plaats van belang te weten, of Platoon hier theorieën, die in zijn eigen tijd nieuw waren, aan een ouderen Pythagoraeër in den mond heeft gelegd of dat hij den dialoog beschouwd heeft willen zien als een historische schildering van het wetenschappelijk denken van de generatie, waartoe de hoofdspreker behoorde; en evenmin om uit te maken, of in het geschetste wereldbeeld de aarde rustend, trillend of wentelend wordt gedacht. Hij moest vóór alles zorg dragen, dat de stem van den schrijver tot den lezer van dezen tijd doordrong en hij kon aan de overtuiging, dat hij die stem tot nieuw leven zou vermogen te wekken zonder alle moeilijke plaatsen in den breede te bespreken, het recht ontleenen om duister te laten, wat in het werk zelf duister is.
Dit verlichtte zijn taak slechts schijnbaar. Want om het betoog van Timaios zoo weer te kunnen geven als hij gedaan heeft, in pijnlijk nauwgezette aansluiting aan zinsbouw en woordenkeus van den tekst en toch er in slagend, de schoonheid en de bezieling van het oorspronkelijke, die in minder taalgevoelige handen wellicht aan de nauwkeurigheid der weergave zouden zijn opgeofferd, ongedeerd in onze taal over te brengen, was het noodig zich geheel in deze, voor onze denkgewoonten zoo vreemde, ja menigmaal volstrekt onvatbare gedachtenwereld in te leven.
Zoo iets doet men echter niet met de koele objectiviteit, waarmee men, een moeilijke plaats verklarend, zich beijvert te denken, zooals de schrijver gedacht kan hebben. Het vereischt een dislocatie van den geest, die onuitvoerbaar is, wanneer het hart niet wil medewerken, dus wanneer men zich niet van nature verwant voelt aan de denkspheer, die men wil weergeven.
Jan Prins, zoo lijkt het, bezit zulk een affiniteit tot Platoon's denkwijze. Voor hem is de schepping der wereldziel uit drie soorten van Zijn, het ondeelbare en altijd eendere, het deelbare, dat in lichamen optreedt en nog een derde soort, die zoowel den aard van het Eendere als dien van het Andere bezit, en zijn ook de deeling van het mengsel van deze drie volgens aprioristischmuzikale gezichtspunten en het onverwachte verband, waarin de twee resultaten van de overlangsche splitsing van het verkregen samenstel tot dagelijksche hemeldraaiing en eigenbeweging der dwaalsterren gebracht worden, meer dan de met hoofdschudden beschouwde curiositeit, die de gemiddelde hedendaagsche lezer er slechts in zien kan. Hij beschouwt deze voorstellingen onge-