De Gids. Jaargang 102
(1938)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Ideaal en werkelijkheid in de buitenlandsche politiek van Woodrow Wilson
| |
[pagina 85]
| |
vijandelijk koopvaardijschip te vernietigen, zonder dat het altijd mogelijk zou zijn het gevaar af te wenden, dat de opvarenden en de lading bedreigde, terwijl ook neutrale schepen in die zône aan gevaar blootgesteld zouden zijn, daar hun herkenning bemoeilijkt werd door misbruik van neutrale vlaggen op last der Britsche regeering en door de omstandigheden van den zeeoorlog. Als motief gold de strijdmethode van Groot-Brittannië, dat beoogde ‘door uithongering de geheele bevolking van Duitschland aan den ondergang prijs te geven’. Van Duitsche zijde is toegegeven, dat deze motiveering slechts een propagandistisch doel hadGa naar voetnoot1); voedselschaarschte was er in afzienbaren tijd niet te voorzien. Feitelijk was de proclamatie van den duikbootoorlog, die met een geheel onvoldoende aantal onderzeeërs werd aangevangen, een daad van bluf, ten einde Engeland te bewegen de afsluiting te verslappen, mogelijk ook Amerika de levering van krijgsbehoeften te doen stop zetten. Gelukte dit laatste, dan rekende de Duitsche generale staf op ernstig gebrek aan munitie bij de Geallieerde legers tijdens het aanstaande voorjaarsoffensief. De regeering van Washington nam onmiddellijk een zeer beslist standpunt in. Indien Duitsche oorlogsschepen in volle zee een Amerikaansch schip of de levens van Amerikaansche burgers zouden vernietigen, luidde haar nota, dan zou zij van Duitschland ‘strenge rekenschap’ vergen en doen wat noodig was om Amerikaansche menschenlevens en eigendommen te beschermen en aan Amerikaansche burgers het volle genot van hun rechten ter zee te verzekeren. Het verdient opmerking, dat hier ook ten aanzien van schade aan goederen een krachtige taal werd gebezigd, die men in de discussies met Engeland gemist hadGa naar voetnoot2). Wel werd getracht het diplomatieke evenwicht te bewaren, door tegelijk tot Londen een protest te richten tegen het misbruiken van de Amerikaansche vlag - een oude krijgslist, die echter door de torpedo nieuwe consequenties had gekregen. Deze houding van angstvallige onzijdigheid weerspiegelde het algemeene verlangen der Amerikanen, in elk geval buiten den oorlog te blijven. ‘Want | |
[pagina 86]
| |
wat er gebeuren zou in geval van een botsing die Amerika zou raken, is onaangenaam zich voor te stellen. Als dit land in oorlog kwam met Duitschland, zou hier zeer waarschijnlijk zoo iets als een burgeroorlog ontstaan.’ En bovendien bleef Wilson erop hopen, vrede te kunnen stichten. ‘De president wenscht stellig, zooals menschelijk is, herkozen te worden. Wat zijn herkiezing zeker zou maken, is succesvolle bemiddeling in den oorlog. Zoowel de president als de staatssecretaris zijn vastbesloten geen stap te doen, die hen de sympathie van een der beide oorlogvoerende partijen zou doen verliezen’Ga naar voetnoot1). Dezelfde motieven komen tot uiting in het compromisvoorstel, dat de Amerikaansche regeering aan Londen en Berlijn deed: de Duitsche duikbooten zouden onwettige aanvallen op koopvaardijschepen nalaten, de Britsche schepen geen neutrale vlaggen hijschen; Groot-Brittannië zou dan den invoer van levensmiddelen in Duitschland toelaten, uitsluitend aan de burgerbevolking te distribueeren door Amerikaansche vertegenwoordigers. Berlijn antwoordde met den eisch, dat ook van grondstoffen de invoer zou worden toegestaan; maar het was Engeland, dat het voorstel verwierp in een sterk propagandistisch getinte nota met een opsomming van Duitsche gruwelen. Bij herhaling drong Gerard vanuit Berlijn erop aan, dat door dreiging met een uitvoerverbod van wapenen de Britten tot rede gebracht zouden worden, doch Bryan weigerde dit kortwegGa naar voetnoot2). In gegrond vertrouwen, dat zij voor zulke pressie niet bang behoefden te zijn, haastten de Geallieerden zich de gelegenheid van den Duitschen tegenzet aan te grijpen tot het nemen van nog krasser maatregelen tegen wat er van Duitschlands handel restte. Als represaille tegen de duikbootblokkade kondigden zij aan, alle schepen te zullen opbrengen die goederen vervoerden ‘van vermoedelijk vijandelijke bestemming, eigendom of oorsprong’. Dit was de toestand, die later officieel als ‘blokkade’ werd aangeduid; een blokkade, die zich volkomen onrechtmatig ook tot de havens van neutrale Europeesche landen uitstrekte. Wilson deed nauwelijks een poging, de tot nu toe geldende regelen te doen handhaven. Hij vermeed een principiëele contro- | |
