De Gids. Jaargang 102
(1938)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Ideaal en werkelijkheid in de buitenlandsche politiek van Woodrow Wilson
| |
[pagina 164]
| |
krachtig tot hen kunnen spreken als tot de Centralen.’ House rekende erop, dat het aanbod door de Geallieerden aanvaard, en door de Centralen afgeslagen zou worden. ‘Dan konden we zoodanig aandringen, dat het kwam tot verbreking van de diplomatieke betrekkingen, en later kon de geheele kracht van onze regeering, en misschien van ieder ander neutraal land, tegen hen geworpen worden’Ga naar voetnoot1). Thans gaf Wilson hem toestemming in te gaan op Grey's suggesties aangaande een voorstel tot vredesonderhandelingen. Hoewel hij zich niet formeel kon noch wilde bindenGa naar voetnoot2), was daarbij toch sprake van een Amerikaansche interventie in geval van weigering der Centralen. Klaarblijkelijk beschouwde hij thans hun oorlogsdoeleinden wel, en die der Geallieerden niet als beletsels voor den vrede. Wilson meende stellig, dat Amerika's dreiging met interventie voldoende zou zijn om de Centralen tot onderhandeling op een grondslag, die in hoofdzaak aan de wenschen der Geallieerden beantwoordde, te nopenGa naar voetnoot3). Immers hij was overtuigd, dat de volken van Europa voor de toekomst ‘veiligheid’ zouden verlangen, en dat allen met de waarborgen daarvoor zouden instemmen: een volkenbond ter handhaving van den vrede, ontwapening te land en ter zee, en de ‘vrijheid der zeeën’, dat wil zeggen: onbelemmerd handelsverkeer voor oorlogvoerenden en neutralen in geval van oorlog. Hij hoopte door zijn bemiddeling een vredesconferentie der oorlogvoerende mogendheden tot stand te brengen, waar de vaststelling der grenzen, de schadeloosstellingen enz. geregeld zouden worden; uitdrukkelijk verklaarde hij aan Bernstorff, dat Amerika in die dingen geen belang stelde, doch zelf alleen aan | |
[pagina 165]
| |
een ‘tweede conferentie’ wenschte deel te nemen, waar de algemeene beginselen der toekomstige wereldorde zouden worden opgesteldGa naar voetnoot1). Op welken grond berustte zijn vertrouwen, dat hij dit ambitieuze programma zou kunnen verwezenlijken? Het was Amerika's economische kracht, die het in zijn oogen een overwicht over Europa verschafte - hoezeer dat overwicht op dit oogenblik ook ontbrak. In zijn jaarlijksche boodschap aan het Congres luidt het: ‘Wij hebben terzijde gestaan, zorgvuldig neutraal. Het was onze duidelijke plicht dit te doen. Om een algemeene ineenstorting te vermijden was het noodig, dat een grens getrokken werd aan de uitwerking van den vernietigenden oorlog, en dat een deel van het groote gezin der volkeren de methoden des vredes in stand hield, al was het alleen maar om een gezamenlijken economischen ondergang te voorkomen. Op den dag van herstel en herademing zullen wij, naar wij ernstig hopen en gelooven, oneindig nuttige diensten kunnen bewijzen’Ga naar voetnoot2). ‘Amerika zal gedwongen worden, of het wil of niet, in de decennia die voor ons liggen de wereld met haar economische leiding en hulp te dienen. Het is heerlijk te bedenken welke idealen achter die hulp zullen staan. Economische hulp is op zich zelf niet noodzakelijkerwijze verdienstelijk. Het is gewettigd geld te verdienen, maar het is niet iets ideaals. Geld brengt macht met zich mede, macht, die goed of kwaad gebruikt kan worden; en het moet de trots van Amerika zijn, zijn geld altijd voor het hoogste doel te gebruiken’Ga naar voetnoot3). Maar hij was gaan inzien, dat geld alleen niet voldoende was om invloed in de wereld te waarborgen; meer en meer was het duidelijk geworden, dat Amerika ook de militaire macht niet missen kon, die het tot nu toe te eenenmale ontbeerde. In dit opzicht heeft de president eerst laat gevolg gegeven aan den drang van een belangrijk deel der openbare meening, die reeds maandenlang door de Republikeinsche partij werd uitgebuit en die geleid had tot de vorming van particuliere oefenkampen, waarbij Theodore Roosevelt een groote rol speelde. Nu de presidentsverkiezing van 1916 in zicht kwam, werd het zeer wenschelijk, dat Wilson deze in stijgende mate populaire beweging tot de zijne maakte. Te meer klemde dit, nu de machteloosheid van Amerika's diplomatie ten gevolge van zijn militaire | |
[pagina 166]
| |
impotentie steeds duidelijker bleek. In zijn congresrede kondigde hij de plannen der regeering aan: vorming van een geoefend militieleger van 400.000 man, uitbreiding van het staande leger tot 142.000 man, een vijfjarenplan voor uitbreiding van de oorlogsvloot en plannen voor industriëele mobilisatie. Zeer veel was er hem aan gelegen, dat deze nieuwe koers op de instemming van het geheele volk, waarin het pacifisme zoo diep was geworteld, zou steunen. In Januari begon hij daarom de ‘preparedness’-campagne met een reeks van redevoeringen in de steden van het Midden-Westen. Het lijdt geen twijfel, dat oorlogszuchtige geest aan de agitatie voor weerbaarheid vreemd was, enkele heethoofden als Roosevelt uitgezonderd. De overgroote meerderheid wenschte die weerbaarheid ter handhaving van den vrede, dat wil zeggen, tegen Duitschland. In dezelfde congresrede komt een passage voor, die zich ondubbelzinnig richt tegen de activiteit der ‘hyphenated Americans’, der Duitsch- en Iersch-Amerikanen. Zij weerspiegelde de publieke stemming, geprikkeld door voortdurende onthullingen over Duitsche ‘complotten’. Wilson had de leiding genomen van een strooming van oplevend nationaal besef, dat zich bedreigd gevoelde door aanslagen binnen en buiten de grenzen. Zijn prestige werd erdoor versterkt.
