Den 14den November legde Duitschland bij de hoven te Londen, Parijs, Rome, Brussel, Praag, Warschau, Kopenhagen, Stockholm, Kowno, Boekarest, Belgrado, Boedapest en 's-Gravenhage de verklaring af, dat het de commissies, die zijn ingesteld tot internationalisatie van de Elbe, Oder, Njemen, Donau, en tot herziening van de te voren reeds bestaande conventie van Mannheim omtrent den Rijn, niet langer erkent. Daardoor vervalt de deelneming van Duitschland aan de rivier-commissies ingevolge het tractaat van Versailles ingesteld; de volmachten der Duitsche gedelegeerden zijn niet langer van kracht. De Duitsche regeering deelt de volgende door haar nieuw getroffen regeling mede:
De scheepvaart op de op Duitsch gebied liggende waterwegen staat open voor alle met het Duitsche Rijk in vrede levende staten.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tusschen Duitsche en buitenlandsche schepen. Dit geldt ook voor de scheepvaartgelden.
De Duitsche regeering onderstelt, dat op de waterwegen van de andere betrokken staten wederkeerigheid verleend wordt. Zij zal met de autoriteiten van de andere aan de waterwegen gelegen staten gemeenschappelijke problemen bespreken en daarover eventueel overeenkomsten afsluiten.
Deze drastische Duitsche methode ging aan de reeds bepaalde bijeenkomst der centrale Rijnvaartcommissie te Straatsburg vooraf, welke bestemd was, de bepalingen van het verdrag van Versailles door andere te vervangen. Duitschland heeft het onlangs door Turkije gestelde voorbeeld niet gevolgd. - Wat later (25 Nov.) sloot Duitschland met Japan eene overeenkomst tot onderlinge verdediging tegen het beide staten bedreigende communisme. Italië heet voornemens zich daarbij te zullen aansluiten, indien Japan, in ruil voor de erkenning van Mantsjoekwo door Italië, de verovering van Abessinië door Italië wil erkennen.
In December werd openbaar, dat de koning van Engeland Baldwin geraadpleegd had over zijn voornemen een huwelijk met de (tweemaal gescheiden) mevrouw Simpson (niet van vorstelijken bloede) aan te gaan; de bezwaren tegen dit huwelijk, die het Engelsche volk zeer zeker zou gevoelen, zouden slechts bij