[pagina 87]
| |
verseGa naar voetnoot1) en bepaalde zich tot een waarschuwing aan Frankrijk en Engeland, dat schadevergoeding geëischt zou worden in geval de uitvoering der nieuwe oekase schending van neutrale rechten zou meebrengen. De kwestie was trouwens vrij academisch, daar er van de rechten, waarop Amerika aanvankelijk aanspraak had gemaakt, toch al zoo goed als niets was overgebleven. Onderwijl bevorderde de regeering te Washington krachtig de particuliere onderhandelingen van Britsche agenten met Amerikaansche firma's, die moesten bewogen worden voortaan uitsluitend met de Entente handel te drijven. Wilson was echter nog alles behalve gerust over de stemming in het land. De onvruchtbaarheid van de verschillende protestnota's aan Londen veroorzaakte eenige prikkeling, en nu werd een ander middel beproefd. Op 5 Mei zond Wilson aan House, die in Londen vertoefde, een ‘absoluut onofficieele en alleen in persoonlijke vriendschap uitgesproken’ boodschap voor GreyGa naar voetnoot2): ‘Er komt een zeer ernstige wijziging in de publieke stemming in dit land wegens Engeland's uitstelpolitiek en de vele willekeurige belemmeringen van onze neutrale verschepingen. Men luistert met meer en meer instemming naar de gedachte van een uitvoerverbod van wapenen en oorlogsvoorraden, en als dit nog toeneemt vòòr de volgende zitting van het Congres kan het voor mij zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk worden dit optreden te voorkomen’. Dit heeft meer weg van een hulpgeroep dan van een dreigement. Het duurde tot eind Maart eer de Duitsche duikbooten de eerste Amerikaansche slachtoffers maakten. Den 28en werd het Britsche s.s. Falaba zonder waarschuwing getorpedeerd; een Amerikaan kwam om. Hoewel men dit had kunnen zien aankomen, konden Wilson en zijn raadgevers het niet eens worden over de vraag welke houding men moest aannemen. Feitelijk gebeurde er niets voordat de Lusitania de zaak in een kritiek stadium bracht. Bryan vond dat de Amerikaansche regeering zich niet verantwoordelijk stellen kon voor de levens van haar burgers, die zich per schip in de militaire zône begaven. Voor Wilson was handhaving van den vrede het opperste richtsnoerGa naar voetnoot3), | |
[pagina 88]
| |
maar hij twijfelde welke gedragslijn daartoe de beste was, en boette door zijn aarzeling om te handelen in aan prestige bij beide oorlogvoerende partijen. De verwijten omtrent zijn pro-Duitsche gezindheid in het eeneGa naar voetnoot1) waren haast even sterk als die over zijn pro-Geallieerde sympathie in het andere kamp. Duitschland diende een formeele klacht in over Amerika's berusting in de blokkade en laakte de wapenleveranties als een blijk van partijdigheid. Er liepen geruchten, dat het een breuk wilde forceeren, overtuigd als het was van de militaire onmacht der Vereenigde Staten en van de grondige organisatie der Duitsch-AmerikanenGa naar voetnoot2). Zeer karakteristiek is het, dat Wilson juist in deze benarde omstandigheden voor zijn onzijdigheidspolitiek een hoog ethisch doel aanwees. In een rede van 20 April luidt hetGa naar voetnoot3): ‘Zijt gij u bewust, dat wij de eenige groote natie zijn, die niet gebonden is? Is het niet waarschijnlijk, dat de volken der wereld zich eens tot ons zullen wenden,.... dat wij eens zullen helpen de methoden des vredes weer op te bouwen? Onze hulpbronnen zijn onaangetast. Door den drang der omstandigheden worden wij meer en meer de bemiddelende natie der wereld wat het geldverkeer aangaat. .... Het belang dat ik stel in de onzijdigheid der Vereenigde Staten is niet het kleine verlangen, buiten moeilijkheden te blijven. Ik stel er belang in, omdat er iets zooveel grooters te doen is dan te vechten. Er wacht deze natie een onderscheiding, die geen natie ooit verworven heeft. Dat is de onderscheiding van volkomen zelfbeheersching.’ Wilson koesterde de hoop Duitschland te kunnen bewegen tot het opgeven van de duikboot als wapen tegen koopvaardijschepen, ‘een werktuig dat onmogelijk daartoe te gebruiken is in overeenstemming met regels die de wereld zal willen aan- | |
