigenis wij juist vanwege dit vele ‘ex’ moeten wraken, hoe interessant hij ook verder als persoonlijkheid is. Hij had een übermensch moeten zijn om zonder ressentimenten te kunnen oordelen over zijn vaderland, waarmee hij niets meer wil te doen hebben. Bovendien is zijn eenzijdigheid en chauvinisme even bekend als zijn goede eigenschappen. Zijn stokpaardje is, dat alle goede kwaliteiten in de Mexicaan afkomstig zijn van diens spaanse voorouders, terwijl alle slechte van ‘Huichilobos’, de aztekische krijgsgod stammen, en dus van indiaanse herkomst zijn. Een van de boekdelen van Vasconcelos' autobiografie die in de laatste jaren bezig is te verschijnen, draagt de titel van ‘Ulisses criollo’, - de creoolse Ulysses, - en dat woord ‘creools’ drukt bij hem meer misprijzen en zelfs verachting uit, dan geloof in de rassenvermenging die aan zijn volk, en aan dat van geheel Amerika het aanzijn gegeven heeft. Zijn opvattingen in deze lopen,
| |
| |
evenals zijn politieke meningen, merkwaardig parallel met die van de ‘arische’ nationaal-socialisten.
Rest het oordeel van de man, die ik hier als kroongetuige zou willen aanvoeren, en wiens gematigd oordeel en wijsgerige evenwichtigheid ik in onze persoonlijke omgang heb leren kennen. Het is dat van de nog jonge filosofie-professor aan de Universiteit van México, dr. Samuel Ramos, een van die bescheiden en gesloten figuren welke zeldzaam zijn in het lawaaierige, van de ene dag in de andere levende Latijns-Amerika; zeldzaam ook om hun veelzijdige oriëntatie en de oprechte waardigheid waarmee zij hun moeilijk standpunt innemen ‘au dessus de la mêlée’.
Samuel Ramos is een fenomenoloog, die aan vele europese universiteiten gestudeerd heeft, en wiens aanleg daardoor in staat gesteld is zijn eigen land tijdens de jaren van terugkeer met de nodige ‘objectiviteit’, - dat is: zonder overschatting en zonder onderschatting te beoordelen.
Dit oordeel, zeker niet aangenaam of vleiend voor zijn landgenoten, heeft hij neergelegd in een boek getiteld ‘El perfil del hombre y de la cultura en México’, dat een viertal jaren geleden verschenen is (Imprenta mundial, México 1934) en dat ondanks alle beroering die het heeft teweeggebracht, of misschien juist tengevolge daarvan, thans al moeilijk meer verkrijgbaar is. Voor de critische lezer is het merkwaardigste aan de schrijfwijze van dit boek, dat de rustige, koele toon waarin het is gehouden, toch nog het gevoel van smartelijke beklemming laat bespeuren, dat de schrijver moet beheerst hebben bij het formuleren van de resultaten van zijn onderzoek. Want uiteraard is de diepste kern ervan een zelf-onderzoek geweest, en moest het strenge oordeel over het volk waartoe hij behoort, ook een zelfbeoordeling zijn. Dat Ramos hiervoor niet terugschrikt is, (zijn moed herinnert aan die van Martín Luís Guzmàn bij diens beschrijving van politieke karakters in zijn romans), en het aangedurfd heeft zulke pijnlijke en persoonlijke waarheden onder het oog te zien, dankt hij m.i. meer nog dan aan zijn wijsgerige scholing, aan zijn grondige kennis van de verschillende psycho-analytische methoden, die hem gemaakt hebben tot een ‘averti de l'inconscient’, - tot iemand die de voetangels en klemmen van zijn eigen innerlijk maar al te goed kent.
Hoe luidt nu zijn analyse van de Mexicaan?
| |
[pagina t.o.72]
[p. t.o.72] | |
Prof. Dr Samuel Ramos, Mexico
| |
| |
Begrijpelijkerwijze gaan in een résumé veel van de finesses verloren, die nodig zijn om een goede psychologische beschrijving de onontbeerlijke behoedzaamheid en algemene geldigheid te verlenen. Ook op de argumentatie die hier achterwege blijft, komt het voor een goed deel aan. Doch de conclusies waartoe Samuel Ramos geraakt, zijn voor zover ik het vermag te beoordelen, maar al te juist. En dat is de hoofdzaak.
