| |
| |
| |
De gemeentelijke bibliotheek van Lyon
Wanneer men, komende uit de drukke handelswijk van centraal Lyon, die omkneld is door de armen van twee rivieren, over den Pont Tilsitt wandelt naar het oude stadsgedeelte, ziet men, wondermooi gelegen aan een bocht van de stilvlietende Saône, met als achtergrond de heuvels van Fourvière, het vroegere Aartsbisschoppelijke Paleis, waarboven de machtige torens van de St. Janskathedraal hoog uitsteken. In dit gebouw is thans de gemeentelijke bibliotheek - een van de belangrijkste van Frankrijk - gevestigd. Merkwaardigerwijze vindt men hier een aantal oude handschriften terug, die waarschijnlijk op deze zelfde plaats geschreven zijn en een menigte boeken, die tot de oudste fondsen van het aartsbisschoppelijk kapittel behoord hebben. Na Verona, is geen andere stad bekend die zóóveel belangrijke documenten overhield uit haar vroegste episcopale bibliotheek.
De ontwikkeling der boekerij telt - in groote lijnen geschetst - vier mijlpalen. Tot haar oudste bezit behooren 53 manuscripten, waarvan 13 tusschen de 5de en de 8ste eeuw geschreven zijn en 40 uit de 9de eeuw dateeren. Zij zijn afkomstig deels uit de reeds genoemde bisschoppelijke bibliotheek, deels uit een eertijds op het Ile Barbe (een eilandje nabij Lyon) gevestigd klooster. Toen dit in 1562 door de kalvinisten werd geplunderd, voegde men hetgeen van de manuscripten gespaard bleef, bij de collecties van het kapittel In de tweede helft der 17de eeuw kwam, bij het reeds bestaande, de vermaarde verzameling van Camille de Neufville-Villeroy, aartsbisschop en gouverneur van Lyon. Zijn bibliothecaris was een broeder van Père La Chaise, den biechtvader van Lodewijk XVI. Door de vorstelijke gunst verrijkte deze de collectie van den bisschop met tal van kostbare boeken, die met het koninklijk wapen prijkten. Het Neufville-fonds, duizen- | |
| |
den in marokijn gebonden deelen, bestaat voornamelijk uit theologische en philosofische geschriften; het telt bovendien een groot aantal Spaansche boeken. De bisschop vermaakte zijn verzameling aan het Collège de la Trinité, dat al een zeer rijke bibliotheek bezat. Zij bleef in die jezuietenschool tot zij, ruim twee eeuwen later, samengesmolten met de boekerij dier school, naar haar oude plaats, het aartsbisschoppelijk paleis, terugkeerde. Reeds in 1765 had het Collège de la Trinité de boeken voor het publiek toegankelijk gesteld en men kan dan ook dit jaartal als dat van de opening der stedelijke bibliotheek beschouwen. Ten derde groeide de verzameling tijdens de Revolutie aan, door verbeurdverklaarde boeken uit kloosters in stad en omgeving. Daar staat tegenover dat de Conventie (1792) teneinde Lyon als rebelsche stad te straffen, veertien kisten met boeken en handschriften wegnam
en naar de Bibliothèque Nationale in Parijs (waar zij nog zijn) liet overbrengen. Godvruchtige boeken en in de haast ook wel andere, van groote waarde, werden bovendien met karrevrachten weggehaald om den magistraten tot brandstof te dienen. Opnieuw zeer ernstig gehavend werd de verzameling door de wandaden van den in 1874 overleden conservator (hoe weinig paste hem deze naam!) Dr. Monfalcon. Deze zonderling heeft handschriften uit elkaar gerukt, belangrijke autografe brieven uit bundels gescheurd om ze in eigen schrifturen te plakken en over de honderd manuscripten, incunabelen en prachtbanden verduisterd. Ook had hij de eigenaardigheid in zijn werkkamer schietoefeningen te houden; fraaie marmeren bustes en wandversieringen droegen hier de sporen van.
De vierde groote aanwas dateert uit het jaar 1912, toen de geheele boekenschat van het Palais des Arts te Lyon, naar de Gemeentelijke Bibliotheek overging. Deze bestond aanvankelijk voor het grootste deel uit werken betreffende theologie, rechtswetenschappen, geschiedenis en schoone kunsten. Thans verkreeg zij uit het Palais des Arts boeken op het gebied der natuurwetenschappen, technologie en kunst, zoodat zij daardoor in den vollen zin encyclopedistisch werd. De stedelijke bibliotheek bezit, volgens de laatste schatting (1934) 640.119 boeken, 9800 handschriften en 907 incunabelen.
