De Gids. Jaargang 101
(1937)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Physica voor iedereen?Max Born, Het rusteloos heelal. Geautoriseerde vertaling door Dr. J.F.H. Custers. N.V. de Spieghel, Amsterdam. N.V. Het Kompas, Antwerpen. Zonder jaart. 315 bl.De ongeëvenaarde ontwikkeling, die de natuurkunde sedert het begin dezer eeuw doormaakt en die haar tempo in het laatste decennium nog eer versneld dan vertraagd lijkt te hebben, heeft een groeiende behoefte doen ontstaan aan werken, waarin de verkregen resultaten binnen het bereik worden gebracht van hen, die niet in staat zijn, hun belangstelling door de bestudeering van wetenschappelijke verhandelingen of leerboeken te bevredigen. Aan deze behoefte wordt geregeld voldaan: voortdurend verschijnen er geschriften, die zich ten doel stellen, den geheel onvoorbereid gedachten lezer het meest essentieele van de experimenteele vondsten en theoretische begripsvormingen der moderne physica bij te brengen, zonder dat hij genoodzaakt wordt, zich vertrouwd te maken met de wiskundige uitdrukkingswijze, waarvan zij zich bedient. Langzamerhand ontstaat daardoor naast de zuiver wetenschappelijke litteratuur over physica een meer bevattelijke nevenvorm, dien men vroeger misschien als ‘populair’ zou hebben aangeduid, maar die met het oog op de minder gunstige beteekenis, die vooral wetenschappelijk geschoolden aan dit woord plegen te hechten, beter kan worden gekenmerkt door er den meest wezenlijken karaktertrek, die in het vermijden van de wiskundige behandelingswijze bestaat, van aan te geven. Het ontstaan van deze amathematisch-physische litteratuur geeft in veel ruimere mate aanleiding tot voldoening dan tot bezwaar. Zij zal waarschijnlijk kunnen bewerken, dat de moderne physica ontkomt aan het lot, dat de zuivere mathesis reeds sedert | |
[pagina 219]
| |
enkele eeuwen ondergaat: in technische specialiseering uit te groeien tot een volstrekt geïsoleerd gebied van wetenschap, dat op het algemeene geestelijk leven der maatschappij geen directen invloed meer uitoefent, slechts gewaardeerd door een betrekkelijk kleine groep van ingewijden, door overigens zeer ontwikkelde buitenstaanders echter hoogstens met ontzag beschouwd en gewoonlijk zelfs achteloos voorbijgegaan. De moderne physica is in zoo hoogen graad gemathematiseerd, dat het haar ook wel zoo zou vergaan, wanneer niet de tallooze practische toepassingen, die haar werk voortdurend vindt, ieder denkend mensch dwongen, zich ook voor haar wetenschappelijke zijde te interesseeren en indien niet telkens weer haar beoefenaren zich bereid verklaarden, de aldus opgewekte belangstelling, zoo goed en zoo kwaad als dat gaat, te bevredigen, inplaats van zich te hullen in het pantser van wetenschappelijke hooghartigheid, waarmee wiskundigen zoo graag den leek op een afstand houden. Dat die bevrediging ook haar bezwaren met zich meebrengt, behoeft nauwelijks gezegd te worden: de woordentaal is om meer dan een reden ontoereikend om een betoog weer te geven, dat in de taal der mathesis geschreven is; zij mist zoowel de subtiele expressiviteit, die aan deze eigen is, als haar exactheid en, niet in staat de logische structuur van een redeneering tot uiting te brengen, moet ze in den regel volstaan met vermelding van resultaten, zonder dat ze deze in onderlingen redelijken samenhang kan toonen. De physica zal er dezen prijs voor over moeten hebben, om het contact met het algemeene menschelijke denken niet te verliezen en die prijs zal niet te hoog zijn, zoolang haar vertalers zich slechts beijveren, den lezer in te prenten, dat hun boeken slechts een eerste inwijding beduiden en dat het ware weten eerst door beheersching van de mathematische symboliek te verwerven is. De principieele aanvaarding en waardeering van de in gewone taal geschreven litteratuur over moderne physica sluit echter nog niet een onvoorwaardelijke instemming in met de wijze, waarop zij in den regel wordt samengesteld. Het hierboven aangekondigde nieuwste specimen van het genre geeft aanleiding tot enkele opmerkingen over de daarbij veelal toegepaste methode. | |
