De Gids. Jaargang 102
(1938)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Jacques ChardonneIn onze troebele tijd, waarin problemen van allerlei aard, ook op sociaal of economisch gebied, ja zelfs politieke propaganda, de literatuur binnendringen, kan men zich gelukkig achten een schrijver te ontmoeten, die teruggaat tot de bron, die ook de klassieken der zeventiende eeuw inspireerde, namelijk die van het menselijk hart. Natuurlijk is de zin voor actualiteit bij de meesten van onze tijdgenooten verklaarbaar. Zelden kwam de waarheid van Amiel's woorden: ‘Il faut vivre’ zo fel naar voren als in de laatste jaren. De economische crisis heeft alle belangstelling op onze materiele behoeften geconcentreerd en alle meningsverschillen toegespitst. ‘La grande misère de ce temps’, heeft Chardonne gezegd in een gesprek met Fernand Lot, waarvan we een verslag lezen in de ‘Nouvelles Littéraires’ van 12 Juni '37, ‘c'est que la politique a pénétré dans la vie intime. On prend pour des idées ce qui n'est que le besoin momentané, l'envie, l'orgueil, la pitié haineuse ou intéressée. Presque tous les écrivains sont corrompus....’ Het feit, dat Chardonne zich, in enkele van zijn werken althans, aan deze neiging heeft weten te onttrekken en de eenvoud en diepte van de grote klassieken wist terug te vinden, is ongetwijfeld een heugelijk feit. ‘Ce qui m'intéresse aujourd'hui’, verklaart hij verder nog, ‘c'est l'essentiel, ce qui survit à toutes les formes de la société, les problèmes insolubles.’ Vóór alles is Chardonne dan ook de schrijver van Eva, van Claire, van L'Amour du Prochain en Romanesques. Zijn andere romans, hoe groot ook de literaire verdienste ervan moge zijn, horen thuis in een andere categorie, dragen, als ik het zo mag zeggen, een meer alledaags karakter. Daar ze gecompliceerder zijn, verspreidt de aandacht van de lezer zich en de zo bewonderens- | |
[pagina 76]
| |
waardige diepte en intensiteit van zijn romans met slechts drie of vier personen, ontbreekt. Jacques Chardonne heeft aan het einde van 1936 een tournée door HollandGa naar voetnoot1) gemaakt en hij is dus geen onbekende meer voor ons. Ziehier echter enkele biographische bijzonderheden, die belangrijk zijn, omdat wij er de sporen van terugvinden in het werk. Jacques Boutelleau - zoals men weet is Chardonne slechts een schuilnaam - is in 1884 te Barbezieux in Charente geboren. De familie van zijn moeder, afkomstig uit Amerika, bezat te Limoges een van die porcelein-fabrieken, die men in meer dan één van zijn romans aantreft. En de handel in de beroemde cognac, die er eveneens een ereplaats inneemt, was de specialiteit van zijn familie van vader's zijde. Jacques Boutelleau werd opgevoed in een milieu, waar men van de letteren hield. Zo kwam hij reeds vroeg met literatuur in aanraking en had er belangstelling voor. Henri Fauconnier, de schrijver van Malaisie, is, vanaf zijn schooljaren, zijn vriend geweest. Met hem las hij Flaubert, die zij bijzonder vereerden. Zoals veel jongeren hebben ook zij hun krant en hun toneel gehad. Aan hem heeft Chardonne Claire opgedragen. Vriendschap heeft in zijn leven een grote rol gespeeld: ‘Ce sont mes amis’, verklaart hij in L'Amour du Prochain(I), ‘qui m'ont fait aimer la vie. Ils me rendent meilleur à mesure que je les trouve meilleurs.’ Toen hij twintig was, ging Chardonne in Parijs rechten studeren. Bij het uitbreken van de oorlog echter, in 1914, heeft hij dienst genomen, maar na twee jaar werd hij zó ernstig ziek, dat hij naar Zwitserland moest gaan om te herstellen. Hij koos toen tot woonplaats een dorpje bij Vevey, Chardonne genaamd, waaraan hij zijn schuilnaam heeft ontleendGa naar voetnoot2). | |
