toe komen, want onze doeleinden zijn dezelfde.’ Hij zeide anti-flamingant te zijn en genoeg te hebben van de ‘talenruzie’. ‘Wie in Vlaanderen is geboren is een Vlaming of hij Fransch of Nederlandsch spreekt. De Dietsche staat zal het als een plicht beschouwen de Franskiljons te herwinnen. Het Fransch-Belgisch accoord moet worden opgezegd. Nederland en België, beschikkend over een krachtig leger, zouden een invaller, of hij nu uit het Zuiden of uit het Oosten komt, ontzag inboezemen.’ Het vraagstuk de dynastie was niet van dringende natuur.
De groote moeilijkheid zou (voorshands) zijn, de Vlaamsche katholieken te winnen. Gemeenschappelijke drijfveer echter van allen die nu op stroom geraakt zijn, is de anti-Fransche gezindheid. Van Zeeland weet dit en streeft reeds lang voor België een dergelijke stelling na als Nederland die bezit.
Den 14den hield de koning kabinetsraad. Alle ministers verklaarden zich accoord met een wetsontwerp, strekkende tot verlenging van den militairen diensttijd. De koning zeide:
‘De herbewapening van Duitschland na de volledige militariseering van Italië en van Rusland heeft de meeste andere staten voorzorgsmaatregelen doen treffen, zelfs die zoo vredelievend zijn als Zwitserland en Nederland.... Onze militaire politiek beoogt slechts, den oorlog van ons grondgebied verwijderd te houden... België draagt er aldus toe bij den vrede te beveiligen in West-Europa.... Onze verbintenissen moeten niet verder reiken.... Een verbond, zelfs van louter defensieven aard, leidt geenszins naar het doel.... Wij moeten, uitsluitend en volstrekt, een Belgische staatkunde nastreven.... Zij beantwoordt aan ons nationale ideaal.... Mogen zij, die daaraan twijfelen, aan het voorbeeld van Nederland en van Zwitserland denken; mogen zij ook overwegen, van hoeveel gewicht de stipte naleving onzer onzijdigheid tijdens den wereldoorlog en nog daarna is geweest. Had de aanvaller een enkel argument kunnen halen uit een verbond, door ons met een van zijn tegenstanders gesloten, dan zou onze zedelijke stelling oneindig zwakker zijn geweest, en zou de wereld ons niet dezelfde sympathie hebben betuigd.’
Gaat België nu het militair verdrag met Frankrijk opzeggen? De Fransche persstemmen waren ongenadig, maar Londen toonde zich niet verbaasd. En dat Nederland de woorden des konings met ingenomenheid heeft begroet, behoeft niet gezegd te worden.