De Gids. Jaargang 100(1936)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] Verzoening Des avonds kwam de vrouw weer tot haar man, en aan haar hand het kind, dat moegeloopen, met hangend hoofd en oogen nauwlijks open, toch schichtig wegkromp toen hij naderkwam. De kamer ordeloos, zooals dien morgen ze hem verlaten had in felle drift, de haat voor eeuwig in haar hart gegrift: nu kan hij voor zijn eigen rommel zorgen.... Hij zag hen aan - zijn machtelooze handen bewogen even, troosteloos, als blind: hij was geen steun meer voor zijn vrouw en kind, en aan zijn wanhoop moesten allen stranden, vervaald, vergeten, in een kleinen kring, die dichter trok, naarmate zij ontbeerden d'illusie, dat de dingen eenmaal keerden.... Hij sloot de oogen in een huivering. En zij, na haat en bitterheid geraakt tot het verzoenen, dat den dood ontwijkt, heeft snikkend hem den moeden mond gereikt. - O schoone angst, die menschen zalig maakt! Het kind zag nog den vader iets gebaren - er is mij niets gebleven buiten jou.... - nog even kwelden honger, vrees en kou, toen heeft het slapend zijn geluk ervaren. M. Mok Vorige Volgende