[pagina 77]
| |
Het verblijf in Zwitserland is van het hoogste belang voor Chardonne's vorming geweest. Niet alleen is de schrijver daar in hem geboren, maar ook de moderne mens, die behoefte heeft aan activiteit: teruggekomen in Parijs heeft Boutelleau, tezamen men zijn vriend Maurice Delamain, de leiding van de oude boekhandel Stock op zich genomen. Hier is het, dat in 1921 zijn eerste roman, L'Epithalame, verschijnt. Het is ook niet louter toeval dat Eva, in de roman van die naam, het verlangen heeft naar Zwitserland, haar geboorteland, terug te keren; dat Jean Barnery (Pauline) voor zijn genezing naar het land gaat waar de schrijver zelf zijn gezondheid heeft teruggekregen, en dat, na hun huwelijk, Pauline en Jean (zelfde roman) hun intrek nemen in een chalet bij Vevey: het is duidelijk dat Chardonne veel voor Zwitserland voelt. Jacques Chardonne heeft niet de bekende weg gevolgd. Zonder het traditionele ‘jeugdwerk’ te hebben gepubliceerd, geeft hij ons, op een goede dag, een roman, die hem meteen onder de beste schrijvers van zijn tijd plaatst. Het boek werd zó gewaardeerd, dat, hoewel het zeer eenvoudig en zonder de naam van de schrijver werd uitgegeven, men het met de Prix Northcliffe bekroonde, terwijl het, bij de laatste stemming voor de Prix Goncourt, vijf tegen vijf stemmen kreeg. Sindsdien is het in 17 talen vertaald. Ongetwijfeld is L'Epithalame een waardevol werk. Dit vooropgesteld, heeft men in deze roman zekere zwakke punten opgemerkt, waaronder een gebrek aan compositie. Chardonne plaatst een reeks ‘tableaux’ naast elkaar zonder de moeite te nemen deze onderling te verbinden. Ook treden te dikwijls nieuwe personen op zonder aan de lezer voorgesteld te zijn en men raakt verward in een overvloed van détails. Als men, in dit opzicht, L'Epithalame met Eva, met Claire vergelijkt, geeft men er zich rekenschap van welke evolutie Chardonne's kunst heeft doorlopen. Want al vinden wij er al ‘zijn’ onderwerp, n.l. ‘la psychologie du couple’, de wonderlijke eenvoud van zijn meeste romans ontbreekt nog geheel en al. Wat de uitvoering betreft, doet L'Epithalame denken aan | |
[pagina 78]
| |
Flaubert's Education Sentimentale. Ook Tolstoï's invloed vindt men er, en men heeft Berthe wel vergeleken met Anna Karenina (cf.: ‘souvent, elle pensait à Anna Karénine, dont elle comprenait si bien le tourment à la fin du livre.’) In een interview, dat Lefèvre hem vroegGa naar voetnoot1) ter gelegenheid van de nieuwe uitgave van zijn eerste roman (bij Grasset dit keer, en in één deel - 1929), spreekt Chardonne op de volgende wijze over L'Epithalame: ‘on y trouvera strictement le roman du couple. J'ai voulu montrer que l'amour est inhabitable, parce qu'il exaspère le caractère de deux individus très rapprochés et assez dissemblables. Mais une longue communauté de vie.... crée(nt) des liens plus forts que l'amour déçu et querelleur.’ Dit heeft hij ongetwijfeld willen uitdrukken in de slotscène, waar Berthe, na een onschuldige flirt met haar jeugdvriend André, naar het station gaat om haar man af te halen, die haar, bij het weerzien, van verre reeds toelacht. Laat ons echter niet de conclusie trekken, dat de schrijver tegen de echtscheiding heeft willen pleiten. Integendeel. In Eva lezen we: ‘C'est le divorce qui a produit ce changement dans nos moeurs: il a terriblement resserré le lien des époux en permettant les unions selon le coeur.’ Bovendien, François le Grix heeft het zo terecht in zijn artikel van de Revue Hebdomadaire (29 October '21) opgemerkt: ‘Chardonne ne plaide rien’, wat hijzelf trouwens met nadruk heeft verklaard in een brief aan Bernard Grasset: ‘J'écris des romans pour exprimer la pensée par les moyens de la vie, non pas une pensée arrêtée, une leçon, mais un débat, un drame moral, une recherche spirituelle....’ (Zie de voorrede van Claire: lettre familière à l'auteur de Claire). In bovengenoemd interview heeft Chardonne bovendien nog verklaard, dat zijn eerste idee betreffende ‘le couple’ zich gewijzigd heeft: ‘Je pense maintenant’, zegt hij, ‘que rien ne subsiste de valable dans le couple, sans l'amour et l'harmonie.’Ga naar voetnoot2) De grondgedachte echter is dezelfde gebleven, n.l. dat het huwelijk geen kunstmatige schepping van de maatschappij is, maar een soort natuurwet, die tussen twee, zelfs uiteenlopende wezens | |
[pagina 79]
| |
een toestand schept, een soort ‘état de grâce particulier’, zoals François le Grix het noemt, ‘qu'on pourrait appeler l'état de conjugalité’; niet alleen in L'Epithalame is er sprake van deze mysterieuze en onverbreekbare band, die twee wezens verbindt, die eenzelfde leven leiden (dikwijls voelt Albert, als hij aan Berthe denkt, hoezeer zij zijn eigen leven geworden is, de kleur, de aantrekkelijkheid, de ziel van alle dingenGa naar voetnoot1); zo lezen we o.a. ‘il la sentait mêlée à son corps même, imprimée dans les fibres un peu meurtries de son être’), maar ook in Eva, Claire en andere van Chardonne's werken. En het is niet de enige gedachte die, in L'Epithalame uiteengezet, Chardonne dierbaar zal blijven. Zo is er ook nog het gevoel van de broosheid van het geluk. Eenmaal getrouwd komen er in Berthe's brein allerlei grieven en onrust op, wat Albert doet zeggen: ‘Il ne faut pas tourmenter son bonheur de doutes, d'interrogation’, en ook nog: ‘Tu es torturée par un chagrin imaginaire au milieu du bonheur.’ In Eva en vooral in Claire, waar de kleingeestigheid van het dagelijks leven geen plaats meer vinden, waar men niets aantreft dan het beeld van wat men zou kunnen noemen ‘le tragique approfondissement d'un bonheur’, wordt dit onderwerp nog delicater en is er een dichter-schrijver, zoals Jacques Chardonne, nodig, om er de volle schoonheid van te doen beseffen. Dit is het, wat Edmond Jaloux in de Nouvelles Littéraires van 24 October '31 deed zeggen: ‘l'optimisme de M.J. Chardonne est mélancolique’. Maar alvorens tot de bespreking van de meesterwerken over te gaan, enkele woorden over Le Chant du Bienheureux en Les Varais. De eerste van deze beide romans verscheen in 1927 bij Stock. Hij verschilt in menig opzicht van L'Epithalame. Pierre Baraduc, hij, die geboren is om ‘gelukzalig’ te zijn, kent geen ander doel dan zijn eigen ‘ik’; van nature haat hij iedere band en is een treffend beeld van de rusteloosheid van onze tijd. Daar hij van de samenleving een volkomen negatieve en bedroevende opvatting heeft, heeft de schrijver het ongetwijfeld raadzamer gevonden het verhaal noch aan tijd, noch aan plaats te binden. André Thérive merkt dan ook zeer terecht in L'Opinion van 31 Maart 1928 op: ‘Plus j'y songe, plus je soupçonne que | |