[pagina 220]
| |
Het is een boek, dat ongetwijfeld veel zal worden gekocht: geschreven door een van de grondleggers der quantum-mechanica, wiens naam de betrouwbaarheid van den inhoud waarborgt, royaal gedrukt en rijk geïllustreerd, vereenigt het alle eigenschappen in zich, die aan zulk een werk succes verzekeren. Het onderstelt niets bekend, begint bij de meest elementaire grondslagen en eindigt met de allernieuwste resultaten; het is levendig geschreven, vermijdt alle schoolsche dorheid en het komt aan de moderne behoefte aan aanschouwelijkheid zoozeer tegemoet, dat het zijn illustraties ten deele zelfs geeft in den vorm van films, die men kan laten afdraaien, als men het boek snel doorbladert. Laat zulk een werk nog wel één wensch onbevredigd? Helaas doet het dat. Men zou nl. - en dit is een opmerking, die men bij soortgelijke werken telkens weer onveranderd moet herhalen - kunnen wenschen, dat de schrijver zich eenige rekenschap had gegeven van het vermoedelijke peil van zijn gemiddelden lezer en dat hij zijn betoogtrant daaraan had aangepast. Hij heeft dat blijkbaar en waarschijnlijk opzettelijk niet gedaan; hij denkt zich een lezer, die op natuurwetenschappelijk gebied een vrijwel onbeschreven blad is en hij leeft in de overtuiging, dat hij hem, door eerst maar de benoodigde begrippen en resultaten der elementaire physica op bevattelijke en onderhoudende wijze uiteen te zetten, in den loop van het boek wel voldoende rijp kan maken, om ten slotte het dualisme van golf en corpusculum in de hedendaagsche licht- en materietheorieën te beseffen, de interpretatie van de golven der golfmechanica met behulp van het waarschijnlijkheidsbegrip te kunnen volgen en voor kennismaking met de nieuwste beschouwingen over kernstructuur niet terug te deinzen. Die overtuiging nu kan moeilijk anders dan een waan heeten. Voor het verwerven van inzicht in een physische theorie is meer noodig dan een aandachtig luisteren naar een uiteenzetting van de stappen, die tot die theorie hebben gevoerd; het vereischt voor alles een zekere training in physisch denken, die de geheel onvoorbereide lezer trots alle inspanning zich in den loop van enkele honderden bladzijden onmogelijk eigen kan maken. Het is dan ook uitgesloten, dat een boek als dit, al heet het dan ook bestemd voor iedereen, die van goeden wille is, ooit met vrucht zou kunnen worden geraadpleegd door iemand, die | |
[pagina 221]
| |
geheel vreemd staat tegenover natuurwetenschappelijk denken; in den regel zal hij, zoo dat het geval is, reeds de behoefte aan kennismaking missen; bezit hij haar echter wel, dan zal hij zich spoedig ontmoedigd en teleurgesteld voelen. Men zal dus bij den gemiddelden lezer minstens de aanwezigheid van een soliede schoolbasis van physische en chemische kennis, zooals het tegenwoordige middelbaar onderwijs die aanbrengt, mogen onderstellen en zeer waarschijnlijk zal het peil van natuurwetenschappelijke ontwikkeling in vele gevallen nog hooger liggen. Het wordt immers voor menigen beoefenaar van wiskunde en natuurwetenschappen, die zijn wetenschappelijke opleiding heeft genoten voordat de periode van den sterksten bloei der moderne physica begon, hoe langer hoe moeilijker de ontwikkeling van het vak door bestudeering van wetenschappelijke werken bij te houden en tal van ouderen, die het vroeger beneden zich zouden