Stem uit de redactie
Concentratie bij het bijzonder onderwijs.
Het lid der Eerste Kamer, Mr. P. Droogleever Fortuyn, heeft den minister van onderwijs vragen gesteld met betrekking tot de concentratie van bijzondere scholen.
De vergadering van 20 December 1935 verklaarde bij monde van den premier: ‘Het kabinet blijft staan op het standpunt dat een wettelijke regeling moet worden getroffen om de concentratie van bijzondere scholen te bevorderen... De vraag, of die concentratie zal kunnen worden verwezenlijkt op een wijze die de ingebrachte bezwaren ondervangt, zal op korten termijn worden onderzocht door een staatscommissie van veelzijdige samenstelling, die zal arbeiden onder leiding van de regeering.... De regeering hoopt, dat het overleg in deze commissie binnen korten tijd zal leiden tot een oplossing, die voor regeering en Staten-Generaal aanvaardbaar zal blijken. Zij zal, indien die hoop niet mocht worden verwezenlijkt, harerzijds met een zelfstandig voorstel komen....’
14 Februari 1936 werd deze staatscommissie benoemd. 28 Mei meldde de Standaard, dat de tegenstellingen tusschen rechts en links ook in de commissie nog niet verzoend waren.
Nu is het Augustus en zal de regeering hare toezegging van 20 December hebben te vervullen.
Het antwoord van minister Slotemaker de Bruine is in hooge mate onbevredigend. ‘De werkzaamheden der staatscommissie zijn nog niet zoover gevorderd, dat zij haar standpunt omtrent de materie reeds heeft kunnen bepalen. Welke houding de regeering zal moeten aannemen, kan nog niet worden beantwoord.’
En zij zou handelen op korten termijn, en met zelfstandigheid...
Indien zulke woorden iets blijven beteekenen, staat de regeering in gebreke.