Het aartsbisschoppelijk paleis, waarvan de bouw in de 11de eeuw begon, is een levende herinnering aan de verschillende
| |
| |
politieke gebeurtenissen die zich in Lyon hebben afgespeeld. Van zijn oorspronkelijke architectuur is zoo goed als niets overgebleven. In de 15de eeuw werd het geheel gerestaureerd en de opeenvolgende bisschoppen lieten er veel in veranderen. In 1750 heeft Soufflot, de bouwer van het Panthéon te Parijs, er eenige fraaie zalen ontworpen. Tijdens de Revolutie, toen de bisschop was verdreven en de St. Janskathedraal in Tempel van de Rede was omgedoopt, zetelde de rechtbank voor civiele zaken in het oude paleis. Na het Concordaat kreeg het zijn vroegere bestemming terug. Paus Pius VII rustte er eenige dagen uit bij aartsbisschop Fesch (Napoleon's oom) toen hij onderweg was naar de kroning van den keizer. Napoleon en Joséphine logeerden er na de plechtigheid. Toen de Oostenrijkers in 1814 Lyon bezetten, werd de generale staf er ingekwartierd en bij zijn terugkeer uit Elba onderteekende Napoleon er de eerste decreten van de Honderd Dagen. Met de Restauratie keerden de prelaten er weer terug en bleven er tot de scheuring tusschen Kerk en Staat. De burgemeester van Lyon, de heer Herriot, liet het paleis in 1909 door de stad aankoopen en tot Gemeentelijke Bibliotheek verbouwen en inrichten. Toentertijd was dit een groote verbetering, want in het oude Collège de la Trinité lekte het op handschriften en incunabelen; de leeszaal werd door het publiek gebruikt om zich 's winters te warmen en op de nauwe, donkere wenteltrap die er toegang verleende, voldeden de bezoekers af en toe aan dringende behoeften.
De Leeszaal van het tegenwoordige gebouw is 24 m lang en telt 180 zitplaatsen. Het onaesthetische meubilair - lange rijen, op ouderwetsche waschtafels gelijkende lessenaren, met bijbehoorende Weener stoelen - is geenszins in overeenstemming met het stijlvolle 17de eeuwsche vertrek. De tentoonstellingszaal, het bureau van den conservator en de Réserve, waar de kostbare werken bewaard worden, zijn historisch interessant. De buitengewoon mooie wandversieringen en meubels herinneren aan de oude praal uit den tijd der bisschoppen.... èn aan vergankelijkheid, want de centrale verwarming doet het houtwerk springen en de witgeschilderde decoraties van muren en plafonds verkleuren. Als die muren konden spreken en verhalen van al wat hier is voorgevallen! Ja, maar zij zwijgen en vervallen en de geheele behuizing eigent zich slecht om de cultureele schatten die er
| |
| |
liggen opgestapeld, in goeden staat te houden. De deels moderne magazijnen rijen zich in reeds te kleine, bedompte lokalen. Een groot tekort aan personeel (het hoogere en lagere vormt te zamen een twaalftal) bemoeilijkt de organisatie en het onderhoud der boeken: de stof heerscht er dan ook oppermachtig.
Tot 1924, het jaar waarop de tegenwoordige conservator, de heer Henry Joly, zijn ambt aanvaardde, moest het publiek zich behelpen met een geschreven catalogus, dateerend uit 1826, gebonden in een lange reeks folianten, die door veelvuldig gebruik in haveloozen toestand zijn geraakt. En nog steeds staan zij ter consultatie, want de nieuwe catalogus, die onder leiding van den heer Joly in bewerking is, en waarin reeds alle aanwinsten sinds 1900 zijn en worden opgenomen, strekt nog maar over een klein gedeelte van het verleden. Het verouderde, onpraktische systeem vervangt men nu door den zoogenaamden Dictionnaire-Catalogus, die, evenals in dictionnaires, niet afzonderlijk, maar in alphabetische volgorde, de namen van de schrijvers en de onderwerpen inhoudt. Hij is analytisch, hetgeen voor den zoeker van groote geriefelijkheid is. Alle boeken en ook de tijdschriften worden zorgvuldig ontleed en ingedeeld in zooveel fiches als zij onderwerpen bevatten. En dit in den ruimsten zin. Wanneer men bedenkt dat vele boeken die zeer uiteenloopende onderwerpen bevatten, of waarvan het onderwerp in allerlei verschillende rubrieken thuisbehoort, soms in twee à driehonderd fiches versneden worden, dan kan men zich een denkbeeld vormen van het nieuwe monnikenwerk dat ondernomen is op dezelfde plaats waar in vroeger eeuwen zooveel perkament geduldig beschreven werd. In Frankrijk bezit, naast Lyon, alleen de Gemeentelijke Bibliotheek van Versailles een analytischen catalogus.
De Bibliotheek leent geen boeken naar buiten uit, ten einde - aldus de burgemeester - ‘de lezers die zich de moeite getroosten ter plaatse te komen, niet te ontrieven’. Naast deze menschlievende gedachte, zullen gebrek aan personeel voor de administratie èn het karakteristieke Fransche standpunt, dat het behoud der boeken gaat boven het publieke belang, óók wel hun rol spelen in dit verbod. Ruim 80000 lezers per jaar, ongeveer 236 per dag, bezoeken het gebouw.