hebben gevonden, hun kennis uit z.g. populaire boeken te putten, zien zich tegenwoordig vaak op deze soort van werken aangewezen. Men kan er nu den schrijver van het hier besproken boek een rechtmatig verwijt van maken, dat hij deze werkelijke structuur van den kring zijner lezers ten eenenmale heeft miskend en dat hij daardoor herhaaldelijk in gebreke blijft, hun verlangens te bevredigen en aan hun behoeften te voldoen. Hij leeft in de meening, dat hij schrijft voor individuen, die aan een aanvankelijk volslagen onwetendheid en laag intellectueel peil een wonderbaarlijk vermogen tot ontwikkeling van hun geestelijke functies paren; daardoor valt hij vooral in het eerste hoofdstuk voortdurend uit den voor een dergelijk werk passenden toon en hij loopt gevaar, dat menige lezer het boek al geërgerd zal hebben dicht geslagen, voordat hij aan het werkelijk belangwekkende, dat hij er in kan vinden, toe is. Wil men voorbeelden? Dan leze men, hoe Prof. Born op blz. 3 van zijn boek verduidelijkt, wat een vacuum is: Laten wij daartoe een klas van een school beschouwen, juist voordat de vacantie begint. Zoodra de bel luidt en de deur van de klas geopend wordt, hollen de kinderen naar buiten en in een of twee minuten is het klasselocaal ‘verdund’ (bijna leeg). Enkele minuten lang is er een kleine concentratie van kinderen in de gangen, maar gauw genoeg vinden zij allen hun weg door de hoofddeur naar buiten. De vacantie is begonnen en in de school heerscht een ‘luchtledig’ of een ‘vacuum’. | |
[pagina 222]
| |
Ter toelichting van dit betoog bevat de marge een (heel slecht geteekend) plaatje, waar men de kinderen zich voor de open deur van een klaslocaal ziet verdringen. Er wordt gehoopt, dat de imbeciele lezer, die een eind verder den bouw van het atoom volgens de nieuwste inzichten te doorgronden zal hebben, met behulp hiervan den schrijver zal kunnen volgenGa naar voetnoot1). Het beschouwen van dergelijke pueriele plaatjes is in de voorstelling van den schrijver blijkbaar een voortreffelijk middel, om de grondslagen der physica te leeren kennen. Wanneer op blz. 3 het woord temperatuur vermeld wordt, verschijnt onmiddellijk in de marge een nauwkeurige afbeelding van een thermometer, die volgens Celsius en volgens Fahrenheit verdeeld is en waarop men de voor de natuurwetenschappen zoo hoogst belangrijke relatie tusschen deze beide temperatuurschalen bestudeeren kan; het woord ‘biljart’ op blz. 9 lokt een (perspectivisch misteekende) afbeelding van dit meubel uit, wat voor de juiste ontwikkeling van het massabegrip uiteraard van groote waarde is. Op blz. 19 wordt de verrassende (in den volgenden zin dan ook tegengesproken) mededeeling, ‘dat de warmtebeweging der moleculen in een zoodanige mate ongeordend is, dat zij in het geheel niet tot nuttige systematische beweging is terug te brengen,’ toegelicht door de opmerking, ‘dat moleculen zich niet gedragen als een ploeg arbeiders, die bevelen verstaan en volgens een vast plan samenwerken’ (plaatje: tien arbeiders, die een balk dragen), maar ‘als een kudde schapen die de herder niet dan met eenige moeite in bedwang kan houden, zelfs met de hulp van zijn hond’ (plaatje: een landschap, de kudde, de machtelooze herder en de ontoereikende hond; alles in onmoleculaire rust). En wanneer op blz. 67 een accu wordt omschreven als ‘een voorraadschuur van electriciteit van een spanning, die de man van de garage met de uitdrukking 2 volt beschrijft’, voelt men zich bijna te kort gedaan, als men in margine vergeefs naar een afbeelding van den auteur van deze nieuwe definitie van volt zoeken moet. | |
[pagina 223]
| |
Men kan verlangen, dat, als er van een man in een garage sprake is, men dien man en die garage ook voor zich ziet.