[pagina 89]
| |
vaarden’Ga naar voetnoot1), terwijl Bryan het niet onredelijke standpunt innam, dat Amerika zich nu eenmaal geschikt had in onwettige maatregelen van de eene zijde, en zich daarom billijkerwijze moest neerleggen bij onwettige daden, waarmee de andere zijde repliceerde. Wellicht ware het inderdaad gekomen tot een verklaring, dat de regeering geen verantwoordelijkheid op zich kon nemen voor de levens van passagiers op schepen van oorlogvoerenden in de zône der duikbootoperaties, indien niet een plotselinge ramp van reusachtigen omvang de openbare meening had doen omslaan en Wilsons zienswijze had gerechtvaardigd.
* * *
Op 7 Mei 1915 werd de Lusitania in den grond geboord, waarbij 128 Amerikaansche mannen, vrouwen en kinderen het leven verloren. Een golf van oorlogsstemming sloeg over het land. Van alle kanten werd druk op den president uitgeoefend om den oorlog te verklaren, zelfs door House: ‘Wij kunnen niet langer neutrale toeschouwers blijven. Ons gedrag in deze crisis zal de rol bepalen, die wij zullen spelen bij het maken van den vrede, en den invloed, dien wij zullen kunnen uitoefenen ten gunste van een regeling voor het blijvende welzijn der menschheid’Ga naar voetnoot2). Maar Wilson was niet de man om zoo overijld te handelen. ‘Ik ben er niet zeker van, dat de huidige emotie lang genoeg zal duren om een actie te steunen die ik aan het Congres zou voorstellen. De uiteenloopende elementen, de tegenstrijdige stroomingen van nationaal gevoel vermanen ons te wachten en ons van overhaast handelen te onthouden.’ Hij hoopte nog, dat Amerika ‘vrij van Europeesche verwikkelingen zal blijven, en op het juiste oogenblik zich zal aanbieden als de eenige bemiddelende invloed om vrede te stichten’Ga naar voetnoot3). ‘Ik bekommer mij niet zoozeer om de bedoelingen van Duitschland, als om de houding van het Amerikaansche volk, dat in drie groepen verdeeld is: de pro-Duitschers, de pro-Geallieerden, en de groote meerderheid, die van mij verwacht dat ik een uitweg vind om de Vereenigde Staten uit den oorlog te houden. Ik ben voornemens den toestand zoo te behandelen, dat iedere Amerikaansche burger weten zal dat de regeering alles heeft gedaan om oorlog te voorkomen. Als er dan oorlog komt, zullen wij een eensgezind land hebben en behoeven wij niet te vreezen voor de gevolgen’Ga naar voetnoot4). | |
[pagina 90]
| |
Wilsons redevoering, op 10 Mei in Philadelphia gehouden, bevatte de woorden ‘te trotsch om te vechten’, die zijn tegenstanders mateloos uitgebuit hebben; zij waren slechts een wat ongelukkige formuleering van de reeds zoo vaak door hem geuite gedachte, dat Amerika den vrede moest bewaren ‘niet omdat het niet vechten wil, maar omdat vrede de genezende en verheffende invloed in de wereld is, en strijd dat niet is’Ga naar voetnoot1). De nota aan Berlijn, waarin desavoueering, schadeloosstelling en voorkoming van herhalingen geëischt werd, had echter een goede pers. Nadat de ergste opwinding eenmaal bedaard was, kan men zeggen, dat de toestand der openbare meening ten gevolge van de Lusitania-ramp vereenvoudigd was. Het nationaal gevoel was ontwaakt; de geschillen met Engeland waren uit de aandacht verdrongen; de Duitsch-Iersche groep boette veel van haar invloed in; de Duitsche propagandisten staakten hun werk, dat ze tot vruchteloosheid gedoemd zagen. In Europa echter daalde Amerika's prestige steeds dieper. ‘Men gelooft in Europa algemeen dat wij zoo onvoorbereid zijn en het zooveel tijd zou kosten om onze strijdmacht in beweging te brengen, dat onze deelname aan den oorlog maar weinig verschil zou maken’Ga naar voetnoot2). Dit oordeel was trouwens niet ver van de waarheid. Wilson had geen grond om te verwachten, dat de Duitschers voor een herhaling van het gebeurde zouden terugdeinzen. Geen wonder dat hij haakte naar verwezenlijking