[pagina 80]
| |
l'auteur du Chant du Bienheureux a laissé dans son livre une obscurité.... pour n'en pas dévoiler toute la conséquence sociale qui pourrait être en effet terrifiante.’ Zo, voor de lezer, het verschil tussen deze roman van Chardonne en zijn eerste boek voornamelijk gelegen is in het behandelde onderwerp, ligt het voor de schrijver bovendien in het feit, dat Le Chant du Bienheureux een rijpelijk overdacht werk is, terwijl L'Epithalame geschreven werd in een toestand, die Chardonne zelf als ‘état d'innocence’ bestempelt. Eerst bij het schrijven van zijn tweede roman had hij - zoals hij verklaard heeft in zijn onderhoud met André Montrouge van 18 Juni '32 - die graad van innerlijke rijpheid bereikt, zonder welke een schrijver nog geen schrijver is; ‘à partir de ce moment’, zei hij, ‘je pouvais écrire à mon gré, un ou deux volumes par an.’ Diego Valeri heeft eens verklaard, dat in Les Varais (Grasset, 1929) deze rijpheid niet is bereikt. Hij verwijt Chardonne aan een secundaire handeling zoveel waarde te hebben gehecht, dat de roman hierdoor iets onevenwichtigs zou hebben gekregen. Maar in Une heure avec.... heeft Chardonne zelf van dit boek gezegd: ‘c'est un roman que personne n'a compris.’ Hij betreurt als titel Les Varais gekozen te hebben, want hierin moet men het onderwerp niet zoeken; ‘j'aurais dû dire dans une préface’, heeft schrijver er aan toe gevoegd: ‘Je peins dans cette tragédie la folie de l'homme qui ne sait plus voir ce qu'il aime, parce que la vie lui est montée au cerveau’. Evenmin als op Le Chant du Bienheureux, zullen we op Les Varais verder ingaan. In 1930 zou echter, bij Grasset, een boek verschijnen, waarin mijns inziens het talent van Jacques Chardonne tot volle ontplooiïng komt. Dit boek was getiteld: Eva, ou le journal interrompu; geen enkele intrige, alles is helder, eenvoudig en diep als bij een Racine of Lamartine. Men heeft getracht een meer directe verwantschap te vinden en Eva vergeleken bij Le Sens de la Vie van Rod, als ook met de Kreutzer-Sonate en La Princesse de Clèves. In een artikel, dat Chardonne in La Nouvelle Revue française van 1 April 1937 (p. 513) aan dit laatste werk wijdt, noemt hij het ‘un roman aristocratique par excellence, non point à cause de ces princes, mais parce que rien n'y est outré.’ Deze woorden zouden geschreven kunnen zijn voor Eva. Maar als het waar is, dat ‘les Français n'écriront plus de | |
[pagina 81]
| |
romans d'amour’, dat ‘ce mari (M. de Clèves) on ne le reverra plus’, dan schijnt het wel, dat Chardonne hier de uitzondering is, die de regel bevestigt. Want het is juist dank zij deze eenvoudige en ware schildering van de liefde in het huwelijk, - zoals in La Princesse de Clèves - dat de schrijver van Eva, van Claire en RomanesquesGa naar voetnoot1) zich onderscheidt. Is het niet een ware verrassing, jaloezie, verraad en intrige vervangen te zien door wederzijds vertrouwen, goede verstandhouding en openhartigheid? ‘En réalité’, lezen we in het Journal interrompu, ‘lorsqu'on s'aime, on s'arrange assez facilement de ces difficultés. Le drame est ailleurs: c'est l'amour qui manque, ou qui n'est pas ce qu'on voudrait.’ In de hedendaagse literatuur is Chardonne's kunst als een ademtocht van gezondheid en reinheid. Heel in het begin van zijn Journal schrijft de echtgenoot: ‘je suis un homme heureux. Je possède le seul bonheur qui soit au monde. J'aime la femme avec qui je vis et qui est ma femme.’ Hij kent haar door en door, zó zelfs, dat ‘agissant dans la vie, quand Eva est en cause, il a l'impression d'éprouver ses propres réflexes.’ (is dit niet het tegenovergestelde van een tegenwoordig veelvoorkomende neiging om de geliefde als een ons vreemd, ondoordringbaar wezen te beschouwen?) Hij kent ook haar zwakke zijden en haar fouten, maar hij weet, dat, als Eva volmaakt was, zij een andere vrouw zou zijn. Waarvan hij vooral houdt, in haar, is van haar intelligentie. In de meeste van zijn romans trouwens, kent Chardonne een belangrijke plaats toe aan het verstand en voor hem wegen de ideeën van de held even zwaar als zijn avonturen (zie La Nouvelle Revue française van 1 Nov. '31). Twee gedachten, die Chardonne's werk kenschetsen komen in Eva tot volle ontwikkeling: ten eerste die (reeds boven genoemd) volgens welke er, na een lang leven van gemeenschap, geen afzonderlijk bestaan meer mogelijk is: ‘On revient, pour le tourmenter, à l'être qu'on a aimé. On croit s'en éloigner, mais c'est ramer contre le courant’, en aan het einde van het IIIe deel lezen we: ‘Une femme qu'on a aimée tant d'années, c'est beaucoup plus qu'un amour....Ga naar voetnoot2) C'est votre monde, le goût de la vie, hier, demain.... ’ | |
[pagina 82]
| |
De andere trek, die typerend is voor Jacques Chardonne is de kwellende gedachte, dat dit zo beminde en onmisbaar geworden wezen, sterfelijk is: ‘Je redoute surtout cette impression de sécurité, cet état de distraction que donne le bonheur. On oublie que cet être charmant est passager.’ Deze laatste gedachte wordt verder uitgewerkt in Claire, de niet minder mooie roman die in 1930 bij Grasset gepubliceerd werd. ‘Claire’ schrijft de uitgever in zijn Lettre familière à l'auteur de Claire (Préface), ‘c'est le drame du bonheur;.... Claire, c'est la crainte de perdre, ce tourment de ceux qui sont plus sensibles aux menaces de la vie qu'à ses bienfaits quotidiens.’ Deze gedachte is het leitmotiv van het boek; heel in het begin al lezen we: ‘Je vois la fragilité de ce que j'aime.’ In het tweede hoofdstuk neemt deze vrees toe: ‘Dans ses plus beaux moments, je sens la menace de la vie, terrible comme la mort’, groeit aan tot een wezenlijke smart: ‘Je souffre seulement de voir que le temps va détruire celle que j'aime si bien.’ Dit geeft aan deze roman, waarin de meest subtiele aandoeningen van een gelukkige ziel zijn afgeschilderd, waarin de huwelijksliefde stralender is dan ooit, een droefgeestige tint: ‘Rien de précieux n'est transmissible. Une vie heureuse est un secret perdu.’ In zijn artikel over Jacques Chardonne in de Nouvelles Littéraires van 5 December 1931, vestigt Maurice Martin du Gard speciaal de aandacht op Lorna, een secundaire maar heel interessante figuur, die van het leven slechts het voortreffelijke wil behouden; zo zegt zij onder meer: ‘Tout ce que je possède est de belle matière. J'ai su choisir.’ Het oordeel van haar jeugdvriend daarentegen is: ‘il ne faut pas calculer avec la vie, pour n'en retenir que l'excellent’, want dan komt men bedrogen uit; ‘la vie n'est riche dans sa plénitude agitée et bourbeuse’, is zijn oordeel. Men moet ootmoediger zijn voor het leven, met moet zijn zoals Claire. Het pathetische van het boek is de aarzeling van de held tussen deze beide polen van zijn leven. Dat hij ten slotte de meest menselijke partij heeft gekozen, daarvan geeft hij zich volkomen rekenschap, want tegen het einde van het boek zegt hij tot zichzelf: ‘Dans la vie acceptée, il y a quelque chose qui est plus que la vie.’ (zie noot 2, p. 81). Wie het werk van Jacques Chardonne kent, weet, dat hij af en toe in zijn romans gedachten | |