Is dat nu alles werkelijk zoo erg, zal men vragen. Is het geen eisch der hedendaagsche didactiek, het kind alles zoo aanschouwelijk mogelijk voor oogen te voeren en het niet lastig te vallen met abstracte redeneeringen? Getuigt het niet van juist paedagogisch inzicht bij den schrijver, dat, wanneer hij op blz. 24 over het aantal manieren spreekt, waarop vier moleculen in twee groepen kunnen worden ingedeeld, hij ze niet met zulke nietszeggende symbolen als A, B, C, D, aanduidt, maar ze heel huiselijk en gezellig Jan, Eduard, Willem en George noemt? Vergeet niet, dat hij schreef voor kinderen of wie hij daarmee geestelijk op een lijn stelt en dat ze dit onderwijs toch al 84 bladzijden lang genoten hebben, voordat ze met relativiteitstheorie behoeven te beginnen. Het komt ons voor, dat het wel erg is, omdat een dergelijke manier van schrijven, die vele physici noodzakelijk schijnen te achten, zoodra ze zich richten tot een ander publiek dan dat van hun naaste vakgenooten, getuigt van het ernstige misverstand ten aanzien van den daartoe passenden betoogtrant, waarvan zij het slachtoffer zijn en dat de waarde van hun goed bedoeld en belangrijk werk in hooge mate vermindert. Wanneer zij meenen, als inleiding tot hun eigenlijke onderwerp de elementen der physica te moeten uiteenzetten in een stijl, dien men anders slechts in leerboekjes van natuurkennis op de lagere school aantreft en dat ze daarbij er naar moeten streven, om door grapjes en joviale zinswendingen te demonstreeren, hoeveel amusanter zij de stof kunnen voordragen, dan de lezer zich van vroegere ‘saaie natuurkundelessen’ (blz. 7) herinnert, dan dwalen zij in een dubbel opzicht: wanneer de lezer werkelijk een volslagen leek is, leeren ze hem niets, wat zijn inzicht waarlijk verheldert; en wanneer hij een behoorlijke schoolopleiding heeft ontvangen en dus de elementen van physica en chemie op veel grondiger wijze heeft leeren kennen dan ze hem nu worden aangeboden, ergeren ze hem slechts door de miskenning van zijn ware behoeften.
Het kan misschien nuttig zijn, aan het slot van deze beschouwing nog eens uitdrukkelijk te zeggen, dat het geenszins de | |
[pagina 224]
| |
bedoeling van bovenstaande regelen was, op de positieve verdiensten van het boek van Prof. Born ook maar iets af te dingen. Het is ongetwijfeld een helder geschreven uiteenzetting van het schitterende werk, dat de physici in de laatste decennia hebben verricht en ieder, die zich in staat voelt zich daarvoor te interesseeren, zal er met vrucht kennis van nemen. Maar het zou zoo veel meer hebben kunnen geven, wanneer de schrijver een helderder voorstelling had bezeten van de in dergelijke werken door iederen ernstigen lezer gewenschte wijze van uiteenzetting, indien hij wat zakelijker geweest was, wat minder naar het humoristische had gestreefd (dit genre ligt hem blijkbaar niet), niet zoveel plaats had ingeruimd aan vergelijkingen, sprookjes en verhaaltjes, kortom.... een hoogeren dunk van zijn lezer had bezeten. E.J. Dijksterhuis |
|