van het reeds eerder voorgestelde compromis, waarbij Duitschland den duikbootoorlog, Engeland de voedselblokkade zou opgeven, als grondslag voor een daarop volgend vredesvoorstelGa naar voetnoot3). De Duitsche nota van antwoord in zake de Lusitania bracht geen ontspanning. Zij rechtvaardigde den aanval daarmee, dat het schip munitie vervoerde en gewapend was - ‘juridisch nauwkeurig maar propagandistisch volkomen verkeerd’Ga naar voetnoot4). Het was een psychologische fout der Duitsche diplomatie, dat zij Wilson in de gelegenheid stelde tot haar het verwijt te richten, dat het essentiëele verschil tusschen de Britsche en de Duitsche schendingen van het volkenrecht - de een bracht materiëele schade toe, | |
[pagina 91]
| |
die steeds vergoed kon worden, de ander vernietigde menschenlevens - door haar miskend werd. De Amerikaansche repliek maakte van die gelegenheid een dankbaar gebruik: ‘De regeering der Vereenigde Staten komt op voor iets veel grooters dan simpele eigendomsrechten of handelsprivileges. Zij komt op voor niets minder hoogs en heiligs dan de rechten der humaniteit’. Gesteund als zij thans was door de openbare meening, werd de regeering nauwelijks verzwakt door het aftreden van Bryan als staatssecretaris op grond van zijn bezwaren tegen het door Wilson gehandhaafde standpunt. Met Lansing kreeg een man van geheel andere opvattingen dan Bryan de leiding van het Department of State. Als opperste richtsnoer voor zijn beleid zag hij de verdediging der democratie, die hij in de geheele wereld bedreigd achtte door het naar de wereldheerschappij strevende Duitsche ‘absolutisme’. Hij wenschte deelname van Amerika aan den oorlog zoodra deze op een Duitsche overwinning zou dreigen uit te loopen. ‘Een triomf van het Duitsche imperialisme mag er niet komen.’ Zou de oorlog onbeslist blijven, dan was volgens hem na verloop van tijd een hernieuwde Duitsche aanval op de democratie te wachten. ‘Het zou waarschijnlijk pogen oneenigheid tusschen de naties met liberale instellingen te zaaien en naar een bondgenootschap met andere regeeringen streven, dat min of meer op het beginsel van het absolutisme gebaseerd zou zijn’, en daarop een tweeden oorlog ontketenen. Om dat te voorkomen verdiende een Amerikaansche interventie, die de overwinning der Geallieerden zou verzekeren, de voorkeur. ‘Deze noodzaak moeten wij voortdurend in gedachten houden bij onze geschillen met de oorlogvoerenden. De Amerikaansche openbare meening moet worden voorbereid voor den tijd, die komen kan, wanneer wij onze onzijdigheid zullen moeten afwerpen en een der kampioenen van de democratie worden’Ga naar voetnoot1). Weliswaar was Lansings invloed op het buitenlandsch-politieke beleid beperkt; Wilson behield zelf de leiding, behandelde vele zaken buiten het Department of State om met zijn medewerkers achter de schermen. Het persoonlijke verkeer van den president en den minister beperkte zich tot het zuiver ambtelijke. Van Lansings zeer besliste ideeën was Wilson niet op de hoogte. Wel | |
[pagina 92]
| |
drong de eerste op kritieke oogenblikken telkens op een oorlogspolitiek aan, maar hij noemde dan niet zijn eigen beweegredenen, maar zulke, die op Wilson vat konden hebben, zooals het vooruitzicht dat daardoor de oorlog verkort en zijn invloed op de regeling van den vrede vergroot zou wordenGa naar voetnoot1). Niettemin voltrok zich juist in deze zelfde weken een wijziging ook in Wilsons beschouwing van den oorlogGa naar voetnoot2). Gerard zond berichten omtrent Duitsche oorlogsdoeleinden: de regeering van Berlijn was voornemens België te annexeeren, de openbare meening rekende daarop. Tegelijk schenen deze doeleinden nader gebracht te worden door de voor de Centralen gunstige krijgskans. De expeditie naar Gallipoli was mislukt, het offensief tegen Rusland slaagde, Boelgarije schaarde zich aan de zijde der Centralen. Wilson drukte nu bijna dezelfde gevoelens uit als Lansing: ‘Wanneer Europa onder de overheersching komt van een enkele militaristische groep, zullen vrede en democratie in ons land in ernstig gevaar komen. Indien dat onloochenbaar blijkt, zal ik op Amerikaansche interventie moeten aandringen. Wij