* * *
Intusschen vertrok House opnieuw naar Londen en Parijs, om over het plan, vrede af te dwingen, met Grey en Briand te onderhandelen. De practische waarde van deze besprekingen geeft het oordeel van Lloyd George aan: ‘In Parijs was iedere verdenking van vredesneigingen toentertijd een misdaad. M. Clémenceau was een kenmerkend vertegenwoordiger van die houding. M. Briand had Frankrijk toen bezwaarlijk in een vredesconferentie kunnen slepen, tenzij hij volstrekte zekerheid had dat de aangeboden voorwaarden voor Frankrijk gunstig waren’Ga naar voetnoot1). Maar House was vol moed en leefde in de gedachte van een komende interventie der Vereenigde Staten, wanneer Duitschland ‘redelijke’ vredesvoorwaarden zou afslaan; dan zou Amerika tot de Geallieerden kunnen zeggen: ‘Wij zijn komen helpen om den | |
[pagina 167]
| |
oorlog te beëindigen. Maar als de overwinning bevochten is, zullen we er op staan, dat ge met ons samen een vrede van rechtvaardigheid en veiligheid maakt, en niet een van wraak en zelfzuchtig voordeel’Ga naar voetnoot1). Maar natuurlijk wilden de Geallieerde staatslieden juist niet, dat Amerika dat zou kunnen zeggen! Zij gaven de voorkeur aan een breuk tusschen Duitschland en Amerika wegens den duikbootoorlog, en House was ook in dit opzicht vol hoop: ‘Naar mijn meening zou Duitschland ons wel een nieuwe gelegenheid geven (om een breuk te forceeren), als we er een verlangden, daar het nijpen van de blokkade het zou dwingen tot den oorspronkelijken duikbootoorlog terug te keeren’Ga naar voetnoot2). Er was voor Londen echter niets tegen, verschillende pijlen op zijn boog te houden; één daarvan was een tegemoetkoming aan de plannen van House. Een minderheid in het kabinet was werkelijk op Amerikaansche interventie gesteld: Grey, Runciman en McKenna, die de oorlogsvooruitzichten pessimistisch beoordeelden uit vrees voor de komende duikbootcampagne en voor een financieele ineenstorting. De meerderheid was optimist, maar een afspraak met House bond tot niets, en men zou er gebruik van kunnen maken wanneer de nood aan den man kwam. Zoo kwam het befaamde ‘House-Grey-agreement’ tot standGa naar voetnoot3); het was een aanbod om door een vredesvoorstel van president Wilson den oorlog te doen beëindigen op bepaalde voorwaardenGa naar voetnoot4), en als Duitschland weigerde, de Vereenigde Staten in den oorlog te brengen. Openhartig heeft Grey gezegd - aan het nageslacht, | |
[pagina 168]
| |
maar niet op dat oogenblik aan House! - wat het stuk hem waard was: ‘Voor het oogenblik konden wij er geen gebruik van maken. Frankrijk was vast besloten door te vechten. Wij moesten wel voortgaan tot wij al onze nog onontwikkelde kracht gebruikt hadden om onze bondgenooten te steunen en te trachten Duitschland te verslaan. Maar de kans bestond, dat de dingen in 1916 slechter in plaats van beter zouden loopen dan in 1915. In dat geval zou het zeer waardevol zijn zich te binnen te brengen, wat voor soort van vrede verkregen kon worden door de bemiddeling en invloed der Vereenigde Staten’Ga naar voetnoot1). Met deze beloften had House zijn volmacht overigens verre overschreden. Wilson had zijn zending bedoeld als een aanbod om Amerika's moreelen invloed aan te wenden tot het aanknoopen van spoedige onderhandelingen, en geenszins om met de daadwerkelijke hulp van Amerika den oorlog tot een Britsche overwinning te voeren. De tweede missie van House is dus gekenmerkt door een hoogst ernstig misverstand tusschen den president en zijn vertrouwden raadsman. Wat deze deed, was eigenlijk niets anders dan conspireeren met de eene partij om voorwaarden te bedisselen, die de nederlaag of tenminste een ongunstigen vrede voor de andere partij beteekenden. Het resultaat was slechts, dat de Geallieerde staatslieden gesterkt werden in hun hoop, eenmaal de Vereenigde Staten aan hun zijde in den oorlog te zien, en dientengevolge nog minder neiging hadden tot vrede sluiten op grondslag van den bestaanden toestand, aangezien een beslissende overwinning met Amerika's hulp een verlokkend vooruitzicht bood. Zij werden aangemoedigd, den oorlog onversaagd voort te zetten, waardoor Duitschland ten slotte tot een wanhoopsdaad werd gedreven, die een breuk met de Vereenigde Staten onvermijdelijk maakte. Dat alles was wel verre van Wilsons bedoeling! Het misverstand leidde dan ook tot de inlassching door Wilson van het woordje ‘waarschijnlijk’ in de clausule waar alles van afhing: de belofte van gewapende interventie indien Duitschland zich ‘onredelijk’ betoonde. Grey vond hierdoor het karakter van het voorstel geheel veranderd, en achtte het daarom niet eens de moeite waard het aan de bondgenooten mede te deelenGa naar voetnoot2). De positieve politiek van Amerika was dus feitelijk weer dood- | |
[pagina 169]
| |
geloopen. Bij Wilson liet dit feit een begin van ontstemming jegens de Britten achter, die zijn edelmoedige bedoelingen miskend hadden. Het voorjaar van 1916 werd een kritieke periode voor het prestige van president Wilson. De beginselen van zijn buitenlandsche politiek: buiten den oorlog blijven, en alles doen om bemiddeling tot stand te brengen, hadden vrij algemeene instemming gevonden. Thans echter ging men eraan twijfelen, of de bemiddelingsactie ooit tot een resultaat zou leiden, en zelfs vreezen, dat Amerika toch nog in den oorlog betrokken zou worden. De campagne van den president zelf voor ‘preparedness’, hoe hij deze ook mocht motiveeren, droeg ertoe bij de gealarmeerde stemming te verscherpen. In het congres kwam die stemming tot uiting in een zeer gevaarlijke oppositiebeweging, waarbij niet Republikeinen, maar Democraten vooraan stonden, en die zich concentreerde in