Zijn grootste fout, zegt hij, heeft de Mexicaan begaan bij zijn haastig overnemen van vreemde cultuurgoederen, tussen twee revoluties in, na de onafhankelijkheidsstrijd die een einde maakte aan het koloniale bewind. In die omstandigheden vond hij geen tijd tot assimilatie, en stelde hij zich tevreden met nabootsing. In de overgenomen vreemde cultuur had hij noch geloof, noch vertrouwen, hetgeen vóór alles leidde tot zelf-kleinering. De revoluties zelve waren de consequenties van de breuk welke lag tussen de mooi-geformuleerde ‘wetten’, die slechts op een wilde imitatie berustten, en de ‘realiteit’, die aan haar eigen wetmatigheid gebonden, bijna altijd illegaal moest zijn. Dit laatste staat zeker voor een goed deel op rekening van het mexicaanse individualisme dat van Spaanse herkomst is, en dat in Latijns-Amerika aanvankelijk geleid heeft tot de formatie van allerlei kleine ‘Spanje's’.
Dan is er natuurlijk ook het grote conflict tussen de complexen die te danken zijn aan de inlandse geboorte, (de meeste moeders waren autochtoon), en andere, afkomstig van de spaanse cultuur, die gewoonlijk van vaderszijde is ingevoerd. Kenmerkend voor het indiaanse element is het conservatisme, dat het duidelijkst in de kunst valt waar te nemen. De indio is geen kunstenaar, maar een begaafd vakman, die op kunstige wijze traditionele vormen weet te herhalen en na te bootsen. Samuel Ramos spreekt dan ook met recht van het ‘egypticisme’ van de inboorlingen-kunst.
De veranderingen in het mexicaanse cultuurleven werden ingevoerd door een dynamische minderheid van Spanjaarden en andere vreemdelingen. Bij de vermenging der rassen is de breuk ontstaan in de cultuur, waaraan Mexico tot op heden nog laboreert.
Geheel in tegenstelling met Vasconcelos stelt Samuel Ramos vast, dat het de mesties geweest is, die in de vorige eeuw het best de situatie heeft gevat. Het terrein van diens voorkeur was, en is
| |
| |
nog: de politiek! Daarbij werd hij in zijn afweer van Spanje geleid door zijn bewondering voor Frankrijk, zodat het deze republiek was, en niet het politiek meer geavanceerde Engeland, dat in staatkundig opzicht werd nagebootst. Het franse positivisme kwam de oude religie op eigenaardige wijze vervangen; men aanvaardde niet de geest maar de letter, wat weer kenmerkend is voor nabootsing die de plaats van assimilatie inneemt. Sindsdien wordt México beheerst door het fetichisme van de woorden. Men heeft er bijvoorbeeld steeds gesproken van de Grondwet, die niettemin dagelijks verkracht werd. Dit is trouwens een algemeen verschijnsel in Amerika; de republieken zijn er zeer ‘latijns’, doch ze missen een innerlijk leven en brengen noch lyrici, noch mystici voort. Hun uiterlijk leven is er echter des te brillanter om, en Keyserling heeft al vóór Ramos opgemerkt, dat het aan een grote mate van ‘raffinement’ te danken is, dat men Frankrijk hier zo goed heeft kunnen aanvoelen.
Wanneer Samuel Ramos tot een beschouwing van de meer intieme zijde der mexicaanse psyche wil komen, put hij zich eerst bladzijdenlang uit in verontschuldigingen, dat hij dit thema aanroert. Dat is al heel betekenisvol voor deze psyche en haar bizondere eigenschappen! Het is dan ook het minderwaardigheids-complex dat volgens hem het sterkst tot uiting komt bij het onafhankelijk geworden volk van México. Dit is het typische euvel van een ‘jong volk’. De mexicaan is niet inferieur, - Ramos is een te goed filosoof om dat van welke natie ook te willen beweren, - maar hij voelt zich inferieur, en dat is al genoeg. Dit inferioriteitsbesef maakt hem ook zo overgevoelig voor critiek; een enkele blik in de hedendaagse dagbladpers van het land is trouwens voldoende om dit onmiddellijk te laten bemerken. Op alle, nog zo welgemeende critiek uit het buitenland wordt hatelijk gereageerd. Men verwacht slechts bewondering, omdat men aan zichzelf twijfelt. Het minderwaardigheidsgevoel brengt ook de opvallende verheerlijking van de mannelijke ‘potentie’ mee, die hier vooral onder de lagere bevolking gangbaar is. Zoals in de middenstand het wantrouwen uit onmacht, en bij allen het gebrekkig zien van de realiteit, het vluchten in lege formules en in een zinloos formalisme. Ook dit brengt een algemeen wantrouwen mee, dat niet ‘principieel’ is, want de Mexicaan houdt er geen principes op na, maar irrationeel. Hij
| |
| |
is de verpersoonlijkte negatie, maar desniettemin allesbehalve een idealist.