zullen moeten trachten de democratie te redden. Maar aan het einde van den strijd zou ik pogen de volken bijeen te brengen in een verbond van samenwerking, dat ze zou vereenigen tegen iedere natie die haar toevlucht zou nemen tot oorlog - de barbaarsche methode om vraagstukken op te lossen’Ga naar voetnoot3). Op dit psychologische moment zorgde Grey, dat een voorstel betreffende Amerika's deelname aan een toekomstigen Volkenbond Wilson bereikte. Kennelijk was het daarbij zijn bedoeling, dat zulke bespiegelingen over een ordening van het volkenrecht in een ver verschiet, Wilsons aandacht zouden afleiden van de schendingen, waaraan dat recht in den huidigen oorlog bloot stond. House had hem meermalen gesproken van zijn lievelingsdenkbeeld, de ‘vrijheid der zee’. Nu maakte het groot verschil of men daaronder verstond de onmiddellijke opheffing der Britsche illegale handelsbelemmeringen, dan wel een onderdeel van een of ander wereldstatuut, dat na het sluiten van den vrede tot stand moest worden gebracht. Het spreekt vanzelf, dat de Britten van het eerste niet wilden weten. ‘Het volkenrecht heeft tot nu toe geen sanctie gehad. De les van dezen oorlog is, dat de mogendheden zich moeten verbinden om het | |
[pagina 93]
| |
een sanctie te geven. Als men dat tot stand kan brengen, dan zullen de vrijheid der zee en tal van andere dingen gemakkelijk bereikbaar worden. Het is onbillijk te verlangen, dat de vrijheid der zee gewaarborgd zou moeten worden terwijl Duitschland er aanspraak op maakt te land geen andere wet dan zijn eigene te erkennen, en het recht te hebben naar believen te gaan vechten.’Ga naar voetnoot1) Deze eerste gedachtenwisseling over een volkenbond ging dus uit van de meening, dat Duitschland de schuldige aan dezen oorlog was. Wilson was voor zulke denkbeelden op dit oogenblik vatbaar, te meer, daar ook de algemeene stemming in Amerika nog steeds scherp anti-Duitsch was, mede dank zij het optreden van Lansing. Op handige wijze wist deze zijn diplomatie dienstbaar te maken aan de opvoeding der openbare meening in pro-Geallieerden zin. De Oostenrijksche regeering had te Washington doen protesteeren tegen den verkoop van munitie, te kennen gevend, dat een strikte inachtneming van het volkenrecht (dat dezen verkoop wettigde) onder de gegeven omstandigheden met een houding van strenge pariteit tegenover beide oorlogvoerende partijen onvereenigbaar was. Lansing benutte deze gelegenheid om in de antwoordnota het standpunt der regeering ter zake aan het Amerikaansche publiek uiteen te zettenGa naar voetnoot2). Op zijn initiatief werd daarin aan de rechtskundige argumenten een practische reden toegevoegd. De Vereenigde Staten, zoo redeneerde hij, hadden nooit een aanzienlijke oorlogstoerusting bezeten en waren dus zelf steeds afhankelijk geweest van het recht, in geval van een vijandelijken aanval zich van geïmporteerde wapens te voorzien. De moraal hiervan was, dat ‘de algemeene aanvaarding van de theorie, volgens welke neutrale landen den wapenverkoop aan oorlogvoerenden behooren te verbieden, elke natie zou dwingen steeds voldoende krijgsvoorraden gereed te hebben om aan iedere eventualiteit het hoofd te bieden. Dit zou ertoe leiden, dat elke natie een gewapend kamp werd, gereed om agressie te weerstaan en in de verleiding geweld te gebruiken om zijn rechten te verdedigen, in plaats van zich op rede en rechtvaardigheid te beroepen ter beslechting van internationale geschillen. De regeering der Vereenigde Staten is overtuigd, dat de aanvaarding dezer theorie het militarisme aan de wereld zou opdringen en ons verder zou verwijderen van dien wereldvrede, die het verlangen en het doel is van alle naties, welke gerechtigheid en rechtschapenheid in hun onderlinge betrekkingen laten heerschen.’ | |
[pagina 94]
| |
In cauda venenum! Wilson vreesde niet ten onrechte, dat men deze tirade als pro-Geallieerd zou opvatten; de op zijn specialen wensch gemaakte toevoeging, dat het gezegde niet bedoelde ‘een oordeel aangaande de omstandigheden van den huidigen oorlog te impliceeren’ verzwakte de propagandistische uitwerking natuurlijk in het geheel nietGa naar voetnoot1).
