De Gids. Jaargang 100
(1936)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
De Russische zielDe eigenaardigheden van de Russische psyche, van de Russische opvattingen en levenshouding hebben reeds de eerste Westerlingen getroffen, die in de XVIe eeuw Rusland hebben bezocht en met de Russen in min of meer nauw contact zijn gekomen. In de lezenswaardige reisbeschrijvingen van Herberstein, Carlisle, Fletcher e.a. zijn veel belangrijke mededeelingen te vinden over die eigenaardigheden. Wel zijn hun geschriften, als de meeste waarnemingen van vreemdelingen, die slechts naar de uiterlijkheden oordeelen en zelfs die niet steeds goed kunnen beoordeelen, niet van fouten vrij, bevatten zij zelfs opvallende onjuistheden en ongerijmdheden, maar zij blijven nog steeds een bron, waaruit wij, mits de mededeelingen critisch behandelend, veel wetenswaardigs over wat wij met den term ‘Russische ziel’ zullen aanduiden, kunnen putten. Vergelijken wij die gegevens met de mededeelingen van de latere waarnemers, met het beeld van het Russisch leven in de werken van de groote Russische schrijvers, en met onze eigen ervaring, dan zien wij, dat de Russische psyche in den loop der eeuwen weinig veranderd is. Het aantal menschen, die Rusland en het Russische volk uit eigen ervaring kennen, was steeds gering. Den laatsten tijd neemt het toe, maar vaak ten koste van de qualiteit der waarnemingen. Het verblijf in Rusland van al die touristen is kort, hun contact met het volk is gering, zij zien de dingen vaak door den bril van allerlei gidsen; velen gaan naar het land met een vaststaande meening, zij gaan bovendien meer om een sociaal experiment te zien, een regime van nabij te bestudeeren, dan om het volk te leeren kennen. De geringe bekendheid van het Westen met Rusland en zijn inwoners heeft tot het ontstaan geleid van phantastische voor- | |
[pagina 233]
| |
stellingen over de Russen, hun zeden en gewoonten, hun psyche, hun levenshouding. Er zijn den laatsten tijd heel wat romans en tooneelstukken verschenen, die Russen tot helden hebben. Ook hier te lande zijn dergelijke boeken verschenen, door Nederlanders geschreven, maar nu en dan met vermelding van een niet bestaanden Russischen schrijver als auteur. Wanneer een Rus die boeken leest of die tooneelstukken ziet, vermaakt hij zich kostelijk, omdat er de eene enormiteit op de andere volgt, toestanden beschreven worden, die in Rusland onbekend zijn, psychische eigenschappen geschilderd worden, die den Rus volkomen vreemd zijn. Het Russisch heeft een specialen term voor de aanduiding van die ongerijmdheden, nl. ‘kljoekwa’. Kljoekwa is de naam van een klein struikje en van de bes, die op dat struikje groeit. In een door een Westerling geschreven boek kwam nl. de mededeeling voor, dat hij in de schaduw van de machtige en wijdvertakte kljoekwa thee zat te drinken. Het begrip ‘kljoekwa’ omvat alles: gephantaseerde zeden en gewoonten, uit den duim gezogen psychische eigenaardigheden, wonderlijke voorstellingen over maatschappelijke verhoudingen, sociale toestanden enz. Ook de ‘âme slave’, waar de Franschen het zoo vaak over hebben en waarmede zij alles verklaren wat hun onbegrijpelijk voorkomt, is ‘kljoekwa’. En juist wijl de Rus weet, welke onzinnige dingen over die geheimzinnige ‘âme slave’ verkondigd worden, voelt hij zich onbehaaglijk, zoodra hij de uitdrukking ‘Russische ziel’ en ‘Russische psyche’ hoort. Wat hij vaak vergeet is echter dit: het is natuurlijk waar, dat de verhalen over de ‘âme slave’ en de ‘Russische psyche’, die in het Westen zoo populair zijn, in al die onmogelijke romans en belachelijke tooneelstukken (die om voor een Rus volkomen onbegrijpelijke redenen juist zooveel succes hebben) volkomen zinloos zijn en slechts van de onbekendheid der Westerlingen met den waren toestand getuigen, maar even waar is, dat de Russische psyche eigenaardigheden bezit, die den Westerling moeten treffen, dat de Russische ziel geen bedenksel van het Westen is, maar een realiteit, al is ze niet zoo potsierlijk als de vreemdelingen ze vaak voorstellen. Wie de Russische ziel wil leeren kennen, beschikt over twee bronnen: de Russische literatuur en de waarnemingen van vreemdelingen, die langen tijd in Rusland geleefd hebben en het Russische volk uit eigen ervaring hebben leeren kennen. Voor | |
[pagina 234]
| |