[pagina 83]
| |
uitstrooit van een diepe filosofische strekking.Ga naar voetnoot1) Een bundel van deze beschouwingen, waar de auteur het masker van romanschrijver aflegt en zich rechtstreeks tot de lezer richt, is in 1932 verschenen onder de titel van L'Amour du Prochain. Hij zet hierin zijn ideeën over zeer verschillende onderwerpen uiteen: over de kunst van het romanschrijven (I, II, V), over enkele economische theorieën (VIII), over de maatschappij (VII), het karakter van den Fransman (VII, VIII), enz. Sommige passages dragen het karakter van een causerie, zoals die, waar de schrijver het heeft over het Franse platte land, over zijn tuin en zijn schone woonplaats in La Frette (III), of over zijn geboorteplaats (IV); andere zijn meer filosofische beschouwingen, waaronder zeer treffende: ‘L'important est que la vie nous ait donné assez, un moment, pour qu'on ne se méprenne pas sur elle’ (II); in andere bewoordingen vinden we deze idee verderop nog terug: ‘Pour un véritable artiste, pour un connaisseur de la vie, un instant suffirait; l'avenir n'ajouterait rien.’ (III). Onder de schoonste gedachten moeten die gerekend worden, die op de vriendschap betrekking hebben en waarover wij al spraken. Op L'Amour du Prochain volgt de trilogie: Les Destinées Sentimentales (Grasset). In deze drie delen, maar voornamelijk in het eerste en laatste, toont de auteur zich meer romanschrijver in de enge zin van het woord dan in Eva en Claire, waar men eigenlijk niet weet, of men hem als moralist, romanschrijver of als dichter moet beschouwen. Dit komt doordat Chardonne niet uitsluitend een gevoelsmens is. Evenmin als in zijn leven, waar een gedeelte van de dag wordt in beslag genomen door de Librairie Stock, waarvan hij directeur is, is het practische leven in zijn werk vergeten. Het zijn de fijne champagne en de cognac van de Firma Pommerel, de porceleinfabriek van Limoges, waarvan de geschiedenis zo nauw verwant is aan die van zijn familie, die een belangrijke plaats in de roman innemen. In deze schildering van het bedrijvige leven plaatst Chardonne hier en daar een van de psychologische problemen, die zozeer zijn belangstelling hebben. Zij zijn er dus meer gebonden aan het | |
[pagina 84]
| |
dagelijks leven, minder blootgelegd dan in Eva en Claire, maar zij zijn er: in La Femme de Jean Barnery doet zich direct het probleem van de echtscheiding voor en dat van de verantwoordelijkheid tegenover de alleengelaten vrouw, en de behoefte die Jean Barnery voelt om zijn fout goed te maken komt voort uit het mysterie van de onverbreekbare band, die, ondanks alles, een mensenpaar verenigt. In Pauline is zelfs ‘la mystérieuse harmonie conjugale’ het onderwerp van menig gesprek. Wij vinden er eveneens terug het bewustzijn van de broosheid van het geluk, waardoor deze roman, meer dan de beide andere delen, doet denken aan Eva en Claire, en een overpeinzing van Jean Barnery als: ‘Elle (Pauline) m'a révélé la complexité du vivant’ zou aan een van deze werken, ontleend hebben kunnen zijn. Ook