de ontwerp-resoluties, door senator Gore en afgevaardigde McLemore ingediend, om Amerikaansche burgers van regeeringswege te waarschuwen niet te reizen op bewapende schepen van oorlogvoerende naties. Een aanvaarding dezer resoluties door het Congres, die ernstig dreigde, ware neergekomen op een veroordeeling van Wilsons gansche onzijdigheidspolitiek en een verwerping van zijn leiderschap in de Democratische partijGa naar voetnoot1). Wilson voelde zich echter gesteund door de natie. Zijn brief aan senator Stone, waarin hij deze voorstellen als een ‘impliciete berusting in de schending van de rechten der menschheid’ afwees, maakte grooten indruk. Liever dan zijn eigen eenmaal ingenomen standpunt te verloochenen, waagde Wilson een poging om de oorlogvoerenden zelf tot concessies te bewegen, die de ernstigste oorzaken van wrijving konden wegnemen. De duikbootkwestie was ingewikkelder geworden door de bewapening van koopvaardijschepen. De kwetsbaarheid van de duikboot zoodra zij boven water kwam, ook door een klein kanon zooals nu vele schepen meevoerden, maakte haar alleen bruikbaar wanneer zij haar torpedo's op grooten afstand zonder waarschuwing afschoot. Lansing kwam op de gedachte een modus vivendi voor te stellen: de Geallieerden zouden ophouden koopvaardijschepen te bewapenen, de Centralen ze niet langer torpedeeren zonder voor de veiligheid der | |
[pagina 170]
| |
opvarenden te zorgen. De urgentie hiervan werd verhoogd door een Duitsche waarschuwing, dat met ingang van 1 Maart bewapende koopvaardijschepen zouden beschouwd worden als oorlogsschepen, en dus zonder waarschuwing aangevallen worden. Wilson had gehoopt, de oppositie in het Congres den wind uit de zeilen te nemen door Lansings modus vivendi. Maar deze kwam niet tot stand. Engeland weigerde, zeggend dat men van Duitschland geen enkele belofte kon vertrouwen. De ware reden der weigering was zonder twijfel de hoop, dat nieuwe duikbootincidenten Amerika in den oorlog zouden brengen. Ook was door de Duitsche kennisgeving de schijn gewekt, dat de modus vivendi niets anders wezen zou dan een legalisatie van den duikbootoorlog, en ook Washington drong daarom niet verder aan. Intusschen werd de verscherping van den strijd ter zee werkelijkheid. In Maart werden acht schepen in den grond geboord, waaronder een neutraal passagiersschip, de Nederlandsche Tubantia. Nu bleek, dat de oppositie in het Congres de gevoelens der natie toch niet juist vertolkte; integendeel, de geladen atmosfeer was gunstig voor een starre houding, en de president slaagde erin de intrekking van het ontwerp Gore-McLemore te verkrijgen. De binnenlandsche crisis was geweken, zijn prestige hersteld. Maar het gebeurde versterkte hem in het besef van zijn verplichting, zijn land in geen geval in den oorlog te betrekken, zoolang dit met de eer der natie vereenigbaar was. ‘De Britten hebben het alleen aan de domheid der Duitschers te danken, dat zij bewaard bleven voor een zeer ernstige situatie in hun betrekkingen met ons land in het voorjaar van 1916. Ik deed alles om de discussies te rekken, in de hoop dat er, voor de gedachtenwisseling ten einde was, iets gebeuren zou om den stroom der Amerikaansche openbare meening te wijzigen. Gelukkig was dit pogen niet tevergeefs. Duitschland deed precies wat het niet had moeten doen’Ga naar voetnoot1). Het zorgde voor een nieuwe golf van opwinding door het torpedeeren van de Sussex. Deze kleine passagiersboot, die gebezigd werd voor den dienst over het Kanaal, onbewapend was, geen munitie vervoerde en nooit voor troepentransport was gebruikt, werd op 24 Maart zonder waarschuwing in den grond geboord. 80 menschen werden gedood of gewond. Amerikanen bevonden zich daar niet onder, wel onder de geredden. Wilson aarzelde wat te doen. Terwijl men in spanning over- | |
[pagina 171]
| |
legde, wat voor nota men Berlijn moest zenden, besloot hij, in dit uur van dreigend oorlogsgevaar, tot een laatste poging om een bemiddelingsactie tot stand te brengen op den grondslag der onderhandelingen van House. Aan Grey werd voorgesteld het gesloten accoord thans in werking te doen treden. Het antwoord was allerminst bemoedigend. Grey gaf te kennen, dat de Geallieerden van de Amerikaansche regeering een krachtige houding in de Sussex-aangelegenheid verwachtten, die tot een breuk met Duitschland moest leiden, en dat zij in het tegengestelde geval zouden weigeren de Vereenigde Staten als een geschikten vredesbemiddelaar te aanvaardenGa naar voetnoot1). Zoo ver was het gekomen, dat hij op hooghartigen toon een gedragslijn voorschreef! Kort daarop liet de Britsche regeering haar gezant het antwoord overhandigen op de protestnota in zake handelsbelemmeringen, die de Amerikaansche haar had gezonden.... een half jaar tevoren. Klaarblijkelijk was het Foreign Office overtuigd, dat Washington de vriendschap van Londen zoodanig op prijs stelde, dat een ten toon gespreide koelheid hen tot een krachtiger anti-Duitsche politiek zou bewegen. De crisis liet zich inderdaad nog ernstiger aanzien dan die van de Lusitania en van de Arabic. Amerika dreigde met verbreking der diplomatieke betrekkingen, tenzij de Duitsche regeering onmiddellijk van de door haar gevolgde strijdwijze tegen passagiersen vrachtschepen zou afzien. Wilsons diplomatie werd thans ten volle gesteund door het Congres. En hij boekte een schitterend succes. Nog eenmaal kregen in Berlijn, nu men voor de keuze was gesteld, de stemmen van hen de overhand, die vooralsnog aan de nadeelen van den duikbootoorlog grooter gewicht hechtten dan aan de voordeelen. In de zoogenaamde Sussex pledge beloofde de Duitsche regeering op 4 Mei voortaan het mogelijke te zullen doen om duikbootoperaties te beperken tot de strijdkrachten der oorlogvoerenden. Weliswaar maakte zij deze belofte afhankelijk van de vervulling van haar hoop, dat de regeering der Vereenigde Staten erin zou slagen die van Groot-Brittannië te bewegen, de regelen van het volkenrecht in acht te nemen. Voor het geval Amerika daaraan niet zou voldoen, behield Duitschland zich zijn volledige vrijheid van handelen voor. Wilson wees deze voor- | |