den vreemdeling is de laatste bron de meest geschikte, omdat lang niet alle Russische werken, voor de beoordeeling van de Russische psyche van belang, vertaald kunnen worden of vertaald zijn. De bestaande vertalingen, vooral de Nederlandsche, zijn in zeer veel gevallen afschuwelijk. Dikwijls hebben de vertalers van het Russisch slechts een zeer oppervlakkige kennis, maken de onmogelijkste fouten en misvormen onbarmhartig het origineel. Zelfs de beste vertalingen zullen steeds maar een zwakke weerspiegeling van het oorspronkelijke zijn, omdat de Westerling, die de Russische begrippen niet kent, veel dingen verkeerd opvat. Waarnemingen van Westerlingen, vooral wanneer zij geen politiek doel nastreven - wat helaas met veel boeken na de revolutie wèl het geval is - spreken daarentegen een duidelijkere taal. Dat zij aan psychologische diepte de groote Russische schrijvers niet nabij komen, moet daarbij als een onvermijdelijkheid worden aanvaard. Of de schrijver den Russen welgezind is of niet is van betrekkelijk ondergeschikte beteekenis. Werken van buitenlanders als markies de CustineGa naar voetnoot1), die weinig met de Russen ingenomen was, als HehnGa naar voetnoot2), die Rusland fel haatte, maar wiens werk toch een uitstekend beeld van de toestanden geeft, als Leroy-BeaulieuGa naar voetnoot3), die min of meer onverschillig was, zijn van even veel belang als die van LegrasGa naar voetnoot4), wiens sympathieën voor de Russen bekend zijn. Prof. Legras, die vele jaren in Rusland heeft doorgebracht en het land in alle richtingen doorkruist, wiens grondige kennis van het Russisch hem in staat stelde met Russen van alle standen te spreken, heeft in zijn boekje veel interessante feiten beschreven, die den Rus typeeren. Door naast zijn eigen waarnemingen die van zijn voorgangers te plaatsen verkrijgt hij een zeker aantal vaststaande karaktertrekken. Belangwekkende mededeelingen kan de lezer ook in de boeken van sommige Westerlingen vinden, die onder het tegenwoordige regime Rusland hebben bezocht en er een zekeren tijd hebben doorgebracht, maar de meeste dier werken zijn sterk partijdig: de schrijvers zijn òf vóór, òf tégen het | |
[pagina 235]
| |
sowjet-regime ingenomen, en zien de dingen niet zooals zij zijn, maar zooals ze volgens hun meening moéten zijn. Wat den Westerling wellicht het meest in Rusland of bij omgang met Russen in het buitenland treft, is de zeer geringe ontwikkeling van het gevoel van eigendom. De vreemdeling wordt vaak onaangenaam getroffen door de omstandigheid, dat de Rus zich met meer gemak dan de Westerling andermans goed toeeigent, wat bij Westerlingen de overtuiging wekt, dat de Rus diefachtig is. Dat is echter een verkeerde opvatting. De dief weet, dat hij steelt, dat het gestolen voorwerp iemand anders toebehoort, dat hij dus iemands rechten schendt. Bij den Rus is dit bewustzijn minder sterk ontwikkeld. Dat komt doordat het Romeinsche recht en zijn strak doorgevoerde principe van particulier eigendom den Rus volkomen vreemd zijn. Het Russische rechtsgevoel kent niet zoo zeer bezit als beheer. De staat heeft niet alleen het recht, maar zelfs den plicht in te grijpen en de bezittingen op rechtvaardige wijze te verdeelen. De Russische boeren hebben dan ook nooit de eigendomsrechten van de landheeren op hun landerijen willen erkennen. Volgens de opvatting van de boeren was dit in strijd met het rechtsgevoel. De boeren verwachtten dan ook, dat de tsaar, als vertegenwoordiger van de staatsmacht, als de staatsmacht zelve, op een gegeven oogenblik zou ingrijpen en den grond, samen met de werktuigen, gebouwen enz. op rechtvaardige wijze onder de bevolking zou verdeelen. Dat verklaart ook het gemak, waarmede het Russische volk de denkbeelden van Lenin aangenomen heeft: die denkbeelden kwamen tot op zekere hoogte overeen met de begrippen van het Russische volk, met zijn hartstochtelijk verlangen naar een rechtvaardige verdeeling der bezittingen, met de ontkenning van particulier bezit als stelsel. Deze eigenaardige opvatting vindt een uiting in vele kleinigheden van het dagelijksche leven. Nergens ter wereld is de gewoonte, vreemde boeken aan anderen uit te leenen, zoodat de boeken kapotgelezen worden (het Russisch kent zelfs een speciale uitdrukking daarvoor), kleine schulden niet te betalen, zich andermans kleine voorwerpen toe te eigenen enz., zoo sterk verspreid als in Rusland. De Rus beschouwt het vellen van een boom in andermans bosch, het stroopen van wild enz. niet als diefstal. In mijn kinderjaren, die ik op het land in Zuid-Rusland heb | |
