De Gids. Jaargang 99
(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
De vondsten uit den Romeinschen tijd in Zuid-HollandAan de Vliet op de hoeve Arentsburg onder Voorburg werden door Reuvens in 1829 opgravingen gedaan, die een uitgestrekte Romeinsche nederzetting aan het licht brachten. Hij dacht bezig te zijn op een plek, gelegen aan den zuidelijken weg, die op de bekende Peutinger kaart aangegeven is. Men was nl. vroeger stellig er van overtuigd, dat Leiden Lugdunum had geheeten om de overeenstemming in de namen, en dus moesten plaatsen zuidelijk daarvan liggende, aan bedoelden weg gezocht worden. Reuvens meende daarom Forum Hadriani gevonden te hebben en dat paste ook erg goed bij den tegenwoordigen naam Voorburg. Fruin, Pleyte en Blok ontkenden echter dat Lugdunum en Leiden bij elkaar behoorden en inderdaad is die overeenkomst in de namen slechts schijnbaar, want Lugdunum beduidt ‘veste van Lug’, terwijl Leiden beteekent ‘aan de weteringen’Ga naar voetnoot1). Zoodoende was Holwerda, die een kleine eeuw later het onderzoek van Reuvens voortzette, ontslagen van dat blok aan het been en kon hij vrij kiezen welken naam hij aan de opgegravene nederzetting wilde geven. Hij dacht er Praetorium Agrippinae in te mogen zien, hetgeen hij grondde op de volgende reden: De eenige plaats in Holland, waar belangrijke Romeinsche overblijfselen gevonden zijn, wordt dan geïdentificeerd met de eenige plaats in onze streken, die op de Peutinger kaart is geteekend met een figuurtje van grooter aanzien dan zelfs dat van NijmegenGa naar voetnoot2). Hoewel niet allen het met Holwerda eens waren omtrent de belangrijkheid, uitgedrukt door het bewuste figuurtjeGa naar voetnoot3), werd | |||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||
toch, onder den indruk van zijn groote prestaties, het denkbeeld vrijwel algemeen aangenomen. Slechts enkelen bleven van een andere gedachte, o.a. Blok en Byvanck. De eerste in verband met zijn meening omtrent de ligging van Lugdunum, dat hij zocht op de plaats van den BrittenburgGa naar voetnoot1), waaruit noodzakelijkerwijze volgde, dat Praetorium Agrippinae een weinig oostelijker daarvan gezet moest worden, omdat de afstand van Lugdunum tot P.A. op de kaart is aangegeven als te zijn 2 Gallische mijlen of 4,4 K.M. ten O. De laatste sloot zich niet aan bij Holwerda, omdat hij een andere voorstelling had van deze kwestie, voornamelijk om hetgeen men moet verstaan onder een praetorium en onder een forum. En inderdaad gaat men zulks na, dan lijkt het buitengesloten om bij Arentsburg iets anders te zoeken dan Forum Hadriani. Een praetorium was nl. een groot gebouw, waar voorname personen hun intrek namen als zij op dienstreizen waren; - dat zou niet zóóveel overblijfselen nalaten als bij Arentsburg zijn gevonden. Wel is dit het geval als er een forum was geweest. Zoo werd de plaats genoemd, waar de bewoners uit de omliggende dorpen ter markt gingen, en waar zij dus allicht ook beraadslaagden; het werd zoodoende het centrum in die buurt. Byvanck schrijft verder: ‘Ik acht het vrij wel zeker, dat deze nederzetting met Forum Hadriani op de kaart werd aangeduid, daar wij door een inscriptie weten, dat F.H. de voornaamste plaats was in Zuid-Holland’Ga naar voetnoot2). Dit forum droeg dus den naam van Hadrianus, die op tal van plaatsen een burgerlijk bestuur heeft ingesteld, en hier was dus een nederzetting, die ‘groot genoeg was om als bestuurszetel te dienen in een streek, die van de eigenlijke hoofdstad van het land der Bataven, Nijmegen, tamelijk ver verwijderd lag’Ga naar voetnoot3). Byvanck identificeert dus wat, volgens de historie, de voornaamste plaats in Zuid-Holland was, met de voornaamste ruïnen, aldaar ge- | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
