De Gids. Jaargang 101(1937)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] In de Noordwijksche tram 11 Maart 1937 Toen 'k deze reis het eerst deed, in het lange wankele voertuig, met het ongeduld der naderende ontmoeting, en vervuld van morgenklaarte en aankomende zangen, was 't volop zomer, maar nu deze maal, de laatste, ligt er sneeuw en valt er regen, en staan de takken in hun naaktheid tegen den lagen hemel. En het licht is vaal. Wat is het alles anders. Huizen aan den weg en winkels, en geen stoomtram-bellen, maar wagens, die onhoorbaar langs ons snellen... En wij zijn grijs, en Gij zijt heengegaan. Niet meer het welkom straks, zoo goed bekend, dat Uw gestalte ons jongeren bereidde, niet meer Uw stem, maar daar, aan de achterzijde van 't oude huis, de plek waar alles endt. Toch, in een enkel veld al, schemert even het geel en paars, dat uit den bodem slaat. Zoo breekt de schoonheid en zoo breekt het leven opnieuw door wat als sneeuw zoo snel vergaat. Jan Prins Vorige Volgende