[pagina 236]
| |
doorgebracht, gebeurde het vaak, dat ge vóór Kerstmis of vóór Pinksteren jongens en volwassenen jonge boompjes uit het bosch van den landheer, van den staat, of van een klooster zag sleepen. Op de vraag, hoe zij aan die boomen kwamen, luidde het antwoord steeds: ‘Dostal’ (ik heb het gehaald). En niemand zag er iets aanstootelijks in. Het was geen diefstal; hij heeft het niet gestolen, maar ‘gehaald’. De boomen groeien immers in het bosch, dat aan niemand toebehooren kàn, dat door Onzen Lieven Heer voor alle menschen geschapen is. Voorwerpen te stelen door menschen vervaardigd wordt wèl diefstal geacht, maar niet zoo sterk veroordeeld als in het Westen. De beoordeeling van de daad hangt voor den Rus van de omstandigheden af, waaronder ze verricht is. Diefstal, door een arme gepleegd, wordt niet altijd als een laakbare daad beschouwd, ten minste niet in zulke mate als in het Westen. Het laakbare van de daad hangt voor den Rus in sterke mate af van den welstand van den bestolene, zelfs van zijn moreele eigenschappen. Hieruit blijkt, dat de Rus het bezit als van betrekkelijken aard beschouwt. Ik herinner mij het volgende voor den Rus typeerende geval. Een man had in een jacht ingebroken en er alleen brood gestolen. De dief was straatarm en de eigenaar van het jacht rijk. De dief werd gepakt en voor de rechtbank gebracht. Hij werd niet alleen vrijgesproken, maar in de rechtzaal werd voor hem, met medewerking van den rechter, een zeker bedrag verzameld. Het is waar, het was geen gewoon geval van diefstal - de man stal het brood, omdat hij honger had - maar toch is zoo iets in het Westen ondenkbaar. Volgens de Westersche opvattingen is iedereen, die steelt een dief. Op Westerlingen maakt deze eigenaardigheid van de Russische psyche een vreemden indruk, bij velen wekt ze verzet. De Duitscher Hehn geeselt deze eigenschap der Russen op striemende wijze, hij ziet er een bewijs van de zedelijke minderwaardigheid van den Rus in. Wat Hehn en velen mét hem echter vergeten is het volgende: de Rus eigent zich niet alleen zonder al te veel gewetensbezwaren andermans goed toe, hij geeft zijn eigen bezittingen met gemak weg. De Rus kan in het algemeen niets vasthouden, de Fransche schraapzucht is hem volkomen onbegrijpelijk, is voor den Rus iets afkeurenswaardigs. Zelfs spaarzaamheid is iets, wat de Rus niet apprecieeren kan. De Rus geeft in den regel alles uit, wat | |
[pagina 237]
| |
hij verdient, soms meer dan dat; hij maakt schulden zonder zich af te vragen, of hij wel in staat zal zijn ze te betalen. Hij doet het zonder na te denken, het gebeurt onmerkbaar. Vóór den oorlog werden pogingen gedaan, de Russische arbeiders te bewegen wat op zij te leggen, te sparen. Het antwoord luidde gewoonlijk als volgt: ‘Ik ben toch geen Duitscher om te sparen!’ En dit werd op een toon gezegd, als had men hun iets belachelijks voorgesteld. Typisch is het volgende: de spaarzame en zuinige Westerling, zelfs de schraapzuchtige Franschman, komt onder de bekoring van deze ‘breedte der ziel’, zooals de Russische term luidt, van deze vrijgevigheid, van het gemak waarmede de Rus alles weggeeft. Ik heb eens een Nederlandschen bankier, die in Rusland tijdens de revolutie alles verloren heeft, met warmte en bewondering over deze eigenschap der Russen hooren spreken. Het Russische denken onderscheidt zich door een zekere vaagheid. De Rus mist zoowel de Fransche clarté als de behoefte van den Duitscher aan formules, die de gedachte aan bepaalde woorden binden. De Rus beperkt zich in de meeste gevallen tot vage uitdrukkingen, die de gedachte slechts even aanduiden, die ruimte laten voor allerlei uitleg. Het gevolg van deze eigenaardigheid van het Russische denken is, dat bij den Rus de grenzen vervaagd zijn, dat hij vaak zelf niet weet, waar de werkelijkheid eindigt en het rijk van het gewenschte begint. Even vaag is de grens tusschen het beloofde en het uitgevoerde, tusschen een veronderstelling en een feit. De Rus kan met zooveel vuur over zijn plannen spreken, dat bij den toehoorder geleidelijk het gevoel ontstaat, dat hij met tastbare feiten te doen heeft, terwijl het in de meeste gevallen moeilijk te realiseeren - en onuitgevoerd blijvende - voornemens zijn. Deze eigenschap van de Russische psyche verklaart het gemak, waarmede de Rus liegt. Iedere Rus heeft iets van Chlestakow (den held van het blijspel ‘De Revisor’ van Gogolj). In den regel liegt de Rus onbewust, zonder een bepaald doel, nog voordat hij er zich rekenschap van gegeven heeft. Tsjechow heeft deze eigenaardigheid van den Rus op de volgende wijze beschreven: Een Duitscher (voor den Rus is ‘Duitscher’ een synoniem van den vreemdeling in het algemeen) bedenkt een leugen, waarbij alle onderdeelen overwogen zijn, alles sluit als een bus, de leugen heeft een bepaald doel, hij moet den Duitscher op de een of | |