vonden. Volgt men nu de gewoonlijk aangenomen voorstelling, dat Forum Hadriani lag tusschen Flenum en Lugdunum, dan kan daar hoogstens een knik in de wegstreep zijn geweest; - hoogstens, want al is er op die plaats een gat in de kaart, er is stellig geen ruimte voor een figuurtje. Wel geeft de kaart aan Forum Hadriani dus niet zulk een mooi teekeningetje als aan Praetorium Agrippinae, maar dit is volstrekt geen bewijs, dat het laatste een grootere of voornamere plaats is geweest; Vechten, dat wij immers kennen als een handelshaven van den eersten rang, is ook slechts aangeduid door een knik! Tusschen de denkbeelden van Byvanck en van Holwerda deed Schoo een bemiddelingsvoorstel, - althans bemiddelend wat Forum Hadriani en Praetorium Agrippinae betreft. Hij meende, dat beide namen bij dezelfde plaats behoord zouden hebben, waardoor tevens verklaard was, waarom er geen afstandscijfer bij Forum Hadriani staatGa naar voetnoot1). Stellig zou deze scherpzinnige vinding nog aannemelijker lijken, als het gelukte meer dergelijke dubbele benamingen op de Peutinger kaart op te sporen. Maar er is toch m.i. een bezwaar tegen Schoo's voorstel, nl. het ontbreken in de omgeving van Arentsburg, op een afstand van twee leugae, van een ruïnenveld, groot genoeg om daar aan Lugdunum te mogen denken. En dat zou toch zoo moeten zijn als F.H. en P.A. twee namen voor dezelfde ruïnen te Arentsburg waren geweest! Want aan die getallen voor de afstanden meen ik groote waarde te moeten toekennen, waarover straks meer. Daar nu Holwerda de toekenning van een naam aan Arentsburg baseert op het voorkomen op een onbetrouwbare kaart van een figuurtje, waarvan de beteekenis niet door alle kenners gelijk geacht wordt aan die, door hem verondersteld; daar ook tegen Schoo's meening bezwaren bestaan, terwijl Byvanck steunt op de toestanden, - zoo kan de keuze m.i. niet moeilijk zijn: ik althans ga met Byvanck mee, zoo lang geen grooter ruïnenveld in Zuid-Holland is gevonden dan dat van Arentsburg. Wie Praetorium Agrippinae op Arentsburg plaatst, moet natuurlijk in ongeveer westelijke richting wel Lugdunum zoeken: Holwerda dacht aan de Waalsdorpsche vlakte en Schoo meende Petit-Sint-Hubert als de plek te kunnen aanwijzen, omdat dáár | |||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||
twee oude wegen elkaar sneden, zooals Pabon zich datvoorstelde.Ga naar voetnoot1) Maar er werden in dien omtrek weliswaar vele vondsten gedaan, doch zij waren veel te gering in aantal en veel te verspreid om aan een grootere nederzetting te mogen denken.Ga naar voetnoot2) Schoo verdedigde zich hiertegen op de volgende wijze: ‘Onder plaats zullen wij daarbij echter niet aan een gesloten dorpsbewoning moeten denken, maar veeleer aan aparte hoeven en kleinere woningcentra, die waarschijnlijk dichter bijeen gelegen hebben aan de wegen, maar overigens verspreid zullen zijn geweest over het tegenwoordige Haagsche grondgebied.’ Hij wilde dan, dat onder Lugdunum te verstaan zou zijn: ‘in de eerste plaats de hoogte, die het middelpunt was van Holland, een soort navel des lands, zooals die ook elders hebben bestaan; in de tweede plaats in ruimeren zin de verspreide bewoning, die hier dichter opeengedrongen, ginds verder uiteengelegen in wijderen kring dit middelpunt heeft omgeven. Lugdunum of het Kijkduin zal als hart van een grootere landstreek allicht ook het verzameloord zijn geweest van dat gedeelte van het Bataafsche volk, dat het eigenlijke Holland bewoonde. Daarvoor diende in zekeren zin de centrale ligging en daarom was het ook middelpunt der wegen’Ga naar voetnoot3). Maar, zou ik willen vragen, wat geeft ons toch het recht om Lugdunum te verdenken, zich te hebben schuldig gemaakt aan een zoodanige afwijking van het gewone, hier te lande voorkomende type? Goed beschouwd is hetgeen Schoo geeft, toch niets anders dan een zeer gelukkig gevonden verklaring van het gemis eener geconcentreerde vondst van vele Romeinsche overblijfselen, als het uitgemaakt was, dat Lugdunum op Haagsch grondgebied geplaatst moest worden. Doch dat is geenszins het geval! Want niet alleen is het volstrekt niet zeker, dat Arentsburg Praet. Agrippinae is geweest, maar ook de oudheid van Pabon's wegen vond felle bestrijdingGa naar voetnoot4); en daarmede wordt het gewicht | |||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||