over het leitmotiv van Chardonne's werk: de liefde in het huwelijksleven, vindt men in Pauline bijzonder interessante ideeën; de passage o.a. die begint met: ‘Aimer une femme, c'est le bonheur’, se disait Jean. ‘Par une femme, seulement, on adhère à la vie, on saisit un objet réel, on connaît la beauté, on a une raison d'être,’ (p. 140) lijkt mij typerend voor Chardonne's werk. In Porcelaine de Limoges - de titel doet het al vermoeden - speelt de fabriek een grote rol en de persoon van Jean wordt meer en meer onafscheidelijk van haar lot. Terwijl de schrijver in La Femme de Jean Barnery ons de fabriek schildert met haar geschiedenis en haar tradities, plaatst hij haar in zijn laatste roman in het leven van onze tijd. Hij spreekt ons van uitbreidingsplannen, over de bouw van een nieuwe fabriek, waarop een staking volgt en allerlei moeilijkheden met de leiders van de vakvereniging. Hierop kondigt de economische crisis zich aan, de nieuwe fabriek wordt gesloten en het personeel tot een minimum ingekrompen. Dit alles moge heel interessant zijn als document van onze tijd, Chardonne's belangrijkheid ligt elders; hij is vóór alles de schrijver van innerlijk leven en diepe gevoelens. Zeker stellen wij belang in figuren als Nathalie, haar dochtertje Aline, en Pauline op rijpere leeftijd, maar zij brengen ons niet in verrukking zoals Claire. We verkiezen boven Les Destinées Sentimentales de drie hieraan voorafgaande werken, omdat hier de psychologische conflicten niet bijkomstig waren, maar in de volle belangstelling stonden. Dit is echter weer wel het geval in het bij Stock verschenen werk: Romanesques (1937). Octave ver- | |
[pagina 85]
| |
wijt zich zijn vrouw te hebben verdrukt en van haar een onnatuurlijk wezen te hebben gemaakt. Hij wil haar weer bevrijd zien van deze te knellende band en lokt betrekkingen uit tussen haar en haar jongen vriend Babb, een gevaarlijk spelletje, waarvan hij weldra de bittere vruchten zal plukken. Hier vreest men even in het banale thema te vervallen van den jaloersen echtgenoot; beweert Octave zelfs niet: ‘Il n'y a pas d'amour sans fidélité.... ni jalousie peut-être?Ga naar voetnoot1) Maar zo is het niet; zelfs ten prooi aan het meest sombere verdriet, verwerpt Octave iedere gedachte aan jaloersheid. De oorzaak van zijn smart ligt elders: ‘Je ne me figure pas qu'elle soit amoureuse de Babb. Je sais qu'elle ne m'aime pas, voilà tout.’ Van dit werk heeft Chardonne in de Nouvelles Littéraires van 9 Jan. '37 gezegd: ‘C'est mon roman préféré.’ Volgens Maurice Delamain (Jacques Chardonne et Romanesques, Collection Sequana), is het ook zijn meest typische werk. Wat moet men hier onder verstaan? Het zou mij moeilijk vallen hierop te antwoorden, want Chardonne's kunst is niet te catalogiseren. In dit in hoge mate on-realistische werk (vgl. Delamain: ‘Refus du monde tout fait, création d'un monde pour soi seul, avec, comme matériaux, l'amour, l'amitié et le songe’), is iedere weergave of beschrijving met zo'n nauwgezetheid gecontroleerd, de stijl tot zo'n bewonderenswaardige klaarheid gebracht, dat men geneigd zou zijn het met realistisch te bestempelen. Deze schijnbare tegenstrijdigheid heeft Jacques Chardonne zelf opgelost door te zeggen (in Une Heure avec....), dat hij wel als realist beschouwd wil worden, maar alleen als men hieronder verstaat ‘écrivain qui s'appuie sur une réalité éprouvée pour la dépasser.’ Ook Ch. Rabette verklaart in Toute l'Edition (Avec l'auteur de Romanesques, 30 Jan. '37): ‘Chardonne met tout son scrupule d'artiste à suivre aussi longtemps que possible la réalité, à établir toutes ses fondations sur le vrai’ en hij voegt er zeer terecht aan toe: ‘Peut-être faut-il être un familier de Chardonne pour admirer à quel point il peut capter la réalité.’ Dikwijls wordt hij ook een moralistGa naar voetnoot2) genoemd en met La | |