[pagina 238]
| |
andere wijze voordeel aanbrengen - zij het slechts in den vorm van bewondering van de toehoorders; de Rus vertelt zonder eenige aanleiding, dat zijn schoonmoeder gestorven is en dát terwijl iedereen weet, dat het niet waar is en dat die schoonmoeder elk oogenblik binnen kan komen, de Rus weet zelf niet, waarom hij die dwaasheid begaat, het gebeurt zonder dat hij er zich eenige rekenschap van heeft kunnen geven. Wij zien dus, dat de diefstal bij den Rus vaak een gevolg is van de zeer vage voorstelling van eigendomsrechten, waarbij het instituut van eigendom door het onderbewustzijn van den Rus als iets afkeurenswaardigs aangevoeld wordt. Het liegen is in den regel het gevolg van de vaagheid van de voorstelling over wat de Westerling de ‘waarheid’ noemt. Voor den Westerling is ‘waarheid’ een verstandelijke, duidelijk in woorden uit te drukken formule, waarbij twee zaken worden voorgesteld met elkander overeen te stemmen. Het Russische begrip ‘prawda’ vertalen wij eveneens met ‘waarheid’, maar die vertaling is slechts betrekkelijk juist. De Rus begrijpt de waarheid niet intellectualistisch maar intuïtief, zij is meer iets van het geweten dan van de rede, iets dat de begrippen ‘wijsheid’, ‘rechtvaardigheid’, ‘goedheid’ raakt. In plaats van de verstandelijke appreciatie van het Westen komt bij den Rus een moreele appreciatie. De Westerling wordt vaak gehinderd door het feit, dat de Rus de begrippen ‘recht’ en ‘rechtvaardigheid’ verwart, dat voor hem het laatste begrip steeds prevalueert, dat hij bovendien het begrip ‘rechtvaardigheid’ op een voor den Westerling vreemde wijze opvat, nl. als barmhartigheid, vergevingsgezindheid. De Rus veroordeelt zelden, hij kent de zwakheden van zichzelf en van de anderen en is geneigd ze goed te praten of in elk geval ze te vergeven. Dit maakt den Rus in den omgang warmer, menschelijker, maar tevens slapper. Hieruit is de volgende eigenschap van den Rus te verklaren: hij zoekt altijd in den ander den mensch en eerst daarna den bekleeder van een bepaalde functie. In het Westen is het anders: daar ziet men steeds het eerst den professor, ambtenaar, officier, bankier; de verhoudingen dragen in het Westen meer een ‘professioneel’ karakter, eerst veel later komt het intieme. De Rus wil met dit laatste beginnen, wat den Westerling steeds verbaast. De Rus schrikt voor de bureaucratische mechanisatie der men- | |
[pagina 239]
| |
schelijke betrekkingen terug. In het Westen geniet iemand, die zijn plichten stipt nakomt, die zich geheel aan zijn werk geeft, algemeene achting. De Rus vindt zoo iemand een machine, heeft een hekel aan hem. Petersburg, de meest Westersche stad in Rusland, waar een zekere koelheid, een officieele geest, heerschte, was daarom in Rusland onbemind. De Rus gaf de voorkeur aan het ordelooze Moskou, den onberekenbaren Moskoviër, omdat die stad en haar inwoners dat warme Russische hadden. Deze afwijzende houding tegenover het officieele heeft haar bron in het verlangen van den Rus goed te doen, niet omdat dit een plicht is, door iemand of iets voorgeschreven, maar uitsluitend uit liefde tot de menschen, uit eigen roeping. In het algemeen wil de Rus zoo min mogelijk gebonden zijn, hij wil vrij zijn, hij wil werken, wanneer hij er behoefte aan heeft. Daarom is het Ford-systeem voor den Rus een ware hel. De behoefte aan vrijheid heeft duizenden Russen in Frankrijk er toe gebracht goed betaalde betrekkingen op fabrieken en bureaux op te geven en chauffeur te worden. Het werk van den chauffeur is veel harder, het stelt aan de zenuwen veel hoogere eischen, maar het heeft dat voor, dat de chauffeur niet aan een draaibank of schrijftafel gebonden is, dat hij zich elk oogenblik voor nieuwe problemen geplaatst ziet, dat hij voortdurend ‘scheppen’ kan