in den Romeinschen tijd van het snijpunt bij Petit-St.-Hubert van twijfelachtige waarde. Het bleek dus wel, dat de meeningen van Pabon, waarop Schoo steunde, niet onaanvechtbaar waren en Lugdunum volstrekt niet met zekerheid in de omstreken van 's-Gravenhage gezocht moest worden. Een opgegraven nederzetting bij Ockenburg onder Loosduinen moet ik eveneens afwijzen, hoewel die anders wel geschikt lijkt om voor Lugdunum gehouden te worden.Ga naar voetnoot1). Deze nederzetting ligt nl. niet op den juisten afstand van Arentsburg; zelfs in rechte lijn gemeten is die minstens 4 leugae in plaats van 2!Ga naar voetnoot2) Omgekeerd dan Holwerda en Schoo, zou ik deze stelling willen opwerpen: Omdat er op den afstand van 2 leugae van elkaar in de omstreken van Den Haag en Voorburg geen twee flinke plaatsen uit den Romeinschen tijd zijn aan te wijzen, ontken ik dat aldaar Praetorium Agrippinae en Lugdunum gelegen kunnen hebben! Ik maak dus de ligging van deze plaatsen geheel afhankelijk van het afstandscijfer dat de Peutinger kaart geeft, en inderdaad meen ik aan die getallen de grootste waarde te mogen toekennen, zoo lang zij niet gelogenstraft worden door een besliste aanwijzing, dat zij onjuist zijn. En zulks is, althans voor de genoemde afstanden, tot nog toe niet gebeurd. Hoeveel feilen op die Peutinger kaart ook gevonden mogen worden, toch is het duidelijk, dat men aan de cijfers meer heeft dan aan veel der andere voorstellingen. Terecht wijst immers Blok er op, dat de monniken, die telkens weer de kaart overteekenden, nog het best vertrouwd waren met de Romeinsche cijfers.Ga naar voetnoot3) En al is er eens een getal weggelaten, zooals waarschijnlijk bij Forum Hadriani, daarom zijn de andere nog niet onjuist, want het kan veel gemakkelijker gebeuren, dat iemand op zulk een groote kaart, een getal geheel weglaat dan dat hij het foutief overneemt. Ja, al was het bewezen, dat er wel eens een cijfer onjuist is, dan | |||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||
nog zou het verkeerd zijn, daarom alle andere te veroordeelen. Want daarbij is vooral niet te vergeten, dat er aan de getallen, die de afstanden aangeven op reiskaarten en in reisboeken, veel meer waarde gehecht moet worden dan aan andere, b.v. aan die, welke Ptolemaeus voor zijn breedte- en lengtegraden opgeeft! Als Holwerda dus in den 2den druk van zijn ‘Vroegste Geschiedenis’Ga naar voetnoot1) de gegevens van de Peutinger kaart voor vrijwel onbruikbaar verklaart, dan dient daarbij m.i. voor de getallen een uitzondering gemaakt te worden. Welken tijd die kaart ook moge voorstellen, de afstanden tusschen de verschillende plaatsen is natuurlijk gelijk gebleven, en al zullen de nederzettingen in de 400 jaren van de Romeinsche heerschappij haar op- en ondergang hebben gekend, er is toch een tijd geweest, waarin Lugdunum en Praetorium Agrippinae flinke plaatsen waren, die daarmee overeenstemmende overblijfselen in den grond hebben achtergelaten. Zoodat ik maar wil zeggen, dat met Holwerda's wantrouwen niet kan bestreden worden mijn stelling: Omdat in de omstreken van Den Haag-Voorburg geen twee flinke Romeinsche plaatsen zijn gevonden op een afstand van ±4½ K.M. van elkaar, kan dáár noch Praetorium Agrippinae, noch Lugdunum gelegen hebben. Geheel anders dan Holwerda en Schoo staat Byvanck tegenover de kwestie van de opsporing van Lugdunum! Uitgaande van zijn denkbeeld, dat men Arentsburg voor Forum Hadriani moet houden, zou men van uit die plek kunnen gaan meten, indien op de Tabula het afstandscijfer van Forum Hadriani tot Lugdunum niet ontbrak! Daarom zou ik willen rekenen van af de andere vastgestelde plaats in deze streken, n.l. Alfen, dat wel zonder twijfel Albinianae is geweest. Voorbij Albinianae is het eerste station Matilo, thans Roomburg; van hier zou men kunnen gaan langs het kanaal van Corbulo (de Vliet) of langs den Rijn. Maar bij het eerste is niets opgegraven tot Arentsburg toe, terwijl er toch op dien weg een paar stations op de kaart zijn aangegeven, n.l. Praetorium Agrippinae en Lugdunum; daarentegen vinden wij langs den Rijn telkens op de gegeven afstanden, overblijfselen, die zich best leenen om er de genoemde plaatsen mee te identificeeren. Praet. Agrippinae wordt dan | |||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||