* * *
Met de bestellingen der Geallieerden in Amerika ging het intusschen crescendo. De firma Morgan & Comp., aangesteld tot vertegenwoordigster voor de Britsche en Fransche regeeringen voor haar inkoop in de Vereenigde Staten, legde grooten ijver aan den dag. Een steeds gewichtiger punt werd nu de financiering dezer leveranties. Het onderscheid, dat in October gemaakt was tusschen handelscredieten, die niet, en publieke leeningen die wel ontraden werden, maakte het State Department op 31 Maart wereldkundig op een aanvraag van de firma Morgan, die dienzelfden dag met een crediet van 50 millioen dollar Fransche schatkistbiljetten voor den dag kwamGa naar voetnoot2). Dat was maar een bagatel, en in Juli vond men het noodzakelijk worden deze financiering op grootere schaal te ondernemen door middel van een obligatieleening. Het tijdstip bleek echter ongunstig, daar de Duitsche overwinningen op het Oostelijk front het vertrouwen in de Geallieerde zaak verzwakten. De firma begon nu een opvoedingscampagne tot voorbereiding der uitgifte van een leeningGa naar voetnoot3). Maar het veto der regeering stond nog in den weg. De minister van financiën, McAdoo, werd bewerkt door de Federal Reserve Bank of New YorkGa naar voetnoot4). Toen dit echter niet aanstonds resultaat had, ging men er toe over de toestemming der regeering af te dwingen door middel van manipulaties met den wisselkoersGa naar voetnoot5). De voortdurende geforceerde export naar Engeland oefende | |
[pagina 95]
| |
een druk uit op het pond sterling. Wekenlang voorkwamen Morgan & Comp. een koersdaling door groote bedragen aan ponden sterling uit de markt te nemen. Op 14 Augustus nu zijn ze hiermee plotseling opgehouden. Onmiddellijk zakte de koers in, en nog dienzelfden dag bracht gouverneur Strong van de Federal Reserve Board, na overleg met Morgan, aan House de gevaren onder oogen, die een daling van het pond sterling voor den uitvoer naar Europa opleverde. Ook Lansing en McAdoo werden in de zaak betrokken en brachten haar op hun beurt onder de aandacht van Wilson, hem nadrukkelijk wijzende op de verontrustende toestand van de wisselmarkt en op het onlogische in de tot nu toe aangenomen houding tegenover oorlogsleveranties en oorlogsleeningen. ‘Levering van voorraden aan Engeland en anderen keuren wij goed en moedigen wij aan, maar het ontstaan van creditposten om hun wettige en welkome inkoopen te financieren keuren wij af. Wij moeten een weg vinden om hun de benoodigde credieten te verstrekken. Om onze welvaart te handhaven, moeten wij haar financieren. Anders kan er een eind aan komen, en dat zou een ramp zijn.’ Deze pressie had het gewenschte resultaat. De president verklaarde: ‘Wij moeten zeggen, dat “de betrokkenen niets zullen doen, hetzij voor of tegen zulk een transactie”, maar dit moet mondeling worden medegedeeld, en niet op schrift gesteld’Ga naar voetnoot1). Twaalf dagen na de daling van het pond had Wilson zijn onzijdigheidspolitiek gewijzigd. Merkwaardigerwijze hebben de Britsche maatregelen tegen Amerika's neutralen handel tot dezen ommekeer bijgedragenGa naar voetnoot2). De Britsche regeering wenschte nu eindelijk, vóór den oogst van 1915, katoen tot contrabande te verklaren. Zij deed dit op 20 Augustus, maar vreesde ook nu nog den haat der planters in de Vereenigde Staten, en bracht daarom een regeling tot stand waarbij zij 30 millioen dollar voor aankoop van katoen beschikbaar stelde. Ook bij deze manoeuvre verleenden McAdoo en de bankiers uit New York hun welwillende medewerking. Maar de behoefte der Britsche schatkist aan crediet neep nu nog zooveel te erger. Bovendien is er in diezelfde dagen stemming gemaakt tegen Duitschland door een machinatie, die bezwaarlijk door den | |