[pagina 172]
| |
waarde van de hand. Reeds te voren had hij aan Bernstorff te kennen gegeven, dat hij niet in staat was haar te vervullen. ‘Hij is van meening, dat het gemakkelijker zal zijn vrede te stichten dan Engeland te bewegen zijn blokkade op te geven. Dit laatste zou alleen door een oorlog tot stand gebracht kunnen worden, waarvoor de noodzakelijke voorwaarden hier ontbreken, zooals algemeen bekend is. De afkondiging van een uitvoerverbod als pressiemiddel is ondoenlijk tegenover de openbare meening, omdat de heerschende welvaart erdoor geschaad zou worden. Op grond van de inlichtingen van House gelooft Wilson, dat onze vijanden bereid zouden zijn de vredeskwestie te overwegen. Wanneer wij tijdelijk den duikbootoorlog zouden opschorten, zou dit het voordeel voor ons hebben, dat de hervatting ervan, als een zwaard van Damocles boven de situatie hangend, Wilson zou dwingen zoo spoedig mogelijk met zijn vredesplannen voor den dag te komen’Ga naar voetnoot1). Duitschlands koerswijziging is dus te verklaren uit de hoop, in den komenden tijd van Amerika's diplomatieken steun te kunnen profiteeren, hetzij langs den weg van een vredesvoorstel of anderszins. Bethmann drong krachtig aan op een energiek optreden van Wilson tegen Engeland. Wanneer zulks niet gebeurde, verzekerde hij bij herhaling, zou de Duitsche openbare meening tot een hervatting van den onbeperkten duikbootoorlog nopenGa naar voetnoot2). Wilson was vol hoop, zijn bemiddelingsactie thans met goeden kans van slagen te kunnen aanvangen, en liet Bernstorff verzekeren, dat zij tegen het einde van den zomer verwacht kon wordenGa naar voetnoot3). Tot de Britten liet hij zich over deze kwestie thans heel anders uit dan House vroeger gedaan had. Wanneer Amerika aan den oorlog meedeed, verklaarde hij, zou een verpletterende nederlaag van Duitschland waarschijnlijk het gevolg zijn, en dit zou geen gunstige omstandigheden scheppen voor een duurzame regeling tot handhaving van den vrede in de toekomst - de gedachte dus, die Wilson later openlijk zal uitspreken, dat elke overwinningsvrede funest is. Daaraan werd een ernstige waarschuwing tot Engeland toegevoegd, om vredesbemiddeling niet af te wijzen: ‘Zijn staatslieden zullen een groote verantwoordelijkheid op zich laden, indien zij aarzelen of uitstellen; en in geval van een mislukking, teweeg gebracht doordat zij weigeren snel te handelen, zal de geschiedenis een hard oordeel over hen | |
[pagina 173]
| |
vellen’Ga naar voetnoot1). Grey wist daarop slechts ontwijkend te antwoorden. Als een fatum bracht de ontspanning in de verhouding tot Duitschland nieuwe wrijving met Engeland teweeg. De groote diplomatieke overwinning, die men behaald had, was weliswaar oogenschijnlijk ook voor Engeland van onschatbare waarde; immers het Duitsche duikbootwapen, allereerst tegen de Britsche vloten gericht, had door de ‘Sussex pledge’ zeer veel van zijn effect ingeboet. Maar desondanks is er geen enkel teeken van voldoening in Londen te bespeuren; integendeel, er treedt juist van dit oogenblik af bij de Britten een duidelijke verkoeling tegenover Amerika in. Het lijdt geen twijfel of zij waren teleurgesteld, dat de lang verwachte breuk tusschen Duitschland en Amerika opnieuw verijdeld was. Voor de duikbootoorlog zelf waren de Britten zoo bang niet meer; zij hadden de lessen der campagne van 1915 goed benut en hun afweermiddelen geperfectionneerd. En intusschen traden, door het enkele feit van de ontspanning met Duitschland, in Amerika de geschillen met Engeland op den voorgrond. Ditmaal was het de Britsche belemmering der overzeesche pakket- en briefpost, die de Amerikanen hevig prikkelde. Reeds enkele weken na de Sussex pledge zag de regeering in Washington zich genoopt, tegen de praktijken van den censor scherp te protesteeren. Onder deze omstandigheden - een betere verhouding tot Duitschland en slechter betrekkingen dan ooit met Engeland - heeft nu Wilson voor de eerste maal de gedachte van een Bond van Volkeren in het openbaar tot de zijne gemaakt. De League to Enforce Peace, een organisatie die geleid werd door vooraanstaande mannen als den oud-president Taft, en Lowell, president der Harvard-universiteit, hield op 27 Mei 1916 haar eerste jaarvergadering. Wilson voerde daar het woord: voor het eerst in de geschiedenis stelde een verantwoordelijk staatsman een plan voor een Volkenbond op. Hij begon met te verklaren, dat de oorzaken en doeleinden van den oorlog hem niet aangingen, en een onderzoek daarvan niet op zijn weg lag. Slechts een algemeene oorzaak wees hij aan: de methoden der geheime diplomatie. ‘Wanneer men precies voorzien had wat er gebeuren zou, welke bondgenootschappen gesloten, welke krachten tegenover elkaar ge- | |
[pagina 174]
| |