en niet steeds dezelfde, telkens zich weer herhalende beweging moet doen. De schaduwkant is, dat deze geestesgesteldheid gemakkelijk in luiheid kan ontaarden, in een geestelijke en moreele traagheid. Wie de Russische literatuur kent, kan veel voorbeelden van deze luiheid en traagheid aanvoeren. Wij hebben boven geschreven, dat in elken Rus iets van Chlestakow te vinden is, doch evenzoo is in elken Rus iets van Oblomow (den tragen held van den gelijknamigen roman van Gontsjarow) terug te vinden. En toch gaf Gontsjarow, zij het wellicht onbewust, den tragen en luien Oblomow de voorkeur boven den actieven Stoltz. Dat komt doordat de Rus in het goede als een scheppende macht gelooft, die geen bepalingen en voorschriften noodig heeft, terwijl de Westersche levenshouding tot het systeem van verbodsbepalingen moest leiden; voor den Westerling is het goede niet actief, maar passief, nl. het zich onthouden van het kwaad, het neemt daardoor den vorm aan van droge voorschriften. De tegenzin in gebondenheid, het verlangen naar persoonlijke | |
[pagina 240]
| |
schepping, het afwijzen van vaste regels, van wetten heeft ten gevolge, dat de Rus de meest ongedisciplineerde en minst berekenbare mensch van Europa is. Bij een Rus valt nooit met absolute zekerheid te zeggen, hoe hij in bepaalde omstandigheden zal handelen. Het volgende geval kan, naar onze meening, als illustratie dienen. Tijdens de aardbeving in Calabrië hebben de matrozen van een Russisch oorlogsschip, dat daar in de buurt toevallig voor anker lag, wonderen verricht. Zij waren overal de eersten, met bij de Italianen bewondering en verbazing wekkende zelfverloochening snelden zij naar de gevaarlijkste punten om menschen, met wie zij niet konden spreken, die hun volkomen vreemd waren, en dieren te redden. De Italiaansche pers heeft toen in superlatieven gesproken over de goedheid van den eenvoudigen Rus. Welnu, diezelfde matrozen hebben kort daarna, tijdens de revolutie, hun officieren op beestachtige wijze vermoord, in de ovens geworpen, hebben beulswerk bij de Tsje-Ka verricht, hebben hun slachtoffers op onbeschrijfelijke wijze gemarteld. Wij zouden tientallen dergelijke voorbeelden kunnen aanvoeren. In de Russische ziel liggen de uitersten vlak naast elkaar, werken de remmen òf in het geheel niet, òf slecht. De Rus geeft aan zijn impulsen toe, zijn daden zijn zelden een gevolg van een redeneering, doch bijna steeds door een opwelling veroorzaakt. Het is waarschijnlijk een gevolg van de primitiviteit, een der meest sprekende eigenschappen van de Russische psyche, van de achterlijkheid van de Russische bevolking, van het gebrek aan beschaving. Daarnaast zullen ook andere omstandigheden een zekere rol spelen: de vorming van het Russische volk, de groote inslag van Aziatische elementen, het historische proces, de natuur, zelfs het landschap. Een opvallende eigenaardigheid van de Russische psyche is het maximalisme, afkeer van geleidelijkheid, van gedeeltelijke verwezenlijking van een doel. Dit maximalisme heeft zich tijdens de revolutie bijzonder sterk geopenbaard, doch de Westerlingen, die Rusland werkelijk kenden, hadden reeds lang vóór den oorlog op deze eigenaardigheid der Russische psyche gewezen. Overigens kenden de Russen die eigenschap zelf ook. Sommigen hunner beschouwden dit maximalisme zelfs als een deugd, die den Rus ver boven de Westerlingen plaatst. Dit is het sterkst in een bekend gedicht van Alexej Tolstoj uitgedrukt. Je liefde | |
[pagina 241]
| |
moet grenzeloos zijn, je haat moet vurig en verterend zijn enz. De Rus ziet hoofdzakelijk de tegenstellingen, zelden de overgangen. Hij kent wit en zwart, goed en slecht, den misdadiger en den heilige. Een uiting van deze eigenschap is de neiging van den Rus iemand te vereeren of te verguizen, waarop reeds Toergenew gewezen heeft. Het bewustzijn van het betrekkelijke der dingen, de kennis van de talrijke overgangen, schakeeringen zijn den Rus vreemd. Het felle, opvallende werkt aantrekkelijk op den Rus. Het is geen toeval, dat de begrippen ‘rood’ en ‘schoon’ in het Russisch door hetzelfde woord uitgedrukt worden. En ook dit is natuurlijk een gevolg van de primitiviteit van den Rus. Daarnaast speelt echter nog een eigenschap een rol, nl. de afwezigheid van remmen. Dit komt bij den Rus tot uiting in de plotselinge overgangen van uitbundige vroolijkheid, die vaak op dolheid lijkt, tot