Allen werken slechts voor het onmiddellijk heden; de Mexicaan kent geen ‘toekomst’.... uit wantrouwen! Dientengevolge is zijn wereld chaotisch en voert hij zijn strijd in het wilde weg. Niemand neemt zich tijd voor een jarenlange systematische opbouw van iets met toekomstwaarde. Ikzelf kreeg al gelegenheid op te merken, dat iedereen hier een ‘ex-’ is. (‘Un ex sin éxito’, - zonder succes).
Ook de overgevoeligheid welke hier symptomatisch is, wortelt in wantrouwen. En daardoor ontstaat weer voortdurend ruzie; men verkeert in onzekerheid omtrent zichzelf, vindt geen innerlijke harmonie, toont zich nerveus, slecht gehumeurd, wordt snel toornig en violent. Zo vormen zich de uiterlijke kentekenen van gepassioneerdheid, agressiviteit, krijgshaftigheid uit zwakheid. Terwijl de algemene vitaliteit van de Mexicaan toch zwak is.
Dit geldt het meest van al voor de brede volksmassa, waarbij een uitzondering gemaakt moet worden voor de 7 millioen nog ‘zuivere’ indianen, die zoals Samuel Ramos het treffend uitdrukt, een zwijgend koor vormen bij het mexicaanse drama; hun functie is vooralsnog uitsluitend die van een catalysator.
De burgerij uit deze eigenschappen het liefst in een nogal querulant nationalisme. In zijn aangeleerde zelfbeheersing introverteert de burger, om zijn wens-Ik te laten overheersen bij de indruk die hij naar buiten wil maken. In werkelijkheid doet hij echter niets om het reële Ik aan het wensbeeld te doen beantwoorden; hij speelt slechts comedie. Daarom kent de mexicaanse burger ook geen verering; hij aanvaardt gaarne de kwalificatie van ‘individualist’ en is het sterkst in zijn negatieve critiek op anderen.
De natie als geheel voert voorlopig nog een strijd tegen haar eigen bestemming. Nog steeds domineert de Kerk steden en dorpen, niet slechts in hun silhouet. Maar innerlijk huldigt de Mexicaan alleen een zeer abstract Katholicisme: zonder God, zonder kerken, zonder dogma's. Door het positivisme is een vergoddelijking ontstaan van de wetenschap. Maar er wordt nog geen werkelijke wetenschap gecreëerd; de Mexicaan staat nog tussen Kerk en heidendom, het positivisme werkt hier eerder als ‘negativisme’.
| |
| |
Dit alles klinkt niet bepaald vleiend, en ook niet al te hoopvol. Toch ziet Samuel Ramos meer en meer verbetering komen in de laatste jaren, en geeft hij goede richtlijnen aan voor onderwijs en volksopvoeding, die zullen moeten leiden tot een soort van nationale karaktervorming. De veelvuldige mislukking van alle nabootserij voert tenslotte toch tot de cultus van het werkelijk eigene. Dan zullen ook de ressentimenten tegenover al het buitenlandse wegvallen, en zal Mexico in staat zijn tot een grondige assimilatie van die westerse cultuurwaarden welke bruikbaar zijn voor land en volk. Er heeft nog geen oordeelkundige selectie van de europese cultuur plaatsgevonden; dat is thans de eerste taak die aan de orde komt.
Tot zover de mening van de moedige mexicaanse professor, een mening die de rustigste en best-georiënteerde geesten hier hebben moeten onderschrijven, en die men dagelijks aan duizend kleinigheden van het openbare en het particuliere leven kan verifiëren. Een dergelijke mening te vormen en te uiten, is een daad van niet geringe geestelijke moed en zelfcritiek geweest. Ik ken geen analoog werk van een hollands schrijver over Holland, en een Samuel Ramos zou het tussen onze zelfverzekerde dijken en duinen zwaar te verantwoorden krijgen. Zijn manmoedigheid en klaar inzicht zijn waarborgen voor de positieve zijde van het mexicaanse volkskarakter, dat hij toch ook representeert. Een ‘jong’ volk bezit al de mogelijkheden en onmogelijkheden van een kind. Het is zeker dat Latijns-Amerika, en México in het bizonder, in de toekomstige wereldconstellatie een steeds grotere rol zal gaan spelen; wanneer het eens tot volle wasdom geraakt, zal de karakterschets van volk en individu stellig ook veel meer positieve elementen kunnen bevatten, dan thans nog het geval is.
Albert Helman
|
|