plaatst zouden worden, dan zouden waarschijnlijk zij, die dezen strijd ontketend hebben, blij geweest zijn, onderhandeling voor geweld in de plaats te stellen.... Het beginsel van het algemeene recht moet voortaan gesteld worden boven de individueele belangen der afzonderlijke naties, en de naties der wereld moeten zich op de een of andere wijze aaneensluiten om te zorgen dat dat recht gehandhaafd blijft tegen zelfzuchtige agressie van welken aard ook.’ De nieuwe wereldorde moest worden gebouwd op drie beginselen: ‘Ten eerste, dat ieder volk het recht heeft te kiezen onder welke souvereiniteit het wil leven. Ten tweede, dat de kleine naties het recht hebben denzelfden eerbied voor hun zelfstandigheid en voor de onaantastbaarheid van hun grondgebied te genieten, als groote en machtige naties verwachten en eischen. En ten derde, dat de wereld er recht op heeft gevrijwaard te blijven voor iedere verstoring van haar vrede, die haar oorsprong heeft in een aanval en in miskenning van de rechten der volkeren’Ga naar voetnoot1). De Vereenigde Staten, zeide hij, waren genegen van een volkenbond deel uit te maken. Ten slotte verklaarde hij zich bereid een vredespoging te ondernemen, opdat eerst de oorlogvoerenden het eens zouden worden over een regeling ten aanzien van hun onmiddellijke belangen, en daarna een universeele bond van volken tot stand zou komen tot handhaving van de vrijheid der zee en tot voorkoming van oorlog. De reactie van het oorlogvoerende Europa op deze wereldhistorische rede was over het algemeen ongunstig. Terwijl de Duitsche pers voor de gedachte van een vredesactie belangstelling toonde, weliswaar met veel reserve wat betreft een mogelijke bemoeiing van Wilson met de voorwaarden, viel de Fransche en Britsche over een phrase, daardoor verbergend dat zij van een spoedigen vrede niet weten wilde. Grey liet weten, dat hij de gedachte van een vrede door onderhandeling kortweg afwees. Naar zijn zeggen was het noodzakelijk aan Duitschland zoo zware voorwaarden op te leggen, dat het militarisme er voorgoed in discrediet zou geraken. Hij liet zelfs een dreigement hooren: een voorbarige aankondiging van een tusschenkomst door Wilson zou de Britsche regeering beschouwen als een aanduiding, dat hij vrede wenschte op een voor Duitschland gunstigen grondslag - met andere woorden: tot de vijanden van Engeland gerekend moest wordenGa naar voetnoot2).
* * * | |
[pagina 175]
| |
In den loop van het jaar 1916 werd de stemming in Amerika steeds feller tegen Engeland geprikkeld. In April maakte de Britsche regeering een nieuwe, zeer uitgebreide lijst van contrabande bekend, en hief zij alle onderscheid tusschen voorwaardelijke en volstrekte contrabande op. In Juli herriep zij de laatste overblijfselen der Declaratie van Londen. Tegelijk publiceerde zij de ‘zwarte lijst’ van deels in Amerika gevestigde handelsfirma's, met welke de ingezetenen der Geallieerde landen niet mochten handeldrijven, omdat zij in relatie stonden met de Centralen. Dit verwekte in Amerika grooter woede dan eenige andere maatregel der Entente. In het Congres werd zelfs een ontwerp-resolutie ingediend om de diplomatieke betrekkingen met Groot-Britannië te verbreken. Daarbij kwam de kwestie van de postcensuur. De wijze, waarop de opstand in Ierland onderdrukt werd, verscherpte de anti-Britsche stemming onder de talrijke Iersch-Amerikanen, hetgeen van des te meer gewicht was, omdat Ieren in de Democratische partij een hoofdrol speelden. Voorts werd het meer en meer duidelijk, dat de Britsche maatregelen niet alleen tegen de Centralen gericht waren, maar ook ten doel hadden blijvende schade aan Amerika's handelsbelangen toe te brengen. De besluiten van de economische conferentie der Geallieerden te Parijs in Juni 1916 schenen de vorming van een gesloten economisch blok dier landen te beoogen, om ze na den oorlog voor goed onafhankelijk van Amerika te maken. ‘Duitschland is een moordenaar, maar Engeland is een dief’ werd er gezegd. En de presidentsverkiezing stond voor de deur. Dat beteekende, dat de macht der openbare meening over het regeeringsbeleid nog veel grooter was dan anders. Voor een vredesvoorstel was zulk een atmosfeer allerminst geschikt. Dit was des te onaangenamer, omdat het ‘zwaard van Damocles’ angstig bleef dreigen. Berlijn werd ongeduldig over Wilsons passiviteit en stelde een spoedige hervatting van den duikbootoorlog in uitzicht, als er niets gebeurdeGa naar voetnoot1). Wilson was wel genoodzaakt krasse maatregelen tegen Engeland in overweging te nemen. ‘Ik moet bekennen dat ik bijna | |
[pagina 176]
| |
aan het einde van mijn geduld ben gekomen. Deze geschiedenis van de zwarte lijst is de laatste druppel. Ik denk er ernstig over het Congres machtiging te vragen om leeningen aan de Geallieerden te verbieden en den uitvoer naar hen te beperken’Ga naar voetnoot1). Zoover kwam het inderdaad. Op 7 September 1916 verleende het Congres den president op zijn verzoek de bevoegdheid, economische represaillemaatregelen tegen de Geallieerden te nemenGa naar voetnoot2). De vraag was nu, of hij van deze bevoegdheid inderdaad gebruik zou maken. Immers de dreiging op zich zelf had in het geheel geen effect. De protestnota's tegen postcensuur en zwarte lijst werden eenvoudig maandenlang onbeantwoord gelaten. Zelfs waarschuwde Engeland bij voorbaat, dat het een gebruik maken van de represaillewet kwalijk zou opnemenGa naar voetnoot3). Erger nog was, dat het in werking stellen van die wet op onoverkomelijke bezwaren in Amerika stuitte. Het ministerie van handel oordeelde: ‘Het is te betwijfelen of een uitvoerverbod op munitie nu zooveel succes zou hebben als een jaar of langer geleden. Er zijn in het Vereenigd Koninkrijk meer fabrieken tot munitiewerkplaatsen omgebouwd. Terwijl onze wapen- en munitie-export voortdurend is toegenomen, is hun behoefte nu waarschijnlijk minder dringend. Het verbod zou in sommige gevallen schadelijker blijken voor Amerikaansche fabrikanten dan voor de oorlogvoerende landen.... Om na den oorlog in den wereldhandel te slagen, hebben wij de vriendschap der oorlogvoerenden noodig. Zou hun goede gezindheid ons niet meer waard blijken te zijn dan de huidige tijdelijke beperkingen ons kosten?’Ga naar voetnoot4) Trouwens, Wilson zelf weigerde Engeland voor het hoofd te stooten, om zich den weg naar vredesbemiddeling niet te versperren. Wederom waren zijn handen gebonden, doordat zijn ambitieuze idealen den voorrang genoten boven de verdediging van tijdelijke en particuliere belangen. Niettemin, die bemiddelingspoging werd uitgesteld, tot na de Novemberverkiezingen. De hoop, dat de glorie van een succes in deze richting Wilsons herkiezing zou verzekeren, was in rook vervlogen. De Geallieerden waren uit hun benarde positie van het voorjaar verlost, hadden bij Verdun stand gehouden, aan de | |