neerslachtigheid, van welgezindheid tot haat, van goedheid tot boosaardigheid. Wat den aandachtigen waarnemer in Rusland ook opvalt, is de geringe ontwikkeling van de individualiteit, de overheersching van de groep, het is als lost zich in Rusland de enkeling op in zijn familie, stand, partij, groep. Dat valt den Westerling des te meer op, wijl in het Westen het individualisme zoo sterk ontwikkeld is, wat den Rus opvalt en wat de Rus geneigd is als een gebrek te beschouwen. De geringe ontwikkeling van het individu, de beheersching van den enkeling door de menigte komt tot uiting in vele Russische spreekwoorden en gezegden, in de Russische liederen en sprookjes. Ook de Russische geschiedenis toont het duidelijk aan. Men vergelijke bijv. de Russische geschiedenis met de Nederlandsche: in Rusland zien wij in het historische proces de overheersching van de massa, massale processen, de leiders zijn in den regel weinig opvallende persoonlijkheden (men denke bijv. aan de grootvorsten van Moskovië, de stichters van het Russische rijk!); in Nederland daarentegen zien wij een rij persoonlijkheden met opvallende individueele eigenschappen, wij aanschouwen tragische botsingen tusschen enkelingen, de enkeling beheerscht vaak het gebeuren, drukt zijn stempel op het tijdperk. De Westersche waarnemers spreken daarom vaak over den Rus als kuddedier. Dat is echter slechts ten deele juist. Het kuddegevoel komt nl. ook in het Westen vaak voor. Iedereen, die een | |
[pagina 242]
| |
optocht heeft waargenomen, die getuige is geweest van massale bewegingen in het Westen - zelfs in het kalme, bedaarde Nederland - heeft gezien, hoe snel het individu zich in de massa oplost, door de massa meegesleept wordt, door de massapsychose aangetast wordt. Sommigen hebben dit ongetwijfeld aan zichzelf kunnen waarnemen, hoewel niemand zoo iets van zichzelf erkent. Voor den Rus is niet dit kuddegevoel typeerend, dat overigens algemeen menschelijk is, maar het gevoel van zijn gebondenheid met andere menschen, het bewustzijn, dat hij niet alléén staat, dat hij een onderdeel van een bepaalde groep vormt. Soms voelt hij het als een last, soms als een zegen. Het sterkst komt dat gevoel van gebondenheid tot uiting in de familiebetrekkingen. Het Russische familieleven is hechter dan in het Westen. De leden van de familie voelen natuurlijk de nadeelen van die banden, de beperking van de eigen vrijheid, de moeilijkheid, vaak zelfs de onmogelijkheid, de wieken uit te slaan, maar daarnaast voelen zij de warmte, die dat familieleven uitstraalt, en waarin het zoo heerlijk is zich te koesteren. Er is wellicht niets, waar de Rus zoo voor bevreesd is als de eenzaamheid. Welnu, de familie (evenals elk collectief) geeft beschutting tegen dien angst. Het familiegevoel heeft in de Russische literatuur een schitterende weerspiegeling gevonden. Er is bijna geen een Russische schrijver aan te wijzen, die het Russische familieleven, de gehechtheid der leden van een Russische familie, de warmte van dat gevoel, niet beschreven heeft. Doch het sterkst is dat gevoel in de romans van Tolstoj tot uiting gekomen, vooral in ‘Anna Karenina’. Het is te betreuren, dat de Hollandsche uitgave van dien prachtigen roman van Tolstoj geen vertaling, maar een ‘bewerking’ is en bovendien een beneden elke critiek. In dien roman is de eenheid van de familieziel op zulk een sprekende wijze uitgebeeld, dat de lezer onwillekeurig onder de bekoring ervan komt en de Russische ziel beter benadert dan na het lezen van omvangrijke psychologische onderzoekingen. ‘Anna Karenina’ is een roman over gezinnen en niet over afzonderlijke individuen. Alle leden van een gezin zijn, ondanks de vaak groote tegenstellingen, die hen scheiden, die hen van elkaar afstooten, door onverbrekelijke banden verbonden, voelen een eenheid, die boven die tegenstellingen en verschillen uitgaat. Dat gevoel is irrationeel, het heeft iets van de oerkrachten, die | |
[pagina 243]
| |
