De Gids. Jaargang 102(1938)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Gedichten Natuur In 't land van blonde heuv'len en van wouden waar 't hert zijn dorst komt lesschen bij de spreng, daar mag ik gaarne zwerven, uren, uren, verheugd om wat ik zie en denk en voel. Ik heb U altijd liefgehad, Natuur, en immer mocht ik een geheimnis vinden van luchten-kleurpracht, bloemen, water, steenen, vogel of plant of van het windgeruisch. 'k Droeg altijd iets van 't wonder in mij mee, want fijner leerde ik luist'ren, leerde ik schouwen, en wijder werd mijn eigen binnen-wereld waar alles zichtbaar wordt wat ééns ik zag en waar de fluisteringen en gebeden als melodieën door mijn wezen gleden. [pagina 43] [p. 43] Ossenspan Als in de huizen zijn de lampen aan en 't oud, mooi stadje rust in avonddroomen, dan zie ik soms een laat span ossen komen. met kalmen stap vóór 't voertuig op de baan. Zoo zullen vaak nog door den avond tijgen die groote, zware beesten, met den kop in 't sterk gareel, de breede horens òp, zoo gaan zij stadig schom'lend voort en zwijgen. Het stadje lijkt een sprookje uit ouden tijd, het liedje van een horen heeft geklonken, maar nu is alles weêr in rust gezonken, erinn'ring bleef aan zingens-teederheid. Wij zitten op een bank, 't laatst ossenspan verdwenen is met wagen en den man. [pagina 44] [p. 44] Geitjes Ik zie de geitjes langs het bergpad dalen, nu 't avond worden gaat, zij komen aan achter elkander en geen blijft meer staan om snel wat planten naar zich toe te halen. Ik zag ze vaak bij 't langs de bergen gaan, wanneer ik langs de helling liep te dwalen. Vroeg togen ze uit te morgen, als ging stralen de schoone zon, maar nu is 't àl gedaan. Zij hooren thuis in 't land van bergen, vlieten, o mocht ik nu op saêmgevoegde rieten fluiten een avondzang als Pan bij 't vee, maar stil de Ardenner-geitjes loopen verder naar wil en wenk van hunnen trouwen herder en naar ze kijkend loop ik zwijgend mee. Joannes Reddingius Vorige Volgende