[pagina 177]
| |
Somme het tegenoffensief geopend en Roemenië aan hun zijde gebracht. Hun zelfvertrouwen was hersteld en de wil tot vrede, voorzoover die bestaan had, verdwenen. Lloyd George liet een scherp protest hooren ‘tegen den defaitistischen geest, die van uit het buitenland (d.i. Amerika) erop aanstuurde een onbeslisten vrede te weeg te brengen’Ga naar voetnoot1). Daarom had Wilson, al dreigde Berlijn steeds krachtiger met het alternatief, den duikbootoorlogGa naar voetnoot2), zijn voornemen voorloopig noodgedrongen opgegeven. Werd er niet gehandeld door Amerika, des te meer werd er gepraat over de buitenlandsche politiek, die bij de verkiezing ditmaal, tegen de traditie, den inzet vormde. Wilsons stembusoverwinning op 7 November 1916 was grootendeels daaraan te danken, dat zijn beide tegenstanders, Hughes, de candidaat der Republikeinsche partij, en Roosevelt, de progressieve leider dier partij, munt trachtten te slaan uit tegengestelde sympathieën jegens het buitenland: Hughes dong naar de gunst der pro-Duitsche, Roosevelt naar die der pro-Geallieerde kiezers. Het bleek een groot voordeel van Wilsons positie, dat hij geen beroep deed op voorkeur voor één der oorlogvoerende partijen, maar op het bewustzijn van Amerika's nationale eenheid en zelfstandigheid. De slogan ‘He kept us out of war’ had groot succesGa naar voetnoot3). Het prestige, dat zijn diplomatieke overwinning in zake de Sussex hem verleend had, was nog niet verzwakt. Niettemin was de uitslag tot het laatst toe onzeker, en de meerderheid van een half millioen stemmen, die Wilson behaalde, was onverwacht gunstig. Een kenner van de Amerikaansche partijpolitiek verklaart, dat deze herkiezing zijn macht verzwakte. Immers, nu zijn tweede en dus laatste ambtsperiode intrad, vonden de vele recalcitrante elementen in de Democratische partij het niet meer zoo noodig zijn politiek te steunenGa naar voetnoot4). Reden te meer, om het beleid on- | |
[pagina 178]
| |
afgebroken naar den wil der openbare meening te richten. Weldra kwam het nu toch nog tot een tegen Engeland gerichten stap, die weliswaar allereerst uit financiëele overwegingen voortsproot, maar niettemin een groote staatkundige beteekenis verkreeg. Terwijl de Britsche aankoopen in een tempo van 10 millioen dollar per dag voortgingen, was de schatkist niet langer in staat leeningen met gouddekking te verkrijgen, en de firma Morgan vatte het plan op, thans ongedekt Britsch waardepapier in Amerika onder te brengen. De Federal Reserve Board echter bleek daartegen ernstig bezwaar te hebben. Een der heeren wees op het gevaar, dat een crediteur zich zoodanig in de zaak van één enkelen debiteur kon steken, dat hij ten slotte, of hij wilde of niet, steeds dieper erin geraakte. ‘Met andere woorden, terwijl ge denkt dat ge den stier bij den staart gepakt hebt, heeft de stier feitelijk u bij den staart te pakken. In dit geval is het John Bull die ons bij den staart zou kunnen krijgen’. Na overleg met Wilson publiceerde de Board een waarschuwing tegen ongedekte leeningenGa naar voetnoot1), die op uitdrukkelijk verlangen van den president behalve tot de banken ook tot de particuliere beleggers gericht was, en practisch gelijk stond met een verbod. Wilson verklaarde, dat hij prijs stelde op een solide financieele positie voor het geval er ‘een verandering zou komen in de buitenlandsche politiek’, dat wil zeggen: vrede in Europa tot stand gebracht zou wordenGa naar voetnoot2). De waarschuwing had het beoogde gevolg: Engeland moest van de ongedekte leening afzien, en zijn laatste reserves aan goud en deviezen aanspreken. Dat kon zoo nog hoogstens een paar weken doorgaan, dan stond het voor het staatsbankroet. Het valt niet te betwijfelen, dat Wilson dit ongezocht zich voordoende pressiemiddel gaarne heeft aangegrepen, ten einde de Britsche regeering tot een tegemoetkomender houding in zake vredesonderhandelingen te bewegen. Morgan was niet voornemens zich erbij neer te leggen. Hij telegrafeerde aan zijn Londensch filiaal, dat de waarschuwing ‘het voortbrengsel is van een zekeren heer, die hoopt dat zijn pogingen zullen slagen om de vredespropaganda te bevorderen. Wij moeten dit | |
[pagina 179]
| |
beschouwen als de ernstigste financiëele gebeurtenis in ons land sedert het uitbreken van den oorlog, en een die waarschijnlijk verstrekkende gevolgen zal hebben. Maak dit duidelijk aan de Britsche autoriteiten. Wij zullen alles in het werk stellen om door opvoedingsmethoden overal in het land de zoo juist afgekondigde verklaring tegen te werken, maar we moeten weer van voren af aan beginnen. Ondertusschen zien we geen anderen uitweg dan dat de Britsche regeering maatregelen beraamt tot onmiddellijke inperking van de aankoopen; dit moet worden aangekondigd, zonder rancune maar met nadruk, hetgeen mogelijk een gunstige uitwerking op Amerika's houding zal hebben’Ga naar voetnoot1). Dat waren de parktijken der dollardiplomaten, die het regeeringsbeleid in deze kritieke dagen doorkruisten.