Torenvliet, oost van Valkenburg, Lugdunum wordt Klein-Duin bij Katwijk-aan-ZeeGa naar voetnoot1). Wij krijgen dus dit schema:
Hierbij dient opgemerkt te worden, dat: 1e, de afstanden langs den weg natuurlijk iets grooter worden dan die in rechte lijn gemeten zijn; 2e, Byvanck niet neemt Roomburg-Torenvliet maar Roomburg-Valkenburg, welk dorp iets westelijker ligt dan Torenvliet, waardoor de afstand Roomburg-volgend station iets grooter wordt, die tot Katwijk iets kleiner; 3e, daar de opgaven van de Peutinger kaart alleen geheele leugae geven en gedeelten verwaarloosd zijn, heeft men een speling van ½ leuga meer en een ½ leuga minder, dus van ± 2 K.M. Dit in aanmerking nemende, meen ik te mogen zeggen, dat de afstanden uitnemend met elkaar kloppen! Intusschen is het jammer, dat het afstandscijfer van Forum Hadriani tot Lugdunum op de Tabula ontbreekt; men zou anders met nog meer zekerheid kunnen spreken door controleering van den afstand Arentsburg-Katwijk! In het geding over de ligging van Lugdunum werd ook gebracht door Huizinga de Romeinsche mijlpaal bij Monster gevonden. Uitgaande van de praemisse, dat de paal gevonden is op | |||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||
de oorspronkelijke standplaats, trekt hij een cirkel met Monster als middelpunt en met een straal van XII leugae om zoodoende de plaats te bepalen, waar Lugdunum zou hebben kunnen liggen. Omdat het getal op zulk een steen vermeld nooit den afstand aangeeft tusschen twee willekeurige plaatsen, maar altijd dien tusschen de standplaats en de hoofdstad van de civitas of een andere voorname nederzetting, waar een groote weg begon, denkt hijGa naar voetnoot1) nl. dat het getal betrekking had op den afstand van de vindplaats tot Lugdunum. De hoofdstad Nijmegen ligt natuurlijk veel te ver van Monster om aan XII mijlen te mogen denken, daarom neemt hij Lugdunum, dat hij wil beschouwd zien als te zijn een caput viae. Uit de vermelding in het Itinerarium Antonini als caput Germaniarum zou men kunnen afleiden, dat het, evenals Lyon, het caput Galliarum, ook een caput viae zou zijn geweestGa naar voetnoot2). Maar Blok wilde daar nooit aan en beschouwde het als de uiterste punt van GermaniëGa naar voetnoot3). Ook wijzen de lettersGa naar voetnoot4) van den steen niet op Lugdunum, en Huizinga moet dus het volgende daarover in het midden brengen: 1e, Lugdunum kan ook onder een anderen naam bekend hebben gestaan; 2e, de blijkbaar onbekwame steenhouwer heeft fouten kunnen maken; 3e, wegens ‘het niet uitgedrukt zijn van het uitgangspunt’ is het niet uitgesloten door die letters, dat de afstandsbepaling toch Lugdunum geldtGa naar voetnoot5). Byvanck denkt er anders over en vermoedt, dat die XII mijlen niet heenwijzen naar Lugdunum, doch naar de voornaamste plaats in de buurt, nl. Forum Hadriani, en maakt dan uit de letters AM(osa) a(d) F(orum) C(anninefatium), waarbij Forum Canninefatium de naam is voor de nederzetting, die elders Forum Hadriani heet. Hij werpt echter deze vernuftige oplossing zelf omver door te vermelden, dat er weliswaar enkele Romeinsche mijlpalen bestaan met rivieren of den Oceaan als eindpunt, maar dat dit eigenlijk gedenksteenen zijn, die den aanleg van een ge- | |||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||