Wat den inhoud der boekerij betreft, die strekt van de 5de eeuw tot heden ten dage, moet ik mij natuurlijk tot een zeer overzichte- | |
| |
lijke opsomming bepalen. Men kan, bladerende in de met miniaturen verluchte handschriften, onvergetelijke uren in de Leeszaal doorbrengen. Ik denk bijv. aan het 9de eeuwsche carolingische misboek (waarschijnlijk uit het klooster van Ile Barbe afkomstig) met zijn prachtig decoratieve, in vierhoekige encadrementen gevatte initialen, die telkens een geheele bladzijde vullen - aan het 13de eeuwsche psalter, uit de oude abdij Jully, met de tegen glanzend bladgoud afstekende kleurenweelde van miniaturen, soms haast onbeholpen van teekening, maar altijd aangrijpend van expressie, in haar naïeve mengeling van mystiek en realisme. Ik denk ook aan het 15de eeuwsche Franciscaansche missaal, waarin twaalf schilderingen den arbeid, behoorend bij elke maand, in beeld brengen. Hoe sprookjesachtig teer gepenseeld is de wintersche stad, met haar optorenende witte huizen en bladerloos geboomte, omgeven door sneeuw en ijs; op den voorgrond, in scherp contrast, de zwoegende, op Breughel-figuren gelijkende, sneeuwscheppers: enkele persoonlijke indrukken uit een groote collectie schoonheid. De Bibliotheek publiceert geregeld een en ander uit haar schatten in haar jaarlijksch tijdschrift: Documents paléographiques, typographiques et iconographiques publiés sous la direction de Henry Joly, dat bekostigd wordt door de Société des Amis de la Bibliothèque de Lyon. Naast haar duizendtal incunabelen, waarvan vele afkomstig zijn uit Lyon, dat na Parijs het groote centrum van de eerste boekdrukkunst was en de bakermat van het geïllustreerde boek, is de bibliotheek zeer rijk aan eerste drukken, kostbare uitgaven en plaatwerken uit de 16de en 18de eeuw. Bijzonder belangrijk is haar bezit aan versierde
boekbanden: de 16de eeuw vooral is goed vertegenwoordigd. Ik herinner mij o.a. een fraai uitgevoerde band, afkomstig uit de boekerij van Hendrik III. Deze vorst had een cultus aan den dood gewijd en men ziet op den omslag een skelet afgebeeld met een zandlooper in de hand, op een veld bezaaid met tranen. De uitgebreide collectie prenten en teekeningen (meer dan 25000 stukken) vormt op zichzelf een museum. Zij telt ongeveer 400 oorspronkelijke teekeningen van Fransche en buitenlandsche kunstenaars van de 16de tot en met de 18de eeuw. Onder de bijzondere verzamelingen is het locale fonds, dat op Lyon en omgeving betrekking heeft, belangrijk. Verder vindt men er veel oude geographie en reisboeken, eerste uitgaven van de beroemde 16de eeuwsche
| |
| |
Lyoneesche dichters, talrijke geschriften over het jansenisme, de vrijmetselarij, het illuminisme, een rijke documentatie betreffende Marat, honderden zeldzame brochures over de zijdeteelt en alles wat men heeft kunnen bijeenbrengen - boeken, handschriften en prenten - van hetgeen in Frankrijk omtrent den oorlog van 1914 verschenen is. Deze verzameling wordt echter overtroffen door de later gestichte oorlogsbibliotheek te Vincennes. Bezuiniging dwingt thans de bibliotheek zich tot bepaalde richtingen te beperken. Zij koopt voornamelijk werken over paleographie, miniatuur- en bindkunst. Literatuur in vreemde talen wordt zelden gevraagd en daarom nagenoeg niet aangeschaft.
Aldus blijven verleden en heden nauw aaneengeschakeld in het oude gebouw, met zijn oude verzamelingen, tot vreugd van den vriend der traditie, maar tot kommer van den Conservator, die in noodzakelijke hervormingen belemmerd wordt door een ondoelmatig gebouw. Het venerabele paleis, zoo prachtig van ligging, zoo rijk aan geschiedkundige herinneringen, is te hoog bejaard om den last van zijn schatten te kunnen dragen. Ware het slechts een boekenmuseum, dat zich bepaalde tot het hoeden van historisch bezit, dan zou men zich geen passender omgeving kunnen denken. Maar het jonge, het nieuwe dringt onstuimig op en stelt zijn eischen. Binnen tien jaar zijn de magazijnen overvuld, het plaatsgebrek wordt nijpend en men moet het moeilijke probleem van uitbreiding onder oogen zien. Moge het komende geslacht te Lyon een modern en grootsch gebouw zien verrijzen, dat de gemeentelijke bibliotheek, een van Frankrijk's vermaardste gebruiks-boekerijen, op waardige wijze zal huisvesten.
Men consulteere: Pol Neveux et Emile Dacier, Les Richesses des Bibliothèques provinciales de France (Paris 1932); H. Joly, La Bibliothèque de Lyon, in Revue des Bibliothèques nr. 12, Dec. 1929 (Paris 1929); Leopold Niepce, Les Bibliothèques anciennes et modernes de Lyon (Lyon-Genève-Bâle 1876); J.B. Vanel, l'Archevêché de Lyon (Lyon 1912).
C. Serrurier
|
|