de wereld beheerschen, het is onredelijk en toch bevat het veel wijsheid. En het geeft veel warmte, die een Westerling wellicht niet kent. Elk lid van de familie vult den ander aan en zij allen samen vormen een eenheid, die boven het individu uitgaat. De kinderen vereenigen in zich den vader én de moeder; broeders en zusters zijn takken van één boom. En dat gaat eeuwen terug in het verleden en het zal zoo zijn eeuwen ná ons. Zoo althans was het gevoel van den Rus vóór de revolutie. Een ontleding van den roman ‘Anna Karenina’ (en van andere romans van Tolstoj) zou deze stelling duidelijk illustreeren, maar wij beschikken niet over de ruimte voor zulk een onderzoek; bovendien vreezen wij, dat lang niet alle lezers den roman van Tolstoj kennen. Voor Tolstoj - den meest typischen vertegenwoordiger van de Russische ziel - is alleen die liefde van beteekenis, welke tot het moederschap en tot gezinsvorming leidt. Alleen deze liefde kan object tot een kunstwerk worden. Alle andere vormen van liefde worden door hem afgewezen, verfoeid, moeten volgens hem onvermijdelijk tot ontbinding, ondergang leiden, zijn alleen in staat de menschen in het verderf te doen storten. Wie de werken van Tolstoj kent, kan genoeg voorbeelden van deze beide vormen van liefde aanvoeren. Deze houding van Tolstoj is geen gevolg van abstract-zedelijke opvattingen, zooals algemeen gedacht wordt, hoewel die opvattingen ongetwijfeld een zekere rol hebben gespeeld bij de formuleering van de houding van den schrijver; in haar diepste wezen is die houding een gevolg van een diep ingeworteld gevoel, dat sterker is dan alle redeneeringen en theorieën. Dat gevoel had de geniale schrijver gemeen met den eersten den besten ongeletterden boer. Het was een uiting van hetgeen wij met de woorden ‘Russische ziel’ aanduiden. En juist wijl die houding tegenover de liefde geen persoonlijke trek van Tolstoj was, maar iets, dat diep in de ziel van het volk zetelt, komt ze ook bij de overige Russische schrijvers voor, zij het in minder sterk uitgedrukten vorm. Wij kunnen ze niet alleen bij Poesjkin, Toergenew e.a. terugvinden, doch zelfs bij Dostojewsky. Dit laatste is van bijzonder veel belang, omdat deze houding tegenover de liefde Dostojewsky persoonlijk volkomen vreemd was. De schrijver van dit artikel, die zijn kinderjaren en jeugd op het platteland in Rusland heeft doorgebracht, heeft dezelfde houding bij de boeren waargenomen, die ze als de eenige | |
[pagina 244]
| |
denkbare beschouwden, als iets dat vanzelfsprekend was. Bij de Russische intellectueelen, die in sterke mate door de Westersche ideeën geïnfecteerd waren, kwam dit minder duidelijk aan het licht, maar wie dieper peilde, zag onder den bolster van aan het Westen ontleende en slecht verwerkte woorden, dezelfde kern. Sterker, zelfs voor hen, die de sekse als het belangrijkste en alles overheerschende element beschouwden, die de sekse verafgoodden - er waren ook dezulken in Rusland, hun woordvoerder was de hoogbegaafde, maar eenigszins warhoofdige Rozanow - zagen in het seksueele vóór alles de voortplanting. Het erotisch element staat dus voor de Russische ziel niet buiten het gezin, maar er midden in, het gezin en de erotiek zijn door onverbrekelijke banden aan elkaar verbonden, de erotiek is voor den Rus een middel voor het grootere doel - de voortplanting, de voortzetting van het geslacht. Daarom is voor het Russische gevoel een gezin zonder kinderen een onding, zijn de kinderen de zin van het huwelijk. Ook in het Westen zijn landen aan te wijzen, waar de familiebanden hecht zijn, waar het gezin een belangrijke factor van de maatschappij vormt. Er is echter een groot verschil tusschen het gezin in Rusland en in het Westen. In het Westen is het gezin meer een juridische instelling, een deel van de maatschappij, die bewust gesticht wordt, de familiebanden zijn hoofdzakelijk van juridischen aard, daarna volgen de zedelijke banden, de verstandelijke overwegingen, de financieele omstandigheden, terwijl de oerinstincten, het elementaire, dat niet te beredeneeren is, een ondergeschikte beteekenis heeft. In Rusland overheerschen integendeel die laatste elementen, de verhouding tusschen de leden van een gezin wordt juist door die oerinstincten, door elementaire gevoelens bepaald, de familie is er een door de natuur gegeven verschijnsel. De banden tusschen de familieleden zijn onzichtbaar, niet van juridischen of economischen aard. Dergelijke banden kunnen in Rusland tusschen volkomen vreemde menschen ontstaan, die een groep vormen. Tijdens den oorlog hebben de Duitschers dergelijke banden tusschen de Russische krijgsgevangenen waargenomen en beschreven. De oorzaak hiervan moet in de door ons reeds boven genoemde eigenaardigheid van de Russische psyche gezocht worden, nl. dat de enkeling bijna nooit volkomen buiten de groep staat, waar- | |