* * *
Zoo was de vroeger zoo hartelijke verhouding tot Engeland door en door verkoeldGa naar voetnoot2). De rapporten van den Britschen gezant waren bitterder dan ooit gestemdGa naar voetnoot3). Een zeker evenwicht in Amerika's positie tusschen de oorlogvoerende mogendheden was tot stand gekomen. Men begon werkelijk ‘neutraal in gedachte’ te worden. Men had meer dan genoeg van den oorlog. Algemeen werd geloofd, dat een beslissende overwinning van een der partijen niet meer te wachten was, en dat de voortzetting van de slachting slechts alzijdige uitputting ten gevolge kon hebben. De overwinningen der Centralen in Roemenië hadden het vertrouwen in de kracht der Entente opnieuw geschokt. De leuze van het Duitsche barbarisme en streven naar de wereldheerschappij had afgedaan. Was hetgeen de Entente met Griekenland deed, iets anders dan wat Duitschland met België gedaan had? Zelfs de zakenlieden schenen uit den oorlog gehaald te hebben, wat er uit te halen was. Eens was er een tijd geweest, toen men elkaar zeide dat Wall Street niets zoozeer vreesde als ‘het uitbreken van den vrede’. Dat behoorde tot het verleden; het verlangen naar het einde van de oorlogsellende was oprecht en algemeenGa naar voetnoot4). Thans achtte Wilson het oogenblik gekomen voor zijn vredes- | |
[pagina 180]
| |
voorstel. Hoewel de hervatting van den duikbootoorlog ieder oogenblik dreigde, waren de betrekkingen met Duitschland nu nog bevredigend - een noodzakelijke voorwaarde. Immers zoolang er geschillen bestonden, koesterde de Entente steeds de hoop, dat Amerika aan haar zijde zou komen en de overwinning helpen verzekeren. Niet ten onrechte. Ook Wilson was overtuigd, dat, tenzij hij onmiddellijk handelde, de Vereenigde Staten onvermijdelijk met Duitschland in oorlog zouden geraken wegens de duikbootkwestieGa naar voetnoot1). In de tweede helft van November werkte hij aan de nota, die het hoogtepunt van zijn politieke loopbaan moest worden. Maar hij aarzelde nog haar te overhandigen. Juist in deze dagen was er nieuwe stof tot agitatie tegen Duitschland: de Belgische deportaties vingen aan en wekten bittere verontwaardiging. Wilson liet in Berlijn erop aandringen ze te stakenGa naar voetnoot2) en wilde het resultaat hiervan afwachten. Ook duikbootincidenten kwamen juist weer tusschenbeide. Hij besefte niet hoe snel het juiste oogenblik voor zijn vredesvoorstel voorbijging. Terwijl berichten omtrent oorlogsmoeheid bij de bevolkingen hem hoop gavenGa naar voetnoot3), werd de situatie wat de regeeringen betrof met den dag ongunstiger. In Duitschland oefenden de militairen steeds sterker druk op de burgerlijke leiders uit ten gunste van hervatting van den duikbootoorlog. Jagow werd genoodzaakt af te treden; dit was het eerste teeken, dat de vredespartij er begon te capituleeren. In Engeland kwam het kabinet-Asquith ten val; Grey maakte plaats voor Lloyd George; ook daar kwamen de mannen aan het bewind, die door dik en dun wilden gaan. De Duitschers vonden, dat zij nu lang genoeg geduld hadden geoefend. Bernstorff had wel bericht, dat in elk geval vóór het nieuwe jaar Wilsons voorstel te wachten was, maar Bethman kon niet langer wachten. De pressie der militairen was nu zoo sterk, dat ook zijn positie onmogelijk werd, wanneer zijn politiek niet onmiddellijk succes boekte. De oorlogskaart was gunstig, maar den uitputtingsstrijd kon Duitschland niet lang meer volhouden. Een van tweeën moest nu gebeuren: consolidatie der veroveringen (Boekarest viel op 6 Dec.) door vrede, of wurging van Engeland door de vernietiging van alle scheepvaart. | |
[pagina 181]
| |
Zoo kwam dan op 12 December het Duitsche aanbod om in vredesonderhandeling te treden. Het bevatte geen aanduiding van de eischen der Centralen, maar in den toon klonken triomf en bedreiging. Psychologisch was het stuk zeker niet geschikt voor het doel, waarvoor het volgens Bethmann bestemd wasGa naar voetnoot1): de bevolking der vijandelijke landen tot inschikkelijkheid te stemmen. Wilson begreep wel, dat het voorstel van hemzelf, vlak hierop gedaan, den indruk zou maken dat hij zich aan den Duitschen kant schaarde - een indruk waartoe de voorafgaande ontwikkeling reeds aanleiding genoeg kon geven. Desondanks besloot hij zijn voorstel in zee te laten gaan, en wel zoo spoedig mogelijk. Want hij vreesde, dat de Geallieerden door afwijzing van de Duitsche nota de deur voor den vrede geheel zouden sluiten. Zoo deed hij op 15 December zijn beroep op alle oorlogvoerenden om hun oorlogsdoeleinden openbaar te maken. Onfortuinlijker omstandigheden dan deze waren voor den lang verbeiden stap nauwelijks denkbaar. Wat hij voorzien had, werd bewaarheid: in het Geallieerde kamp werd hij als de strooman der Duitschers gebrandmerkt. Zij antwoordden met een beleefde weigering. Een ongelukkige wending in Wilsons nota, n.l. de stelling dat de doeleinden van beide oorlogvoerende partijen in wezen dezelfde waren, gaf hun een dankbare gelegenheid om nog eens met verontwaardiging op hun zedelijke superioriteit de aandacht te vestigen. Aan Duitsche zijde was men al even weinig toeschietelijk. De mogelijkheid, dat Wilson zich met eventueele vredesonderhandelingen zou bemoeien, wenschte men volstrekt buiten te sluitenGa naar voetnoot2), en gaf te kennen rechtstreeks met den tegenstander te willen praten. In Amerika zelf maakte Wilsons nota een uitstekenden indruk. Hij werd daardoor gesterkt in zijn wil vrede te stichten; maar hoe moeilijk dit te volbrengen was, werd hem duidelijker dan ooit. Onmiskenbaar waren de leiders van geen der oorlogvoerende landen tot werkelijke tegemoetkoming bereid; aan beide zijden was men vastbesloten te overwinnen en den vrede te dicteeren. Zoo naderde het drama de ontknooping. Men sprak weer van | |
