De Gids. Jaargang 100(1936)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Roemenie Druivenkoopman te Boekarest Twee vlakke, volle schalen aan het juk, Uit riet, uit rijs gevlochten, - platte manden - Barvoets, hoe bruin! met al zijn kleeren stuk: Zóó balanceert hij tripplend, bei de handen Aan 't touw waaraan de vracht hangt, met een zwaai In zwierig heen en weer, door 't slenter-schuiven Der volle straat, in wier verward lawaai Zijn schorre roepen lokt: Wie koopt er druiven? In elke schaal, tot vrachten opgetast, Het vorstlijk fruit, de trossen, blonde en blauwe In groenen bladkrans. - Neer zet hij den last. Zijn taaie schouder kon 't niet langer houen. De druiven lonken: paarlen vol-gerond, Fluweelig met een vochten dauw beslagen En tintelend, donker-paars en onyxblond; En muskatellen lang-gerekt, als lagen Daar, kostbaar-vreemd, juweelen loof-omringd: Gouddroppels waar het vuur der zon in stolde Tot sap en zoetheid, - waar de gloed in zingt Van 't zomerfeest, dat stralend zich ontrolde In maand aan maand; ál weelde, ál dronkenschap Van levensblijheid: wonderbare druiven! Wie koopt er? - 'k Zie hem met versnelden stap Alweer behend door 't bont gewemel schuiven. Dan houdt een bedelaar hem staand en lescht Zijn dorst aan 't edelst ooft dat God laat groeien.... Uit den verdroomden gloed van Boekarest Blijft dit beeld aldoor voor mijn oogen bloeien. [pagina 161] [p. 161] Kleine Herder Antiek bucolicon. Reeds joeg de zomerzon Haar fellen brand op 't strak gelaat der rotsen.... Waar in de delling als een droom De schaduw hangt van een kastanjeboom, Hoor 'k nog, maar vaag, den verren bergstroom klotsen. Hier heb 'k zijn haar doorwoeld. Hier dreef hij in de koelt Zijn heerde saam, - de kleine, koene herder. Hier zaten wij getwee, - Te voeten ons gedwee De waaksche hond die kwispelt: gaan we verder? Zijn geiten groot en klein Hem niet dan vriendjes zijn. Hij buitelt speels met hen tusschen de steenen, Door gras en groen. Hij heeft een lieven blik Voor elk en trekt de bokjes bij hun sik, En slaat zijn armen om hun lamren henen. Wat moeder voor hem spon En wit geweest zijn kon, Zijn jak - grof goed - is grijs-grauw en bezoedeld. ‘Vasil, kon 't anders wel Bij 't uitgelaten spel, Als jij je kleinvee aan je hart vertroetelt?’ - Nooit zag ik mooier knaap, Als hier met geit en schaap Sprong tusschen zilverdistels en laurieren, - Een bloem; nooit mooier kind, Beweeglijk als de wind, De dolle blijdschap van zijn jeugd uitvieren. [pagina 162] [p. 162] Gratieus bucolicon: Daphnis of Coridon, - Of Cherubin vermomd in louter flarden? Verkleede Cupido? Een feest der oogen, zoo Ontroerend dat het zin en geest verwarde. Had' zelfs Vergilius Dit kind niet met een kus Gehuldigd en den god, in dezen herder Verheeld, een zang gewijd, Trotseerend dag en tijd? - De zon rees hoog, - maar 'k ging dien dag niet verder. Felix Rutten Vorige Volgende