heelen weg door den een of anderen keizer memoreeren. De aanduiding van den afstand betreft dan dien geheelen weg en het opschrift draagt meer het karakter van een stichtingsoorkonde dan van een wegwijzerGa naar voetnoot1). Zoo schijnt het dus weinig waarschijnlijk, dat de Maas het uitgangspunt is geweest! Schoo wil uit de letters lezen: A M(osa) a(d) F(orum) (et) C(astra), dus: ‘Van de Maas tot Forum en Legerplaats’, en ziet, in overeenstemming met zijn denkbeeld, dat Forum Hadriani en Praetorium Agrippinae twee namen voor dezelfde plaats zijn, in Forum het eerstgenoemde, en in Castra het tweedeGa naar voetnoot2). Evenwel hierbij geldt toch hetzelfde bezwaar, waarmee Byvanck zijn eigen lezing verwierp, nl. dat als uitgangspunt een rivier genoemd zou zijn? Op geen van deze manieren is zoodoende eigenlijk iets bereikt! Nu nemen echter alle drie aan, dat de steen op de oorspronkelijke standplaats gevonden is en juist dit meen ik te moeten betwijfelen. Huizinga schrijft daaroverGa naar voetnoot3): ‘Immers, hetzij men aan een roding van duin- of geestgrond of aan een ingepolderd terrein denkt, in den onontgonnen bodem kan de steen bezwaarlijk zijn terecht gekomen, wanneer daar niet zijn oorspronkelijke standplaats is geweest’ Ik zou de opmerking willen maken of het vinden in onontgonnen grond niet omgekeerd een bewijs is, dat de steen daar niet door de Romeinen is geplaatst! Zouden zij een afstandswijzer hebben gezet op een woeste plek, of zouden zij dat gedaan hebben bij hunne sterkten of bij de inheemsche nederzettingen? Toch zeker niet op een terrein, waar niemand kwam? En hoe gemakkelijk is het zich voor te stellen, dat zulk een paal terecht is gekomen b.v. in een later ingepolderde streek! Het oude materiaal werd immers telkens weer gebruikt o.a. voor huizenbouw; welnu, kan dan niet de steen vervoerd zijn met een schuit, die verongelukte op een of andere plas in de buurt van Monster, of op den Maastak, die geloopen moet hebben van Heymond over Monster naar Ter HeydeGa naar voetnoot4)? Huizinga noemt toch zelf ‘een (later) ingepolderd terrein’? | |||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||
Als mijne meening, dat de steen niet gevonden is op de oorspronkelijke standplaats, de juiste is, dan zou de opvallende overeenkomst van het aantal mijlen op den steen en op de Peutinger kaart bij Flenum de aandacht verdienen! Mocht het worden aangenomen, dat dit getal XII van steen en kaart op denzelfden weg betrekking had, en heeft de paal dus bij Flenum gestaan, dan ware er een verklaring der letters te geven, waarbij slechts bij één letter aan een fout van den onkundigen steenhouwer gedacht behoeft te worden, nl. bij de M, die een F of FL had moeten zijn. Mijn lezing zou zijn: A F(leno) A(d) F(orum) C(anninefatium), dus: Van Flenum tot Forum der Canninefaten. Dit Forum Canninefatium neem ik dus over van Byvanck, want Schoo's tegenwerping dienaangaande kan ik niet deelen. Deze meent, dat het onwaarschijnlijk is als zou vlak bij een Bataafsche nederzetting, d.i. Lugdunum, een Canninefaatsche gelegen hebbenGa naar voetnoot1); doch zulks is juist nog heden dikwijls het geval, waar volksstammen naast of door elkaar wonen, en hier, in het westen van het Bataafsche eiland, woonden ook Canninefaten, zooals Tacitus mededeelt. Het is nu verder wel eigenaardig, dat gemeten over Heymond, waar de Corbulo-gracht in de Maas mondde, de afstand van Vlaardingen tot Voorburg ongeveer 12 leugae of 26½ K.M. is! Voor hen, die in Flenum Vlaardingen hebben willen zien, zal het opschrift van den mijlpaal, op bovenvermelde wijze verklaard, stellig een bewijs te meer zijn voor de juistheid van Byvanck's vermoeden in zake Arentsburg en daarmee voor de ligging van van Lugdunum en Praet. Agrippinae aan den Rijn. Summa summarum noem ik dan ook de voorstelling van Byvanck de meest aannemelijke; maar zekerheid daaromtrent zal eerst verkregen zijn wanneer het gelukt inscripties te vinden als in Fectio en Albiobola. De veilige weg om een rectificatie te ontgaan, is dus wel die Holwerda bewandelt, waar hij, in de tweede uitgave van zijn Nederlands vroegste geschiedenis, schrijft: ‘wij moeten berusten in de naamloosheid onzer Romeinsche nederzettingen, tevreden, dat ons de geschiedenis der Romeinsche occupatie zelf steeds duidelijker voor oogen is komen te staan/rs
H. Hettema Jr. |
|