[pagina 96]
| |
beugel kan, en die zonder eenigen twijfel ten doel had de aanstaande wijziging in de financiëele politiek gemakkelijker aanvaardbaar te maken bij de openbare meening. Aan dr. Albert, een ambtenaar van het Duitsche gezantschap, waren onlangs eenige documenten ontstolen, die betrekking hadden op het subsidieeren van propaganda en het opkoopen van munitiefabrieken - een der middelen die de Duitschers toepasten om de wapenfabricage te belemmeren. Bewijzen van strafbare handelingen waren er niet bij; een aanbod om voor geld stakingen in wapenfabrieken te organiseeren was wel bezwarend voor den afzender, maar niet voor Albert. Zonder bronvermelding werd een selectie uit deze stukken in het dagblad ‘The World’ gepubliceerd, een meesterstuk van propaganda, voor de Geallieerden wel een legercorps waard. Dat gebeurde op 15 Augustus, op den dag nadat de wisselkoers gedaald en de kwestie der credieten acuut geworden was! In zijn mémoires nu heeft Lansing onthuldGa naar voetnoot1), dat deze publicatie, die men indertijd aan Britsche agenten toeschreef, bekokstoofd is door niemand anders dan McAdoo en hemzelf. Ten overvloede zorgden de Duitschers zelf op het juiste moment voor een nieuw duikbootincident. Het Britsche s.s. Arabic werd den 19en Augustus, op een reis westwaarts en geen contrabande vervoerend, zonder waarschuwing getorpedeerd. Twee Amerikanen kwamen om. Opnieuw dreigde oorlogsgevaar. Weliswaar werd deze crisis spoedig door een détente gevolgd; nadat Lansing tot Bernstoff zeer krachtige taal had gebezigd, kregen in Duitschland diegenen de overhand, die een energieke duikbootcampagne wilden uitstellen tot het volgend jaar, wanneer men met den aanbouw van onderzeeërs gevorderd zou zijn, en op 1 September verzekerde de Duitsche regeering, dat ‘lijnbooten niet meer zonder waarschuwing en zonder zorg voor de veiligheid der noncombattanten getorpedeerd zullen worden, zoolang zij niet trachten te ontvluchten of weerstand te bieden’. Maar intusschen had dit voorval reeds mede de juiste atmosfeer verwekt, waarin Wilsons besluit aangaande de oorlogsleeningen tot | |
[pagina 97]
| |
stand kon komen. Voor Lansing waren de Duitsche strijdmethoden ‘a blessing in disguise’. Hij zorgde ervoor, de geprikkelde stemming gaande te houden. Op 31 Augustus kwamen de intrigues aan het licht, waaraan de Oostenrijksche gezant Dumba en de marine-attaché der Duitsche ambassade, Boy-Ed, zich hadden schuldig gemaakt. Op 8 September werd de terugroeping van Dumba als persona ingrata aan Weenen verzocht. Een ernstige explosie in de munitiefabriek Du Pont de Nemours te Wilmington op 29 Augustus werd gereedelijk aan een Duitschen aanslag toegeschreven. Zoo was het terrein goed voorbereid voor een openlijke aankondiging, die de opheffing van het veto tegen oorlogsleeningen onherroepelijk zou maken. Niet tevreden met Wilsons voorzichtige toezegging, bracht Lansing den president opnieuw de situatie onder 't oog. Onttrekking van goud zou het crediet van Engeland en Frankrijk ruïneeren. Verschafte men hun geen leening, dan zouden ze genoodzaakt worden hun aankoopen stop te zetten, en industriëele malaise, werkeloos kapitaal en werkelooze arbeid, déconfitures, financiëele demoralisatie en algemeene onrust en ellende bij de arbeidersklasse zouden de gevolgen zijnGa naar voetnoot1). Hier heeft men dus een ministeriëele uiteenzetting, hoe het land in economisch opzicht met handen en voeten gebonden was aan de Geallieerden. Den volgenden dag capituleerde Wilson. Hij