[pagina 182]
| |
mogelijke verwikkeling der Vereenigde Staten in den oorlog, maar Wilson meende: ‘Er zal geen oorlog komen. Ons land is niet van plan er in betrokken te wordenGa naar voetnoot1)’. Vijf dagen later, op 9 Januari 1917, werd op het kasteel Pless het besluit genomen tot den onbeperkten duikbootoorlog, te beginnen 1 Februari en aan te kondigen op den avond van den 31sten Januari. Dat dit zoo goed als zeker oorlog met de Vereenigde Staten beteekende, was als een noodzakelijk kwaad in de berekening opgenomen. Hoe zorgvuldig het geheim ook bewaard werd, er waren toch enkele aanwijzingen dat er iets broeide. Gerard waarschuwde, dat het twijfelachtig werd of de regeering in Berlijn den eisch van een roekeloozen duikbootoorlog zou kunnen weerstaanGa naar voetnoot2); de aantallen getorpedeerde schepen stegen onophoudelijk. Men verwachtte iets als een nieuw Duitsch protest tegen de bewapening van koopvaardijschepen. Nog op dien 31sten Januari, weinige uren voor hij de beslissing leerde kennen, hield Wilson zich met deze kwestie bezig. ‘Het wordt vrij duidelijk, dat de wijze waarop de Britsche scheepskapiteins opdracht hebben hun kanonnen te gebruiken, in veel gevallen overschreden heeft wat men billijkerwijze verdediging kan noemen. Het schijnt, dat ze meer dan eens aangevallen hebben’Ga naar voetnoot3). Ook op dit punt was hij nu tot een werkelijk onzijdig oordeel gekomen.... Intusschen was bij hem het plan gerijpt, nu de regeeringen voor vredesbemiddeling ontoegankelijk waren gebleken, een beroep te doen op de volkeren. Het was zijn innige democratische overtuiging, die hem tot deze uiterste poging deed besluiten. Hij kende den vasten vredeswil van het Amerikaansche volk, en veronderstelde denzelfden geest bij de volken van Europa - hoe ver van de waarheid dit ook geweest moge zijn. Aangrijpend is het, zijn groote rede tot den senaat van 22 Januari 1917 te lezen, waarin hij zijn geloof aangaande de toekomstige betrekkingen der volkeren beleed, onwetend, dat het zwaard van Damocles op het punt stond neer te vallen en zijn idealen te verscheuren. Hier sprak hij uit welke denkbeelden hem steeds bezield hadden, en welk vooruitzicht hij thans zag om ze te verwezenlijken. Wanneer weldra de grondslagen van | |
[pagina 183]
| |
den vrede gelegd zouden worden, zeide hij, zou het hem ondenkbaar zijn, dat de Vereenigde Staten daarin geen aandeel zouden hebbenGa naar voetnoot1). ‘Een aandeel te nemen in dien dienst aan de menschheid zal de taak zijn, waartoe zij getracht hebben zich voor te bereiden sinds den tijd, toen zij een nieuwe natie stichtten in de hooge verwachting dat deze natie, in al wat zij zijn en doen zou, der menschheid den weg naar de vrijheid zou wijzen. Die dienst is, hun gezag en hun macht te voegen bij het gezag en de macht van andere naties, om vrede en rechtvaardigheid in de geheele wereld te waarborgen. Maar de bepalingen der te sluiten verdragen moeten een vrede vormen, dien het waard is te waarborgen en te handhaven. De vraag, waarvan de geheele toekomstige vrede en orde afhangt, is deze: Is de huidige oorlog een strijd voor een rechtvaardigen en veiligen vrede, of slechts voor een nieuw machtsevenwicht?’ Wat Amerika verwachtte was een vrede zonder overwinning. ‘Overwinning zou beteekenen, een vrede aan den verliezer opgedrongen, des overwinnaars voorwaarden aan den overwonnene opgelegd. Hij zou aanvaard worden in vernedering, onder dwang, tegen een ondraaglijk offer, en zou een wrok, een haat, een bittere herinnering achterlaten, waarop de vredesbepalingen niet blijvend, maar slechts als op drijfzand zouden rusten. Alleen een vrede tusschen gelijken kan duren, alleen een vrede, waarvan het eerste beginsel is gelijkheid en een gemeenschappelijk deelnemen in het gemeenschappelijk welzijn. De ware geestestoestand, de ware gezindheid tusschen de naties is even noodig voor een blijvende orde als de rechtvaardige regeling van moeilijke vraagstukken van grondgebied of van nationaliteit.’ De groote beginselen der toekomstige wereldorde wees hij daarop aan: gelijke rechten voor groote en kleine naties, het zelfbeschikkingsrecht der volken, de vrijheid der zee, de beperking der bewapeningen te land en ter zee. ‘Dit zijn Amerikaansche beginselen, Amerikaansche methoden. Wij zouden voor geen andere kunnen opkomen. En zij zijn ook de beginselen en methoden van vooruitziende mannen en vrouwen overal, in iedere moderne natie, in elke verlichte gemeenschap. Zij zijn de beginselen der menschheid en moeten zegevieren.’ Wat Bernstorff op dien avond van den 31sten Januari kwam mededeelen, was niet slechts een slag in het gezicht van Wilson. Het was een uitdaging aan zijn volk. Twee maanden wachtte men, of op de woorden daden zouden volgen. Twee maanden waren voldoende, om bij iederen Amerikaan het besef te doen | |
[pagina 184]
| |
groeien, dat de eer van zijn vaderland op ondragelijke wijze werd geschonden door een macht, die de negatie was van de beginselen der menschheid. Die macht moest men overwinnen, aleer gepoogd kon worden de nieuwe wereldorde tot stand te brengen. Een eensgezind volk ving met zijn president den grooten kruistocht aan. J.F. Niermeyer |
|