De Gids. Jaargang 99(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Verzen De boeren 1. Op tafel het zwarte brood gelegd. De honger is onze laatste knecht. Op de velden de tarwe rijpt. Vertwijfelde hand die de sikkel grijpt. In onze schuren het hooi dat broeit, zorg die de slaap als een nachtlicht doorgloeit. Onze overvloed is onze ondergang. De tijden zijn somber. Hoe lang, hoe lang? Wij zetten de tanden in het brood: voor ons deze tijden, voor ons deze nood! Maar wij bidden tot onzen god voor onze kindren een beter lot. 2. Over de stervende hoeven staart het stroeve gelaat van God met de baard. [pagina 182] [p. 182] If winter comes De storm viel in de tuin, nu strekt het blad enkel wat naakte nerven in de morgen - het oud en grauw verhaal van alle kleine zorgen die ik met honderde anderen heb gehad. De koude sterren trekken in het duister van de novembernacht mijn horoscoop, ik hoor in slaap het loos verward gefluister van een met honderden gedeelde hoop. De steden gloeien na kortstondige dagen koortsig onder de witte winterval - daar wandel ik en droom bij vreemde vlagen zoals de honderden waarmee ik dood gaan zal. Titia van Apeldoorn Vorige Volgende