[pagina 245]
| |
toe hij behoort, dat het individu zich steeds als een onderdeel van een grooter geheel voelt. Hierin ligt wellicht de sleutel tot beter begrip van vele voor een Westerling vreemde eigenaardigheden van de Russische ziel. Alleen in Rusland konden de artelj's bestaan, een soort productie-coöperaties met een zeer eigenaardige inrichting, die meer aan een gezin dan aan een vereeniging met economische doeleinden deden denken. De Westerlingen, die de Russische toestanden goed kennen, beweren vaak, dat de Rus een geboren anarchist is. Deze bewering is wat al te vaag en algemeen, maar er zit een zekere kern van juiste waarneming in. De Rus heeft in den regel tegenzin in elke organisatie, die buiten zijn gezinsvormingen staat (het begrip ‘gezin’ nemen wij niet in de gewone, maar in de meer uitgebreide beteekenis, die wij er boven aan hebben gehecht), en die natuurlijk op dwang berust. De Rus voelt zich het meest aangetrokken tot de vormlooze verhoudingen tusschen de menschen, die op een zekere vage hartelijkheid berusten. Het gevolg hiervan is, dat de staat en zijn organen in Rusland iets hards hadden, aan een ziellooze machine deden denken, die bovendien slecht werkte. Het Russisch is rijk aan woorden om de zielloosheid, het mechanische van de staatsorganen aan te duiden. De dragers van de staatsmacht waren echter dezelfde Russen, met het gevolg dat die strakke vormen zelden gehandhaafd werden dat de reglementen meer op papier dan in de practijk bestonden; alles hing van den machthebber af en nog meer van zijn luimen. In Russische gevangenissen heerschte gewoonlijk een phantastisch regime, dat nu eens onmenschelijk hard en wreed kon zijn om dan weer in andere uitersten te vervallen. Met de politie kon je ook nooit vooruit met zekerheid zeggen, wat zij doen zou: nu eens liet ze ernstige overtredingen ongestraft, dan kon zij plotseling om een kleinigheid ingrijpen, waarbij de mannen van het gezag rechts en links klappen uitdeelden. Wat een Westerling vreemd zal vinden is dit: de man uit het volk gaf de voorkeur aan dergelijke handtastelijkheden en onevenwichtigheden boven de starre en mechanische voorschriften van de wet, omdat hij graag met een mensch te doen had en niet met een machine. Dat is de oorzaak van het Russische ‘anarchisme’. Ondanks de vreeselijke wreedheden, waartoe de Rus in staat is en die tijdens de revolutie en den burgeroorlog tot de ontzet- | |
[pagina 246]
| |
tende tafereelen hebben geleid, waarvan de meeste Westerlingen slechts een zeer vage voorstelling hebben, is zachtheid de overheerschende trek van de Russische psyche. Elke vreemdeling, die het Russische volk door persoonlijke waarnemingen heeft leeren kennen, die met het volk zelf in aanraking is gekomen en niet met gidsen en agenten van den ‘Intoerist’, wordt getroffen door die goedigheid en zachtheid van den Rus. Dat is de groote charme van het Russische volk, waardoor het de sympathie van den vreemdeling wint. Ge voelt u dadelijk behaaglijk temidden van die goedmoedig glimlachende gebaarde gezichten, die zooveel kinderlijks hebben. Die glimlach ontwapent u, u vergeeft den menschen hun talrijke gebreken. De Westerling, die er aan gewend is, dat de menschen door een ondoordringbaren muur van elkaar gescheiden zijn, dat iedereen in zijn eigen schulp kruipt, ontdekt in Rusland plotseling een wereld, waar die muren ontbreken, waar de menschen elkaar ongedwongen naderen, zonder de Westersche formaliteiten. De Westerling wordt uit een kille, vormelijke wereld overgebracht naar een wereld van hartelijkheid, en hij koestert zich in die warmte. Rusland is het land, waar een soort vrijheid heeft bestaan, die men nergens anders in de wereld kon vinden. Geen vrijheid, die in wetboeken vermeld stond, waarbij ge u op paragraaf zooveel kondt beroepen, maar een vrijheid van veel grootere waarde. De handelingen van de menschen werden er beoordeeld niet volgens vaststaande voorschriften, waarbij geen rekening werd gehouden met den persoon, met de speciale omstandigheden, maar op een vergevingsgezinde wijze, in de overtuiging, dat wij allen maar menschen zijn, met zwakheden, gebreken en tekortkomingen, waarbij meer waarde aan den algemeenen indruk gehecht werd, dien de mensch maakte, dan aan toevallige daden: iedereen kan op zijn beurt iets verkeerds doen. Boris Raptschinsky |
|