[pagina 86]
| |
Rochefoucauld vergeleken. Sommigen zien in hem een dichterGa naar voetnoot1), die de meest alledaagse gebeurtenissen in poëzie weet om te toveren, terwijl anderen weer vooral veel waarde hechten aan zijn filosofische ideeënGa naar voetnoot2) Zoals altijd in een dergelijk geval is er iets van waarheid in al die beweringen. Ook in die van Maurice Delamain, die Chardonne en diens werk van zo nabij kent en in de préface, die hij voor zijn vriend's laatste werk schreef, zeide: ‘Immoraliste, irréaliste, - j'ajouterai irrationaliste’ (p. 17). Toch zal iedereen van mening zijn, dat Jacques Chardonne de schrijver is van het diepe innerlijk leven. Hierin zoekt hij zijn zieleheil: ‘Je sais aujourd'hui que le génie des hommes ne m'apportera rien, si je ne trouve d'abord mon contentement dans ma vie intime et spirituelle, dans mes sentiments, mes goûts vrais, mes amours.’ Deze regels zijn ontleend aan Chardonne's laatste werk: ‘L'Amour, c'est beaucoup plus que l'amour (Stock, 1937). In deze Pensées d'un Romancier komt zijn belangstelling voor alles wat het geestelijk leven betreft, zeer sterk tot uiting. Het werk is zuiver subjectief. Een trouwe Chardonnelezer zal er echter veel bekends in terugvinden; menige van de in de loop van dit artikel aangehaalde passages vindt hij er letterlijk, hoewel nu zonder omlijsting en als een gedachte die Chardonne hem rechtstreeks biedt, in weer. Afgezien van het feit, dat dit bundeltje ook nog een schat van nieuwe ideeën bevat, heeft het de verdienste ons een keur van gedachten te bieden, die de schrijver zelf beschouwt als het resultaat van jaren van denken en werken, zoals hij in een Notice zegt. Enkele zou ik ervan willen noemen: ‘Si, dans le mariage, une seule fois, la présence, l'intimité, les années n'ont pas éteint l'amour, c'est qu'il existe vraiment sur terre’ (p. 37). ‘La douleur est sans remède pour qui souffre de ce qu'il aime.’ (p. 46). ‘Une vie heureuse échoue sûrement.’ (p. 114). | |
[pagina 87]
| |
‘Rien de précieux n'est transmissible. Une vie heureuse est un secret perdu.’ (p. 115). Beide laatste gedachten hebben een sombere klank. De vergankelijkheid van schoonheid en geluk heeft Chardonne zijn gehele leven bezig gehouden en aan zijn werk vaak een schijn van pessimisme gegeven. Ondanks deze schijn - het leven is dikwijls wreed - is de schrijver van Claire, die tot onderwerp koos ‘de beantwoorde liefde, die geen onrust kent’, integendeel optimistisch. Hij zegt het uitdrukkelijk in zijn laatste werk: ‘Mais le pessimiste s'est toujours trompé.’ (p. 133). ‘Sans doute, l'espérance a raison....’ (p. 157). ‘Si on me demande mon sentiment sur la vie.... je dis qu'elle est belle.’ (p. 167). Maar had hij het ons niet rechtstreeks gezegd, zou hij ons niet overtuigd hebben met de woorden: ‘J'eus la certitude que l'amour est, par son essence, unique, constant, indéfectible’, waaruit zijn diep vertrouwen spreekt in het menselijk hart?
H. Frets |
|