Friesland zelf vooral, heeft verricht en weten te bereiken, wordt niet spoedig teveel goeds gezegd. Maar deed hij, zij het met de beste bedoelingen, nu in Juni niet een bovengreep? Was hij, lichaam van advies en uitvoering ten dienste van het provinciaal bestuur in aangelegenheden van friesch onderwijs en hiertoe uitnemend bekwaam, dit ook tot het eigenmachtig stichten van een ‘academie’, van wie, naar den aard dezer instellingen, zeker leering zal kunnen uitgaan, maar die toch naar haar wezen niet een eigenlijke instelling van ‘onderwijs’ is? Wat zeggen 's Raads lastgevers, die simpel bericht kregen van het oprichtingsbesluit, hiervan?
Academies plegen tamelijk zelfstandige lichamen, met behoorlijk gewaarborgde inkomsten, te zijn. Deze Akademy is dit niet. Mocht eens de Onderwijsraad verdwijnen, waar blijft dan dit zijn onzelfstandig verlengstuk? Als straks, dank zij Slotemaker de Bruïne's wijziging in de lager-onderwijswet, het friesch zich behoorlijk zal hebben ingeburgerd op de friesche scholen en het Rijk zijn plicht om zelf te zorgen voor hooger onderwijs in de friesche taal zal hebben begrepen en naar eisch betracht, is dan de tegenwoordige Provinciale Onderwijsraad in Friesland, die voor dit alles zoo loffelijk baan heeft gebroken, nog wel van noode? Niemand, die dit thans kan zeggen. Maar een academie, gesteld zij had naast het Genootschap redelijk bestaansrecht, wenscht men in vasteren grond dan deze onzekerheden geworteld te zien.
De neteligste vraag evenwel blijft die naar dit redelijk bestaansrecht.
De tegenwoordige Commissaris der Koningin in Friesland, tevens voorzitter van het Friesch Genootschap, heeft op het Groot Friesch Congres te Leeuwarden in 1927 in zijn in meer dan één opzicht merkwaardige openingsrede, waarin geen woord hollandsch was, de opmerking geplaatst, dat het den Friezen - aan die tusschen Sincfal en Wezer zal hij hebben gedacht - van oudsher gehaperd heeft aan staatvormende kracht. Inderdaad, hun kracht verbruikten zij veelal in onderling krakeel. In makkeren vorm dan ten tijde der Schieringers en Vetkoopers kan dit ook. Aan de friesche beweging der laatste decenniën is deze trek mede niet vreemd gebleven. Doch toen de Onderwijsraad werd ingesteld, ‘tot bewaring en sterking van het friesche volks- en taaleigen’, hebben de Friesche Staten toch zeker niet bedoeld,