voelde het als een nederlaag: ‘Het is moeilijk om, met zooveel hartstochtelijke krachten in de wereld daarbuiten, eenigszins vast te houden aan een bepaalden principieelen koers’Ga naar voetnoot2). Enkele dagen later arriveerde een Fransch-Britsche commissie van financiëele deskundigen in New York, om over de voorwaarden der leening te onderhandelen, welke dan op 14 October aan het beleggende publiek werd aangeboden, 500 millioen dollar 5 procents vijfjarige obligaties. Het was de eerste van een lange reeks. Zou men nu meenen, dat Amerika door dit alles in de achting der Geallieerden steeg, dan zou men zich wel zeer vergissen. ‘Ons prestige is naar Britsch oordeel verloren. Het laat de Engelsche openbare meening onverschillig, wat de Vereenigde Staten denken of | |
[pagina 98]
| |
doen. Het overheerschende gevoel is niet een zelfzuchtig verlangen om militaire hulp. Zij meenen, dat wij hun door munitie te maken, leeningen op te nemen en levensmiddelen te verkoopen beter kunnen helpen dan door een actie van leger en vloot. Hun gevoel berust op een teleurstelling, dat wij ons onderwerpen aan wat zij beschouwen als Duitsche plagerijen en Duitsche beleedigingen. Zij zeggen: aangezien niemand nu bang is voor de Vereenigde Staten, is hun moreele invloed geschaad in elke hoofdstad’Ga naar voetnoot1). ‘Hoe rijker wij worden door gevolg te geven aan hun aandrang om oorlogsmunitie aan hen te verkoopen, des te meer impopulair worden wij. Maar als we geweigerd hadden zulke economische hulp te verschaffen, zou onze naam net zoo goed verwenscht zijn’Ga naar voetnoot2). De Amerikaansche diplomatie was ook niet geschikt om veel respect in te boezemen. Tegen Duitschland werd krachtige taal gebruikt, die echter niet door daden werd gevolgd. Tegen Engeland was zelfs de taal uiterst slap, toen eindelijk weer eens een protestnota tegen Britsche handelsbelemmeringen werd verzonden, een stuk van 35 paragrafen en 2 bijlagen, meer door omvang dan door inhoud indrukwekkendGa naar voetnoot3). ‘Alles werd ondergedompeld in een woordenstroom. Dit geschiedde met weloverdachte bedoeling. Het verzekerde de voortzetting der controversen....’ (Lansing). Het recht te handhaven om met de Centralen in non-contrabande handel te drijven, werd niet meer gepoogd; alleen van het recht op handel met neutralen in neutrale schepen was nog sprake. En zelfs dit behoefde Engeland zich weinig aan te trekken, want zijn gezant berichtte, dat het eenige doel van de nota was, een goed figuur te slaan tegenover het Congres; de een of andere kleine concessie raadde hij aan, om de positie der regeering van Washington bij de aanstaande zitting van het Congres te versterkenGa naar voetnoot4). Nog een ander grondbeginsel van zijn diplomatie heeft Lansing geopenbaard: ‘Steeds was ik mij bewust, dat wij ten slotte een bondgenoot van Groot-Brittannië zouden worden. Het was van het grootste belang, dat ons als oorlogvoerenden de handen niet te zeer gebonden zouden zijn door wat wij geschreven hadden. Wij zouden waarschijnlijk sommige van de praktijken willen toepassen, die de Britten toepasten, want ons doel zou het zelfde zijn als het hunne, namelijk Duitschlands kracht te breken en het moreel van het Duitsche volk te vernietigen door een | |
[pagina 99]
| |
economische isolatie, die het de noodzakelijkste levensbehoeften zou doen ontberen’Ga naar voetnoot1). Zoodoende verwijderde men zich van de volstrekte onzijdigheid al heel ver. Het behoeft nauwelijks gezegd, dat daarmee de mogelijke invloed van Wilson als bemiddelaar en vredestichter ernstig verzwakt moest worden. J.F. Niermeyer
(Wordt vervolgd) |
|