De Gids. Jaargang 102(1938)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] Gedichten Uitzicht op de Zee Op dezen duinkam sta ik in het wijde; de zee verspreidt den witgeschuimden rand van de uitgevlijde vloeden over 't strand - en boven mij de blanke hemelweide. En 't oog betuurt zoo ver de blik kan lijden aan zeëeneind'r een raadslig oeverland, dat ziel en aandacht in zijn toover bant, en lokkend heengeleidt naar de overzijde. Straks daalt de zon in deze waatren wereld van goud omvloeid en door opaal bepereld heenzinkend naar dien verren overkant - Schenk Zon waar horizonte' uw intocht beiden aan zwerver-ziel uw lichtend vrijgeleide, reizend naar ginds - het onbekende strand. [pagina 272] [p. 272] Aan een slaper De zoete geest des Slaaps omzwerve uw lokken en voere uw voet een tooverwereld binnen, waar donkre geure' omnevelen de zinnen en blauwe weelde wast aan wingerdstokken. In schemerdalen luiden wonderklokken, waar murmelbeken tragen loop beginnen, in looverschaduw gouden vogels minnen en dwaze Fauns met schuchtre nymfen jokken. De zoete geest des Slaaps die droomverloren door landen wandelt waar geen voetstap stevigt geleide uw gang langs halfverwischte sporen, door lang-vergeten uitgestorven steden. Niets dat den kalmen ademhaal verhevigt - Blijf daar en wacht: dit is een wereldvrede. J.D. Bierens de Haan Vorige Volgende